Overweging bij Lucas 15
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
We hoorden een rijtje van drie gelijkenissen waarin steeds iets kwijtraakt en gevonden wordt. We weten niet of Jezus ze in drieslag heeft verteld, misschien heeft Lucas ze in zijn collage van de levensweg van Jezus wel bij elkaar geplaatst.
Hoe dan ook zijn de drie verhalen typisch Jezus. Allereerst in hun vorm, want Jezus koos net als andere leraren graag het gereedschap “verhaal” om een boodschap over te brengen. Een verhaal, als je het goed vertelt, zorgt dat het publiek in z’n verbeelding meegenomen wordt, en van binnenuit de gevoelens en dilemma’s van de personages meemaakt. Dan komt de boodschap dieper binnen, en wordt er op een andere manier geoordeeld dan als je van een afstandje naar een bepaalde gebeurtenis of stelling kijkt. Het leven is rommeliger dan we denken.
Ook in hun inhoud zijn ze typisch Jezus, want ze gaan over het alledaagse leven van gewone mensen die keuzes moeten maken op basis van wat ze concreet overkomt. Het alledaagse rommelige leven.
En dat leven, het leven van de massa, want de meeste mensen hebben niet het privilege om zich de hele dag bezig te houden met godsdienstige meditaties en bijbelstudie en ethische discussies, zoals bijvoorbeeld het genootschap van Farizeeën dat wel kon doen; dat leven is waar Jezus zich in beweegt.
Als een Majoor Bosshardt op de wallen tussen hoeren zwervers en penoze zit Jezus aan tafel met “tollenaars en zondaars”. Nou, bij de Farizeeën en ook de schriftgeleerden leidt dat tot gemor. Dit hoort niet, want… en ze zullen ongetwijfeld allerlei bijbels gefundeerde leefregels hebben weten aan te halen over hoe God een heilig leven verwacht en dat wie z’n leven heiligt zich niet verontreinigt en dat betekent dat je je niet inlaat met mensen die de reinheidsregels overtreden.
Dit hoort niet want waar je mee omgaat, daar raak je mee besmet. En er waren dan allerlei categorieën mensen die je maar beter ver van je weg hield, die je op afstand moest houden alsof ze melaats waren. Oh en bij melaatsen bleef je ook uit de buurt natuurlijk.
In ons taalgebruik is Farizees een negatief woord geworden voor zo streng in de leer dat andere mensen eronder lijden. Maar als je naar de geschiedenis van het christendom kijkt, naar religie ueberhaupt, dan zit in de manier waarop mensen met godsdienst, ideologie en aanverwante regels en tradities omgaan altijd het gevaar of de neiging tot zuiverheid. Men meent de ware leer te hebben ontdekt, vertaalt die naar een bepaalde manier van leven en denken en geloven en handelen, en gaat daar zo enthousiast mee aan de slag dat er een scheiding geschapen wordt tussen goed en fout, tussen wij en zij. En elke keer opnieuw, tot op de dag van vandaag, sneuvelen daardoor relaties, worden vriendschappen beschadigd, familiebanden verbroken, en het kost zelfs levens.
Die ernst, dat idee dat de wereld gevormd moet worden naar jouw idee, geregeerd door jouw ideaal, jij weet wat God wil. Het is die ernst die maakt dat de Farizeeën en schriftgeleerden morren bij het vrolijke tafereel van mensen die samen de maaltijd delen. Hoe herken je een fanaticus? Aan de afwezigheid van humor en vrolijkheid. Het enige vermaak dat die zich toestaat is leedvermaak.
Dan vertelt Jezus 3 gelijkenissen. Een belangrijk thema in die verhalen is, dat er steeds iets verloren raakt. Zo kennen we ze ook. Het verloren schaap. Het verloren muntje. De verloren zoon. Een ander belangrijk thema is de zoektocht. De herder zoekt uit alle macht naar dat ene schaap. De vrouw zoekt uit alle macht naar dat muntje, dat ene van de tien. En het derde thema is de vreugde, de vrolijkheid als wat verloren was, weer gevonden is. Je snapt waarom Lucas de verhalen bij elkaar heeft geplaatst.
