Overweging bij Exodus 14:15-31
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Angst is een slechte raadgever, zeggen ze. Maar in de bijbellezing vanmorgen zien we dat dat makkelijker gezegd is dan gedaan. Want natuurlijk ben je soms bang. Het kost moeite en kracht om dan te blijven vertrouwen. Het is een gevecht met jezelf, dat gevecht om vertrouwen en doorgaan.
Ik sterf liever staande, dan dat ik knielend leef. Zo ongeveer luidde het levensmotto van journalist Peter de Vries, dat bekend werd toen hij was vermoord. Hij had naar dat motto geleefd, ook als rechtvaardigheidsgevoel hem in onveilige situaties bracht. Mensen bewonderden hem erom. Het vraagt moed om niet te zwichten voor mensen die je met angst hun wil proberen op te leggen. Geen slaaf te worden van je angst.
Angst is een slechte raadgever.
Gevoelens van bewondering voel je als een ander iets doet wat jij denkt dat je niet kunt. Kom er maar eens om: kalme moed vinden in een tijd van crisis. Rust te bewaren in de storm. Je hoofd koel houden tijdens een verhitte discussie. Vooral niet in een kramp schieten, vanuit die kramp reageren of vanuit de heup schieten, vanuit een reflex uithalen als je je in het nauw gedreven voelt of als iemand je op dat ene pijnlijke stuk of gevoelige plekje wijst. Angst mag dan een slechte raadgever zijn, angst is wel een razendsnelle raadgever…
Wat is de raadgever van farao en zijn hovelingen? De Israëlieten zijn gevlucht uit Egypte. En zodra farao en zijn hovelingen dat horen, krijgen ze spijt. Je zou iets anders verwachten in een land dat al zijn oudste zonen in een klap is kwijtgeraakt. Je verwacht rouw en weeklagen. Misschien een reflex van blinde woede naar dat volk van die Mozes met zijn God die hiervoor verantwoordelijk is. Maar nee, de schrijvers stellen dat ze spijt krijgen over de economische gevolgen: ‘Hoe konden we Israël zomaar laten vertrekken? Nu zijn we onze slaven kwijt.’
Even een kleine kanttekening: het gaat hier niet om historische gebeurtenissen, het is een verhaal, het is literatuur. Literatuur schrijft niet voor wat je moet doen, hoe het zou moeten zijn, maar weerspiegelt de werkelijkheid zoals die kan zijn.
Een vreselijke werkelijkheid van alle tijden is, dat machthebbers de dood van de kinderen van hun land op de koop toe nemen als het om het behouden of vergroten van hun macht en invloed en hun aanzien gaat. Consequent spreekt Exodus in het verhaal over farao en zijn hovelingen die bepalen. Dat zijn de koning en de priester-ambtenaren, niet de burgers van het land. Natuurlijk is het normaal dat het groepsbelang soms ten koste gaat van het individuele belang… maar hier lijkt het meer op de tegenstelling van onze tijd. Waarin de rijkste 2 procent volstrekt losgezongen lijkt te zijn van elk besef dat de overige 98 procent uit medemensen bestaat. Die het zonder blikken of blozen verdragen dat anderen diep moeten buigen opdat zij overeind kunnen staan. Anderen sterven knielend zodat zij staande kunnen leven, hoe verwrongen wil je het hebben.
Wat de raadgever van de farao en zijn hovelingen ook is… ‘Nu zijn we onze slaven kwijt.’ En ze jagen achter het volk aan. Met 600 strijdwagens, high tech oorlogsmaterieel in die tijd, bemand met de beste officieren.
Waarom noemen de schrijvers dat? Nou, als alwetende vertellers (zij weten al wat er straks komt) zoomen ze daar even op in, dikken de macht van dat leger eventjes aan om de klap die het straks zal krijgen extra indrukwekkend te maken. Daarmee spelen ze onder 1 hoedje met de god van het verhaal, waarvan we vorige week al lazen dat die alles wat er gebeurt zelf in de hand heeft met als doel heeft zijn indrukwekkende macht aan de wereld te kunnen laten zien.
