Overweging bij 1 Timotheus 3 en 1 Timoteus 4
[Eerst toont de voorganger de afbeelding hierboven, en leest voor wat er staat]
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
‘Ik zal de leden van de kerkenraad even goed aankijken als ik de lezing doe,’ mailde de lector van vanmorgen mij grappend over de tekst uit de brief die te lazen. Nou is een geintje vrijwel altijd een seintje en ook hierin zit natuurlijk een kern die aan de werkelijkheid raakt. De auteur van de brief schrijft aan Timotheüs, die elders ook wel Titus wordt genoemd, en geeft hem zijn beeld van wat goed leiderschap over een kerkgemeenschap inhoudt. Je leest in de brief over verschillende mensen met gezag: over oudsten, over diakenen, en over Timotheus zelf die leiding aan de gemeente geeft.
In naam is er weinig veranderd. Een ander woord voor oudste is ouderling, en die naam hebben we nog voor de mensen die toetreden tot het kerkbestuur. Diakenen besturen ook mee en hebben vooral de taak om materieel armoede te verhelpen. Of Timoteus’ rol dan samenvalt met de ‘dominee’ van nu, dat weet ik niet. En eigenlijk weet ik ook niet of dezelfde naam voor de rollen betekent, dat ze ook dezelfde rol hadden, die mensen.
Het is dus de vraag, sorry lector, of je het organisatiemodel van de vroege gemeenschap waarover het gaat, gelijk kunt stellen aan het model waarop onze huidige organisatie is gebaseerd. In de Timoteusbrief wordt niet ingegaan op de taken van de diaken en de oudsten bijvoorbeeld.
De brief is vermoedelijk geschreven in een tijd dat de christelijke gemeenschappen nog volop in ontwikkeling waren. De vroegste christelijke gemeenschappen waren huisgemeentes. Joden en niet-joden kwamen bij elkaar om de verhalen over Jezus met elkaar te delen, en de brieven van Paulus te lezen, maar ook om samen te eten en elkaar te helpen en moed in te praten. Ze vonden elkaar als groep binnen een groep, als inwoners van dezelfde stad of streek.
Maar zoals dat bij elke groep gaat, die groter wordt, moest er op den duur meer georganiseerd en gecoördineerd worden. Mensen bij wie die taken paste, namen ze op zich. Ze namen zelf initiatief. Of ze werden gevraagd omdat anderen wisten dat ze het konden.
Naarmate de organisatie groter en ingewikkelder werd, was er behoefte om de rollen en taken duidelijk te verdelen. En de dingen op dezelfde manier te doen, de manier die het beste paste of werkte.
Op die manier groeit een informele groep als die maar groot genoeg wordt en lang genoeg bestaat en een bepaald doel heeft in de wereld, op den duur uit tot een ‘organisatie’ met vaste afspraken over wie wat doet, en met ideeën over hoe je samen bepaalt welke kant je op wil.
Het is, omdat het christendom in het begin een stroming binnen het jodendom was, logisch dat de organisatie van de zich ontwikkelende gemeenschappen leek op de organisatie rond de synagoge. Ook daar kwamen mensen bij elkaar om samen van oude verhalen te leren. Het belangrijkste verschil: de joodse gemeenschap was exclusief voor joden, de christelijke gemeenschap stond ook open voor niet-joden. En de volgelingen van Jezus hadden natuurlijk in het kersverse levensverhaal van Jezus en de brieven van Paulus een nieuwe interpretatie van het oude verhaal van God en mensen in handen.
Dus er kwam ook binnen de christelijke gemeenschappen die bij mensen thuis samenkwamen een spirituele kant om de hoek kijken. Wat je samen deed moest wel passen bij wat je geloofde dat God wilde dat je deed. Van de leiding van de christelijke gemeenschap moest je er dus wel op aankunnen dat ze de boel runden op een manier die God een plezier deed. Ze kregen gezag op basis van wat ze wisten en op basis van wat ze konden en op basis van degene van wie ze het geleerd hadden, en bewezen dat in de praktijk.
