Doe maar gewoon

Overweging bij Jesaja 48: 17-22 en Marcus 6:1-6

Lieve mensen, in de Heer verbonden,

Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. Het schijnt een uitspraak te zijn die bij Nederland hoort. We zijn er wel trots op, op de Hollandse nuchterheid, en het verzet tegen aanstellerij dat daarbij hoort. Toch is het woordje “gewoon” en hoe het gebruikt wordt in onze samenleving niet helemaal van smetten vrij. Het heeft meer betekenissen dan je zou denken. En het verhaal over het bezoek van Jezus aan zijn vaderstad maakt dat duidelijk. Het verhaal maakt korte metten met ons goede gevoel bij het woordje gewoon en laat de schaduwkanten van de norm van het ‘gewone’ zien.

Jezus komt aan in Nazaret en zijn roem is hem vooruitgesneld. Overal waar hij komt spreekt hij in de synagoge en verkondigt een nieuwe leer, met gezag. En overal waar hij komt geneest hij zieken. Veel mensen zien daarin het teken dat Jezus nauw verbonden moet zijn met de God waarover hij spreekt. Misschien is hij zelfs wel de Messias! Maar… in Nazaret zien ze dat blijkbaar anders. Ze kennen hem daar als gewone man, als timmermanszoon. In hun alledaagse leven, op de markt en in de synagoge, komen ze zijn broers en zussen tegen. En dan zou hij zoiets bijzonders of ongewoons zijn als de Messias? Wat een belachelijk idee! Wat zeg ik, meer dan belachelijk! Hoe durft hij zelfs maar te suggereren dat hij een bijzondere man van God zou zijn, deze alledaagse houtbewerker! Heiligschennis is het, hij haalt God ermee omlaag!

Zo gaan wij ook om met iemand die bijzonder is. Als iemand iets bijzonders kan, of doet, dan vergelijken we ons met die ander. Ik kan niet wat jij kunt, ik vind het heel bijzonder. Het is fijn als het ‘een van ons’ is die een bijzondere prestatie neerzet. Een buurman, een familielid. Of een gewone Nederlander die iets presteert op het wereldtoneel. Dan straalt er iets van die prestatie af op ons. Voelen wij ons, met die ander, even heel bijzonder. Maar! Dan moet die ander zich wel een beetje gewoon blijven gedragen natuurlijk! Geen sterallures krijgen. Een vriendin bleek op de middelbare school goed te kunnen zingen. En ze kwam op televisie. Ze veranderde niets aan haar gedrag, maar ineens werd op school ze achter haar rug ‘arrogant’ genoemd. Een politicus die uit de regio in de Tweede Kamer werd gekozen hoefde maar iets verkeerd te zeggen of hij was deel van het Haagse geworden, zogenaamd zonder contact met het volk in het land. ‘Haags’ is een scheldwoord geworden voor onze volksvertegenwoordigers. Mensen die iets bijzonders doen hebben dus last van de schaduwkant van ‘doe maar gewoon’. Op het ene moment worden ze bejubeld en omarmd: ‘wat fijn dat zo’n bijzonder iemand een van ons is!’ en op het volgende moment uitgekotst: ‘doe even normaal man!’.

Waar komt dit vandaan? Dat we ons als maatschappij van mensen zo laten verdelen tegenover onszelf en tegenover anderen als het gaat over wat gewoon en wat ongewoon, bijzonder is? Diep in ons zelf woont een verlangen, een verlangen om gezien te worden. Een verlangen naar aandacht, dat de ogen op jou gericht zijn. Omdat je op die manier voelt dat je ertoe doet. Dat je er mag zijn. En ieder van ons heeft, ongemerkt, sluimerend, of in stilte schreeuwend dat verlangen in zich. Maar tegelijkertijd is er de angst. Dat jij, zoals jij bent, afwijkt. Dat je als een bedreiging gezien zult worden. Dat ze, zodra je je kop boven het maaiveld uitsteekt, je kop eraf zullen hakken. En omdat we zelf verlangen naar het licht maar onszelf het licht onwaardig achten, gunnen we het een ander niet om in het licht te staan. Dan gunnen we soms een ander het licht in de ogen niet.

In de verhalen over het leven van Jezus lezen we hoe dit afloopt. Omdat hij zo gewoon is, pikken mensen de boodschap van Timmerman Jezus niet. Zoals hun vaderen zich verzetten tegen de woorden van de profeten. In de het verhaal van vanmorgen lezen we tegelijkertijd wat een effect dit heeft op onze werkelijkheid, op het hier en nu. Als mensen zichzelf het licht niet gunnen, wanneer mensen gebukt gaan onder de terreur van wat gewoon gevonden wordt, dan kunnen er geen wonderen gebeuren. Dan kunnen we niet uitstijgen boven het alledaagse maar houdt het ons gevangen. “En Jezus kon daar geen wonderen doen… Behalve aan een paar zieken die hij genas.”