600 strijdwagens met de beste officieren jagen op een ongewapend volk. De oeroude tegenstelling tussen groot en klein, macht en kwetsbaarheid. En het verhaal speelt dan met het eveneens oeroude motief dat het onvermijdelijke niet altijd gebeurt. Het is niet altijd een snelle hardloper die de wedloop wint (denk aan de schildpad en de haas) en niet altijd een sterke held de strijd (denk aan David en Goliath). Soms winnen de kleinen van de groten. Met een scherpzinnige list. Zoals David die met een langeafstandswapen het strijdperk betreedt terwijl Goliath op een man-tegen-man-gevecht rekent. Of ze winnen met hulp uit onverwachte hoek. Hulp van God.
De Israëlieten waren vastberaden vertrokken, vertelt het verhaal. Opnieuw zie je hier de alwetende vertellers aan het werk. Dat woordje vastberaden is belangrijk. Het dient opnieuw om de tegenstelling aan te zetten. Want de tegenstelling kan niet groter als ze het leger zien naderen. Hun vastberadenheid maakt plaats voor doodsangst. Luidkeels roepen ze God om hulp en ze richten hun angstige boosheid op Mozes. Had ons toch met rust gelaten in Egypte. Dat terugverlangen naar hun slavernij is niets anders dan de wil tot leven. Het is altijd beter te leven op je knieën dan staande te sterven.
Als angst je raadgever is, is dat een heel begrijpelijke reactie. Dus wanneer Mozes tegen ze zegt: wees niet bang, dan vraagt hij heel wat van ze. De mensen zitten in doodsangst bij de aanblik van dat aanstormende leger, en dan zegt hij ‘wees niet bang’ Ze zitten als ratten in de val en hij vraagt ze rustig af te wachten en te vertrouwen op God. ‘Die zal voor jullie strijden, je hoeft zelf niets te doen.’
Misschien bad Mozes daarna wel tot God, want God zegt in het verhaal tegen hem ‘waarom vraag je mij om hulp, trek verder’! Met andere woorden: wat sta je daar nu te staan, trek verder! Ga door! Vertrouwen op God is blijkbaar ook een kwestie van doorgaan ondanks onzekerheid. Niet bevriezen maar doorgaan op de gewezen weg, omdat het de goede weg is.
Dat is het grote voordeel van een motto. Dat is het grote voordeel van een traditie, van een gemeenschap om je heen, van een doordachte morele code: die houdt je op gang en op koers als je het even zelf niet weet. Hij is je raadgever als tegenstem van die andere raadgever angst en zorgt dat je uit je verstarring ontwaakt.
En hier is dus ook die andere stem die zegt: waarom vraag je mij om hulp, trek verder. Alsof het vanzelfsprekend is, je ervan mag uitgaan dat het vanzelfsprekend is dat God helpt. Je hoeft dat niet te vragen.
En zie, er opent zich een weg. Mozes heft zijn hand boven het water en er opent zich een weg. Een weg door de nacht, door de zee, een weg door de dood. Een weg vooruit, want als het ochtend wordt, het begin van een nieuwe dag, strekt Mozes zijn hand opnieuw over het water en het vloeit terug. Zoals het ochtendlicht een verlossing kan zijn als je de hele nacht met je demonen hebt liggen worstelen, zo is het ochtendlicht hier een verlossing voor het volk. Hun kwelgeesten blijven achter in de nacht, blijven achter in het water, dreiging tot dreiging, chaos keert tot chaos terug. Zoals je heel soms middenin de angst het vertrouwen kunt voelen.
Ik realiseerde me dat het terugvloeien van het water een moment van overwinning is. Maar tegelijkertijd sluit het ook iets af. Het water achter hen met op de oevers de aangespoelde Egyptenaren betekent ook dat er voor de Israëlieten geen weg meer terug. Ze zijn Gods volk potdikke. Ze zijn niet voor slavernij bedoeld! Betekent dat vrije leven een makkelijk leven? Nee, absoluut niet. Leven blijft angstaanjagend met honger, dorst, ziekte, vijanden en dood. En het is de meesten van ons niet gegeven om steeds de kalmte te bewaren en het hoofd koel te houden en de moed niet te verliezen. Ze zijn Gods volk en dat zullen ze voelen ook, vrijheid is een gave en een opgave. We zijn niet voor slavernij bedoeld, en andere mensen ook niet. Hoe moeilijk dat het leven soms ook maakt.
Amen