Even tussen haakjes: ze kregen gezag. Het is heel belangrijk om te weten dat mensen geen gezag hebben, maar krijgen. Wij geven onze leiders gezag en daarmee zeggen we: een stukje van de verantwoordelijkheid voor mijn lijf en leden en voor ons voortbestaan als groep mensen geven we jullie in handen. We vertrouwen erop dat jullie daar goed mee omgaan, en in ruil daarvoor gaan we de richting op die jullie ons wijzen. Gezag is dus gegeven, en moet gecontroleerd worden. Wanneer is een leider een goede leider? Als ze weet hoe het moet, als ze het kan, als het onder haar leiding de goede kant uitgaat? Nee, het gaat nog een stapje verder denk ik, je wilt dat zij of hij bepaalde waarden en principes laat zien, toch?
De schrijver van de brief aan Timotheüs heeft wel een idee van wat goed leiderschap inhoudt. Oefen jezelf in een vroom leven. Breng de waarden waarin je gelooft steeds weer in je bewustzijn, zoals je ook je spieren en vaardigheden heel bewust oefent tussen de lijnen van het sportveld, om er in het dagelijks leven makkelijk toegang toe te hebben.
Zowel voor Timotheüs als voor de diakenen in diens gemeenschap geldt, schrijft hij, dat ze leiding moeten geven aan de gemeente zoals ze ook leidinggeven aan hun eigen huisgezin. Blijkbaar lijken die twee op elkaar. De eerste gemeentes kwamen bij elkaar in het huis van een van de welvarende leden natuurlijk. Maar ze lijken ook op een andere manier op elkaar.
En dat is als je het nader bekijkt eigenlijk niet zo gek. Van nature zijn we als mensen ingesteld op het opgroeien in een gezin. En in een gezin kom je andere mensen tegen net als in de wijdere gemeenschap om je heen. Je leert dat samenleven bestaat uit geven en nemen. Je leert over verantwoordelijkheid en zelfstandigheid, verantwoording nemen voor je eigen hachje en voor de groep als geheel. Je leert dat je met elkaar verbonden bent en wat dat betekent. Elke organisatie lijkt in die zin op een gezin, een familie.
Er zit in deze manier van kijken naar de kerk, naar de gemeenschap van volgelingen van Jezus ook een opdracht denk ik. Want van nature gaat de familieband niet alleen over verantwoordelijkheid nemen voor jezelf en de groep, maar ook over waardering, zorgzaamheid, liefde en respect.
Van nature hoort bij een gezin dat je elkaar de gelegenheid geeft om te groeien en te leren hoe je dat doet, dat superingewikkelde: mens zijn in een verband van mensen. Ook al hebben we dat niet allemaal gehad, allemaal voelen we denk ik wel dat het erbij hoort.
Ook al zijn wij als gemeenschap groter dan een huisgemeente, wat het best een beetje lastiger maakt, toch geldt ook ons de opdracht om elkaar als familieleden te behandelen. Elkaar het krediet te geven om fouten te maken. Bezorgd te zijn om elkaar. Interesse te hebben in ieder van ons, én het belang van het hele gezin voor ogen te houden.
En hoe geef je leiding aan een gezin als dit? Je kunt een tekstbordje neerzetten op de kast in de woonkamer. Maar dat heeft alleen zin als de woorden bevestigen wat je in het dagelijks leven doet. Timoteüs krijgt de opdracht om een voorbeeld te zijn. Als je van mensen hoort hoe ze bepaalde waarden van hun ouders hebben meegekregen zeggen ze dat ook altijd: het is me voorgeleefd.
Dat is dus iets waaraan we elkaar mogen houden, de leiders van iedere organisatie inclusief de kerk, inclusief mezelf. Ben je een voorbeeld in wat je zegt, in je levenswijze, in liefde, geloof en zuiverheid – wat er met dat laatste ook bedoeld wordt? Laat dat misschien ook de waarden zijn op grond waarvan we de leiders van onze wereld gezag geven. Dat ze de mensheid tegemoet treden als was het hun gezin.
Het is heel simpel: “in dit huis…”
Amen