Het kan niet anders dan dat Jezus met het verloren schaap, de verloren munt, de verloren zoon de mensen bedoelt met wie hij aan tafel zit. De mensen met wie hij zich, volgens zijn strenge vakbroeders, niet zou mogen inlaten omdat ze onrein zijn.
Achter die gedachte van onreinheid zit ook een gedachte van schuld. Als jij verkeerde keuzes maakt, er een verkeerd leven op nahoudt (zelfs al doe je dat om te overleven), dan sta je voor God aan de kant en moet je gemeden worden als de pest. En als je melaats bent dan ben je ook onrein, en dan is dat de schuld van je ouders.
Maar kijk eens waarmee ze door Jezus vergeleken worden, deze mensen? Met een schaap, met een muntje. Is het de schuld van een schaap dat het afdwaalt van de kudde? Of is het nu eenmaal iets wat gebeurt? Een schaap ontdekt een groenige graspol in de woestijn en blijft eraan knabbelen terwijl de kudde zich in beweging zet en raakt zo van de kudde los, verdwaald. Een munt glijdt van tafel, valt op zijn kant en ja, dan rolt ‘ie ergens onder een kast of in een donkere hoek… Eigen schuld dikke bult? Sommige dingen overkomen je gewoon, het leven overkomt je meestal gewoon, en zo kun je aan de rand van de maatschappij terechtkomen. En de regelneven maar beweren dat het een kwestie van schuld is, de regels zijn toch duidelijk en God straft de overtreders. En de rijken maar beweren dat het een kwestie van luiheid is, want zij hebben er immers heel hard voor gewerkt. En de racisten maar beweren dat het een kwestie van genen is.
Nee, het is een kwestie van pech en geluk waar je terechtkomt in het leven. Het is geen kwestie van schuld. En als iemand door omstandigheden verkeerde keuzes heeft gemaakt, verdient diegene het dan om voorgoed tot de marge veroordeeld te worden? Of laat je hem of haar toe aan je tafel, bij brood en wijn, de eerste levensbehoeften. Zoek je ze misschien zelfs op omdat zonder deze mensen de vreugde van het samenleven niet compleet is?
Nou is de derde gelijkenis toch een beetje een vreemde eend in de bijt. Die zet de zaak echt op scherp. Want hier gaat het om een mens die keuzes maakt. Iemand die voor het geluk geboren is en dat willens en wetens kapotmaakt. Zonder deze gelijkenis was de serie van drie niet compleet want natuurlijk zijn er steeds weer verhalen over mensen die het er zelf naar maken, de ellende waarin ze terechtkomen. Ze krijgen alle kansen en maken er een potje van. Eigen schuld dikke bult toch? Moet je je daar dan nog mee inlaten?
Het begint bij die zoon al met het vragen om zijn deel van de erfenis terwijl zijn vader nog in leven is, “vader u leeft nog maar voor mijn part was u dood geweest.” En als hij zijn deel van het bezit gekregen heeft vertrekt hij met de noorderzon. Hij laat zijn gespreide bedje achter zich, keert thuis de rug toe. En ook in zijn gedrag verwijdert hij zich van zijn vader: het geld dat hij kreeg, zijn deel van het bezit van zijn vader, verbrast hij. Vrijheid, blijheid, zijn eigen leven. Maar wat voor leven… “asotos” staat er in het Grieks, heilloos, leeg zou je kunnen vertalen.
Ik kan me wel iets bij zo’n leeg leven voorstellen. Het duurt soms alleen verrekte lang, tot je eigen schade, voordat je je de leegte realiseert. Eerst is het gewoon genieten. Je geniet van de vrijheid die je hebt om geld te laten rollen en je omringt je met alles wat mooi en lekker is, in de café’s sta je bekend als gulle gast en iedereen wil er je vriend wel zijn.
