Een gevaarlijk boek

Overweging bij Exodus 10:1-20 en Psalm 114

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

De Bijbel is een gevaarlijk boek. We lezen vandaag een verhaal over God die de hand heeft in natuurgeweld, hij zit achter die sprinkhanenplaag. En dat in een week, waarin ander natuurgeweld in Syrië en Turkije de mensheid hebben getroffen met zoveel dood en verwoesting. God die de hand heeft in natuurgeweld, dit soort verhalen leiden tot gevaarlijke conclusies over gebeurtenissen als in Turkije en Syrië deze week.

God als oorzaak van natuurgeweld aanwijzen… je kunt begrijpen dat mensen dit doen, als je je in de slachtoffers verplaatst. Slachtoffer van grote niet te beheersen plagen die de vraag stellen ‘is dit een straf van God?’

Want als een aardbeving of een sprinkhanenplaag de bodem onder je bestaan wegslaat, en het is een straf omwille van een overtreding, dan weet je in ieder geval wat je te doen staat om het een volgende keer te voorkomen. Dan doe je boete om het weer goed te maken met God, en beloof je beter je best te zullen doen. Ja of je laat anderen die de schuld dragen voor de straf ervoor boeten. En als de ellende anderen treft zeg je: eigen schuld dikke bult, dan had je maar gehoorzaam moeten zijn.

En daar zit hem het gevaar van de Bijbel. Als je met Exodus in de hand naar natuurrampen kijkt als een daad van God, kom je binnen no time uit bij hopeloze onbarmhartigheid. Je beschuldigt de slachtoffers, je beschuldigt jezelf en als je moed hebt beschuldig je God. De Bijbel is een gevaarlijk boek als je er conclusies uit trekt waarmee je ellende aan ellende toevoegt, de mens terugwerpt op zichzelf en God mijlenver op afstand, briesend van toorn. Alles om de angst voor het onvoorspelbare onvoorstelbare maar te kunnen bezweren.

Maar past dit bij je beeld van God, en past dit bij je beeld van mensen, het beeld dat je hebt van jezelf? Die onbarmhartigheid?

De Bijbel is een gevaarlijk boek. We lezen in het verhaal van vandaag hoe God de harten van farao en zijn hovelingen verhardt, hoe hij ze halsstarrig maakt, onwil om te veranderen veroorzaakt. Zodat hij in Egypte wonderen kan doen, zodat het nageslacht die verhalen zal horen en inzien dat hij, wauw, God is. Wat zegt dit plaatje van God?

Je trekt zo maar de conclusie dat voor God, als het hem uitkomt, de mens van zichzelf geen waarde heeft. Hij is slechts een instrument, een middel. En dan is het in dit verhaal nog niet eens een middel om een bepaalde strijd voor het goede mee te winnen. Zoals een enkele soldaat een middel is in de grotere strategie van een generaal die zijn compagnieën laat oprukken, terugtrekken of standhouden zoals een schaker zijn stukken over het bord schuift. Nee, hier gaat het niet om de goede strijd maar louter de eer en glorie van God. Op het leven van een Egyptenaar meer of minder wordt niet gekeken, als het om de machtsstatus van God aankomt.

God als verharder van harten aanwijzen… je kunt begrijpen dat mensen dit doen, als je je in het oude Israël verplaatst. Het kneusjesvolk van de regio was. Met grootmacht Egypte in het Zuidwesten, en afwisselend de machtige Assyriërs, de Babyloniërs en de Perzen in het Noorden en Noordoosten. Die kneusjes hadden niets in de melk te brokkelen, werden eeuw na eeuw door zwermen vijanden bestookt en bezet en bestolen. De verhalen van de underdog nemen altijd een beetje een loopje met rechtvaardigheid en goede zeden, want tegen systemisch onrecht helpt geen fatsoen. In het ongebreidelde verhaal en van de streek die God de Egyptenaren levert, zit nog iets van onverzettelijk hoop op vrijheid besloten. Je snapt het wel, vanuit hun perspectief.

Maar past dit bij je beeld van God, en past dit bij je beeld van mensen, het beeld dat je hebt van jezelf? Die onbarmhartigheid?

