De hemel is niet ergens buiten ons

Overweging bij Psalm 47,  Efeziërs 1:17-23 en Handelingen 1:1-11

Gemeente van de Opgestane Heer

Ik geloof dat het tijdens een huiskamergesprek was, dat een van de aanwezigen vertelde over haar zoon. Die had, zoals vijfjarigen wel vaker doen, zomaar uit het niets iets gezegd over een gedachte waar hij blijkbaar al een tijdje op had lopen broeden. Hij zei dat hij het wel jammer vond dat God dood is. Wat vind je jammer? Vroeg zijn moeder. Nou, antwoordde haar zoon, God is dood- want hij is toch in de hemel? Natuurlijk is dat -voor een kind- helemaal geen gekke gedachte. Zeggen we over overleden mensen immers niet dat ze in de hemel zijn? En over God zeggen we dus precies hetzelfde! Oké, er is hier sprake van spraakverwarring, want “in de hemel” kan meer dingen betekenen. God in de hemel betekent toch niet god is dood? Of… wijst deze manier van spreken toch op iets waars, namelijk dat we God met de hemel een plek toewijzen aan de zijlijn, een plek die er niet zo toe doet?

Wat doet ertoe? Lucas schrijft daarover. Als de leerlingen staren naar de plek waar Jezus aan hun blik onttrokken is, staan er plotseling twee witte gestalten bij ze. “Wat staan jullie naar de hemel te kijken?” Ze moeten blijkbaar een andere kant op kijken. Niet naar boven maar voor zich uit. Hun weg gaat door de wereld, daar moet het gebeuren. Daar moet je God verwachten. Alle ontmoetingen met de opgestane Jezus waar Lucas het over heeft, wijzen op hetzelfde. Ze wijzen erop dat we, in deze tijd na Pasen, met een levende God te maken hebben die deze wereld mee wil nemen in de beweging van Opstanding. Deze wereld, hier en nu. Net als met Pasen wordt onze blik met Hemelvaart op het leven gericht.

Is de dag van Hemelvaart een feestdag waard? Pasen en Kerst, daar voelen we ons nog wel bij betrokken. Maar bij Jezus die op een wolk stapt en weggedragen wordt, of in ieder geval zomaar in een wolk verdwijnt, ineens onzichtbaar wordt; wat moet je daarbij voelen? Alleen als je er iets bij voelt dan is het werkelijk zinnig. Dat Hemelvaart ons niet zoveel zegt, komt misschien wel doordat ook hier onze verbeelding ons parten speelt. We stellen ons de Hemelvaart waarschijnlijk voor als een enkele reis van Jezus naar het hiernamaals, naar de plek die hemel heet. We denken aan Jezus in de hemel als “op een bepaalde plek hier ver vandaan”.

De bijbelschrijvers en -schrijfsters dachten daar heel anders over.

Om dat te laten zien, lazen we de brief van Paulus aan Efeze en Psalm 47. Op hun eigen manier laten ook Paulus en de Psalm ons ophouden met naar de hemel te staren en laten ze ons met andere ogen naar het leven in deze wereld kijken. In de Psalm wordt gezongen: de God van Abraham is de koning van heel de aarde. Het heeft dus iets te maken met het geloof dat God de wereld in haar handen heeft. Dat hij verheven is boven de machten die op aarde de dienst uitmaken. De troon van God staat niet in de wolken, of hoger dan de blauwe luchten. Als we bidden Onze Vader die in de hemel zijt, betekent dat: alles is in zijn macht. Het is overigens behoorlijk bijzonder dat de Psalmist, als lid van een relatief machteloos volk, zijn God alle macht (niet almacht) toedicht.

Wanneer Paulus over Christus in de hemelsferen schrijft, zittend aan de rechterhand van God, gaat het ook over ‘alles is in zijn macht’. Het woord Christus is op zichzelf al een eretitel die koning van de kosmos betekent. Paulus leent in zijn beschrijving over de hemelsferen trouwens beeldtaal uit de mystiek van zijn tijd. Er is een soort rangorde in sferen, en de hemelsferen staan daarin boven de aarde. Machtiger. De krachten op aarde zijn minder sterk dan die van de wezens die in de hemelsferen zijn. Maar via Christus, stelt Paulus zich voor, zijn we als met een soort navelstreng verbonden met die hemelsferen al zijn we op aarde. De negatieve krachten hebben geen vat meer, zijn in elk geval geen reden om het bijltje erbij neer te gooien. De volgelingen van Christus noemt Paulus ook wel het lichaam van Christus. Nou, dat lichaam staat met beide benen op de aarde, maar heeft het hoofd in de hemelsferen. Daardoor durven de volgelingen van Jezus de wereld te zien als een plek waarin de dood niet het laatste woord heeft. Naar de hemel blijven staren? Nee! Naar de aarde kijken met andere ogen.

Die leerlingen op de Olijfberg zijn wij. De witte gestalten roepen dus ook naar ons dat we niet naar de hemel moeten blijven staren. Ze roepen ons op om naar de aarde te kijken als de plek waar het God om te doen is. Hoe kan het ook anders: de aarde is niet los van God en is nooit los van God geweest. De wereld doet ertoe, in deze wereld is het Pasen geworden. Uit de verbondenheid met de Levende kunnen we dus de kracht putten om het uit te houden in het gevecht om ons eigen leven. En in het gevecht om op de been te blijven als de dood ons treft. En in het gevecht om anderen te ondersteunen in hun strijd tegen afbraak en verdeeldheid.

God is niet in de hemel alsof hij in een hiernamaals is. En Jezus is met zijn Hemelvaart niet vertrokken naar een plek ver weg. De hemel staat niet buiten de aarde. De hemel is om ons heen, als de sfeer waarin de leven-schenkende macht van God op ons inwerkt. Geloven vraagt wat verbeeldingskracht; maar wie zich in de navolging van Christus verbindt met de God die sterker is dan de dood, die kan het leven misschien ietsje beter aan.

Amen