Maar het vervult niet, dus ga je nog harder aan de slag om de leegte op te vullen, maar je kiest de verkeerde manier, laat staan dat het onmogelijk is om zonder een stukje leegte en verlangen in je hart te leven als mens. Als er hongersnood uitbreekt in dat verre land terwijl net al het geld op is komt de zoon met een lege maag te zitten ook. En hij vindt werk als varkenshoeder. Ik zei al, de gelijkenis zet de zaak op scherp, naast afstand hemelsbreed, afstand in gedrag, is de jongen nu ook in religieus opzicht verder van huis dan ooit. Omgaan met onreine dieren maakt hem zelf onrein. Hij had zelfs zijn maag willen vullen met hun voer, hij is als een varken geworden. Het verhaal laat in het midden of hij het steelt.
Verder heen kan hij niet raken. Hij nam de vrijheid, nam de benen, nam een loopje met zijn vader en het leven dat hij thuis geleid had, maar nu loopt hij in die vrijheid vast. En dan, zo staat er, komt hij tot zichzelf. Wordt er naar hem gezocht? Nee. Zoekt hij naar zichzelf? Nee. Maar toch wordt er iets in hem gevonden.
Hij komt tot inkeer, zou je kunnen zeggen, hij ziet in waar hij terechtgekomen is, en dat het beter was waar hij vandaan komt. Je zou hier morrend kunnen opmerken dat de jongeman een vuile opportunist is. Als het geld op is komt hij met hangende pootjes weer terug, met een ingestudeerd verhaaltje.
Dat zou je kunnen doen, maar je zou het ook niet kunnen doen. Je zou het ook kunnen lezen als daar, op dat moment, een oprechte overtuiging: als zoon kan ik niet meer terugkeren, maar misschien wel als knecht.
Maar zijn vader staat op de uitkijk als zijn zoon eraan komt en krijgt medelijden. En hij rent zijn zoon tegemoet en omhelst hem, en als de jongen zijn verantwoordelijkheid heeft genomen en wil gaan zeggen dat hij dienaar wil worden, kust zijn vader hem die laatste woorden als het ware van de lippen. De jongen krijgt een feestelijk onthaal. Niet eens als gast, maar als zoon onthaald. Hij krijgt de mooiste mantel die in huis aanwezig is. Hij krijgt een zegelring om zijn vinger, zoals Jozef in Egypte toen hij door Farao geadopteerd werd. Met sandalen aan zijn voeten mag hij het huis betreden, alsof hij de eigenaar is- niet alsof hij de eigenaar is, hij is de eigenaar.
Hij was kind voor hij wegging, heeft alles vergooid, maar wordt opnieuw als kind ontvangen. Het is alsof zijn vader voortdurend op de uitkijk heeft gestaan, en daarmee de verbinding in stand heeft gehouden. Wat je ook doet, ik blijf je vader en dat betekent dat jij mijn kind bent. De ontferming van zijn vader heeft hem al die tijd omsloten, toen hij wegging liet de vader hem gaan, toen hij tot zichzelf kwam ontdekte hij in zijn hart het verlangen naar thuis, en nu hij is teruggekeerd wordt hij met open armen als zoon ontvangen. Zijn vrijheid, waarin ruimte was om verkeerde keuzes te maken en af te dwalen, was steeds omsloten door de liefdevolle ontferming van de vader.
Wat wil dit zeggen? Blijkbaar gaat de barmhartigheid van de Eeuwige zo ver, dat er altijd een weg terug is. Ook als je dat niet gelooft, ook als je gelooft dat je het niet meer verdient om als volwaardig mens behandeld te worden maar als een slaaf. En dat je mensen nodig hebt die je met open armen ontvangen en je zo bevestigen in jouw menszijn. Alleen dan kun je je weer oprichten. Alleen zo breek je misschien wel uit het patroon waarin je terechtgekomen bent. Je bent verantwoordelijk voor wat je hebt gedaan, en dat blijf je, maar op je schuld word je niet meer aangekeken. Het doet wat met beide partijen als op die manier een relatie hersteld kan worden. Het verruimt je hart.