Onbarmhartige verharder van harten. Vanuit het perspectief van een slachtoffer is dat beeld van God misschien hoopgevend. Maar het draagt het risico in zich dat we er zelf onbarmhartig van worden. Mensen die staan te klappen en te juichen bij de dood of ellende van andere mensen. Of… mensen die denken dat de ellende die ze zelf overkomt hun eigen schuld is. En is dat nu waar God mee gediend is?

Wat was ook alweer het grote gebod? Heb lief de Heer je God, en je naaste als jezelf. Was dat niet de opdracht? Barmhartigheid?

Als we dat grote gebod nu eens als een lichtbundel gebruiken waarmee we op de schriftlezing van vanmorgen schijnen, welke reflecties van dat licht zien we dan in het verhaal? Op welke manier is het een verhaal van liefde en barmhartigheid, een verhaal van hoop?

Uitzoomend naar heel Exodus waar dit hoofdstuk onderdeel van uitmaakt, staat het in de context van een verhaal waarin God mensen uit slavernij bevrijdt. Het verhaal van een God die vrijheid wil voor de mensen van zijn hart. Wie zijn die mensen van zijn hart, als alle mensen nu eens mensen van Gods hart zijn, wat is dan die bevrijding?

Plotseling zien we dat verharde hart van farao ook in de wereld om ons heen. En erkennen dat ook ons eigen hart soms harder was dan ons lief is. Eigenbelang. Zoals de farao puur uit eigenbelang redeneert. Wat is eigenbelang? Eigen macht, eigen aanzien, eigen controle. De farao is, zoals alle farao’s m/v/x van deze wereld, een uitvergroting van hoe de meeste mensen in elkaar zitten.

Heb God lief en je naaste als jezelf gaat ons prima af zolang wij zelf mogen kiezen wie onze naaste is. Zolang het in ons eigen belang is.

Want zodra we voorbij dat belang kijken, onze teen in dat onbekende water steken wordt het spannend, gaat een rilling door ons heen. Daar begint het onbekende gebied, daar wordt het eng want wat als die naaste een ander blijkt te zijn met een andere opvatting, een andere mening, een andere achtergrond een andere kleur.

Achter eigenbelang zit welbeschouwd angst. En als de angst voor verlies van de voorspelbaarheid maar groot genoeg is, en verweven raakt met een positie van macht en invloed, vertaalt de angst zich in overheersing met het cynisch nihilisme van potentaten en populisten als dieptepunt. Want de ultieme controle over wat je niet kunt beheersen is de vernietiging. Alles en iedereen mag kapot, dat is de enige absolute beheersing van je lot. Dat is de gedrevenheid waarmee later in het verhaal van Exodus de farao zijn onderdanen rücksichtslos de dood van het water injaagt. Een gekrenkt ego. Waar kennen we dat van. Waar speelt het in ons eigen om ons heen slaan een rol. Egypte, Mitzrajim in het Hebreeuws, wordt niet voor niets ook wel vertaald met Angstland. Het is een beeld.

God is uit op bevrijding uit angstland. En hoe voert hij ons ervandaan? In het verhaal van Mozes en farao zijn plagen het instrument. Straffen worden het niet genoemd. Wat is een plaag? Ieder van ons die plagen doorstaat of plagen doorstaan heeft weet dat een plaag je uit evenwicht brengt. Rouw, ziekte, crisis ze brengen onbalans. Ze schudden je wereld en zijn het begin van een zoektocht naar nieuw evenwicht. Wie ben ik nu? Wie is God nu? Zo begint een worsteling met deze trage vragen, woestijntijd.

Iemand zei: nooit was God dichterbij dan toen ik met hem worstelde. Iemand zei: ik vond in de wanhoop de kracht om te vechten. Iemand zei: ik zoek de moed om te verdragen wat niet anders worden zal. Maar allemaal vonden ze juist in de kwetsbaarheid, juist in de tijd van hun aangeslagen hart, barmhartigheid voor anderen.

De bijbel is een gevaarlijk boek. Als wij de verhalen lezen met een hart dat verhard is, leidt dat onvermijdelijk tot onbarmhartigheid. Tot het verkondigen van onbarmhartige God die onbarmhartig hard straft. Eigen schuld dikke bult, ook natuurgeweld. Maar dat is nu juist waarvan God wil bevrijden. Kijk de mens niet aan op zijn daden, maar zie zijn angst en lijden. Mag de macht van de liefde ons leiden en ons helpen elkaar onder de brokstukken van ingestorte levens vandaan te trekken. Daarbij helpe ons God.

Amen