Alleen zieken kon hij genezen. Een veelzeggend gegeven dat ons wijst naar de andere kant van het gewone. De dingen die niet normaal zijn maar ook niet bijzonder genoemd worden. Eerder abnormaal.

Dingen die niet normaal zijn vallen mensen op. Zo zijn we gemaakt, daarin onderscheiden we ons niet zoveel van dieren. We willen overleven. Dus moeten we bedreigingen snel kunnen ontwaren. Dat betekent dat als we iets twee keer hebben gezien, het beeld ervan zich in ons hoofd vastzet. Als het veilig was, nemen we voortaan onze omgeving voor kennisgeving aan. Pas als er iets verandert, valt het ons weer op. Hé, die vrouw heb ik hier nog nooit gezien! Afwijkende dingen vallen op. Een hele lange man. Een hele dikke jongen. Een litteken in iemands gezicht. Een burka in het straatbeeld. We zijn zo gemaakt dat afwijkingen ons opvallen. Van oorsprong omdat ze een bedreiging kunnen zijn.

Niet normaal zijn is lastig. Want dan val je op. Dan kun je niet doen wat de meeste mensen kunnen. Dan val je erbuiten. Je ziet als je naar andere mensen kijkt vooral de verschillen. En als die vergelijking in jouw nadeel uitvalt dan doet dat pijn. O, wat zou je graag normaal zijn. Niet normaal zijn: dat kan zijn dat je ergens teveel van hebt, of te weinig. Te weinig gezondheid om mee te draaien in de maatschappij op een manier die in die maatschappij als normaal wordt gezien. Te weinig geld om te kunnen doen wat andere mensen kunnen. Te veel rimpels of teveel gewicht om te voldoen aan de algemene norm van er leuk uitzien. Te veel intelligentie om aansluiting te vinden bij, begrepen te worden door mensen om je heen.

Mensen met ergens te veel of te weinig van hebben last van de schaduwkant van ‘doe maar gewoon’. In hun hoofd is een beeld van wat normaal is, en ze hebben de overtuiging of de ervaring daaraan niet te voldoen. Ze vinden zichzelf abnormaal. Dat maakt eenzaam. Want we zijn van nature gewend even afstand te nemen van dingen die afwijken, voor alle zekerheid. Zo nemen we dus ook afstand van onszelf als we weer eens het gevoel hebben dat wij afwijkend zijn. Was ik maar gewoon zoals iedereen… het is een verlangen om niet van de rest, van de veilige meerderheid afgescheiden te zijn. En je bij jezelf veilig te voelen. Gewoon zijn is voor velen al goed genoeg. Bijzonder hoeft niet eens.

Alleen de zieken kon Jezus genezen. Omdat die weten hoe bijzonder gewoon al is. Hoe goddelijk het is om een lichaam en geest te hebben die naar behoren werken en om mee te kunnen doen aan het gewone woelen en werken van de wereld.

Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. We zijn trots op de Hollandse nuchterheid die uit deze uitspraak spreekt. Toch is het een ingewikkelder woord, omdat het ook verdeeldheid kan zaaien als het wordt gebruikt. Het verhaal over Jezus in zijn vaderstad maakt dat duidelijk. Het blaast ons goede gevoel bij het woordje gewoon op, het laat de schaduwkanten ervan zien. Laat zien dat we het bijzondere naar beneden willen halen als we er geen greep op hebben. Dat we het bijzondere aan onze neus voorbij laten gaan omdat we niet kunnen voorstellen dat het ook voor gewone mensen is weggelegd. Dat we ons verzetten tegen de boodschap vanwege de boodschapper ervan. Maar ook aan de andere kant van het gewoon zit een schaduwkant: de normen van wat normaal is sluiten mensen buiten zonder dat ze daar invloed op hebben.

Als Jezus door God gezonden is, ontmoeten we God dus in een gewone timmermanszoon. Ontmoeten we God in het gewone.  Als we Jezus’ levensverhaal volgen, dan zien we hoe hij steeds de mensen die ongewoon zijn bij het gewone leven betrekt. Tollenaars, bezetenen, hoeren. Zieken, zo lazen we bij Marcus vandaag. En daar, in het gewone leven, als het bijzondere en het ongewone erbij betrokken worden, gebeuren wonderen.

Wij moesten ons idee van wat gewoon is dus maar wat oprekken. De schaduwkanten in het licht van Gods liefde zetten. Onze definitie van gewoon uitbreiden in de richting van wat abnormaal is. En ook het bijzondere voor gewoon mogelijk achten in ons bestaan.

Wij moeten onszelf dus maar niet meer laten verdelen tegen anderen op grond van wat normaal gevonden wordt, niet laten verdelen tegen anderen en onszelf volgens die verstikkende en splijtende norm van ‘Doe maar gewoon’.

Durven we dat aan?

Amen