Bij de oudste zoon is er alleen maar woede… Een echo van de woede van Kaïn tegen Abel, van Esau tegen Jakob, wat is er toch met die broers in de bijbel. Zijn woede staat lijnrecht tegenover de ontferming van de vader. Eigen schuld dikke bult toch dat die jongste berooid teruggekomen is? Hij moest zo nodig vrij zijn op zijn eigen manier in plaats van bij zijn vader te blijven. Hij sneed toch de banden met de familie door? Die zoon van u, zegt hij wanneer zijn vader hem heeft opgezocht. Hé, kijk, er zit toch ook het thema van zoeken in het verhaal maar dan op een onvermoede plek. Niet de jongste, maar de oudste wordt gezocht.
Zijn vader vindt hem morrend aan de poort. Waar hij zijn vader voor de voeten gooit dat die nooit een feest organiseerde voor hem terwijl hij toch altijd de juiste paden van gehoorzaamheid bewandelde en dicht bij huis bleef, zegt zijn vader, “mijn kind je was toch altijd bij me” en “alles wat van mij is, is toch van jou?” Heeft de oudste zoon zich dan nooit gerealiseerd wat hij had? Altijd trouw de regels volgen is als een gevangenis geworden, alsof zijn vader de baas was en hij in plaats van zoon een knecht. Maar nooit heeft de oudste gecontroleerd of dit alles was wat zijn vader van hem wilde, zo ernstig en plichtsgetrouw. Of hem niet meer gegund werd. Met één woord breekt de vader dwars door die zelf opgelegde gevangenis heen. KIND, noemt hij zijn zoon. Ik ben niet je baas, ik ben je vader en jij bent mijn kind, en zie eens wat dat betekent, alles wat van mij is is ook van jou!
Waar de jongste zoon ver van huis ontdekte wat het inhield om als kind bij zijn vader te zijn, dat hij daar werkelijk tot zijn recht kwam, vrij was, heeft de oudste zoon, hoewel hij dicht bij huis gebleven is, zichzelf die vrijheid ontzegd omdat hij dacht dat het zo hoorde. Trouw de traditie en de regels gevolgd. Het zegt misschien ook iets over hoe de vader met opvoeden begonnen is hoor, kinderen hebben soms heel andere verhalen over hun ouders, opvoeders leren al doende ook wat ertoe doet. Wil Jezus hiermee zeggen dat ook God nieuwe inzichten opgedaan heeft, en vandaag van zijn kinderen andere dingen vraagt dan gisteren? Milder is geworden?
De liefde en ontferming van de vader komt nu ook de oudste tegemoet, “mijn kind”, zegt hij en hij spoort hem aan om blij te zijn dat zijn broer die dood was, weer leeft, die verloren was weer werd gevonden. En daar stopt het verhaal. Bij die uitnodiging. En ik kan niet anders dan het lezen als een uitnodiging aan de Farizeeen en schriftgeleerden. En ook aan ons als wij in de eigen schuld dikke bult-modus oordelen over anderen.
Zal de oudste nog naar binnen gaan om het feest mee te vieren? Gunt hij het zijn broer om weer gevonden te zijn? Gunt hij zichzelf de vreugde, als broer van zijn broer, als zoon van hun vader? Laat hij zich vinden door de liefdevolle ontferming van zijn vader, die oudste, verloren zoon?
Een open einde, zoals zoveel in ons rommelige alledaagse leven een open einde heeft. Aan ons wordt met dit verhaal wel een keuze gelaten. En er wordt een lotsverbondenheid geschetst tussen ons en andere mensen. Als we anderen als verloren beschouwen, verliezen we daarin iets van onszelf. Is het feest van het leven incompleet. En het is God niet om ernstige schoolmeesterachtigheid te doen, maar om vreugde. Vreugde uit het zoeken van verbinding met anderen.
Amen