Het is allemaal de schuld van de fietsers

Overweging bij Jona 3 en Jona 4

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

“Het is allemaal de schuld van de joden,” vertrouwde iemand zijn joodse buurman toe. Die vulde zijn buurman instemmend aan: “Het is allemaal de schuld van de joden én de fietsers!” “Waarom in hemelsnaam de fietsers?” vroeg zijn buurman. Waarop de ander zei: “waarom de joden?”

Vorige week, misschien was je erbij, hebben we de eerste twee hoofdstukken van Jona bij de kop gehad. Het ging over weglopen voor je verantwoordelijkheden ging het, want Jona wordt geroepen maar gaat de hele andere kant op. En het ging over opgesloten zitten in de diepte en het donker, want Jona raakt in een diepe crisis daar onder water in de buik van de vis. We namen ook al een voorschot op de lezingen van vandaag, waaruit Jona naar voren komt als een behoorlijk onuitstaanbaar mannetje. En dat God dan op allerlei manieren zo barmhartig aanwezig is in het verhaal, zelfs voor Jona, is voor mensen die bij die God ontferming zoeken een hoopvol gegeven.

Die onuitstaanbaarheid van Jona hè… wat is dat voor een profeet!? Ik bedoel: Jona verkondigt in heel Ninevé, die enorme stad, dat bekering nodig is. Anders zal de stad worden omgekeerd! En kijk aan, de inwoners tonen berouw. Van de hoogste tot de laagste, en zelfs de dieren doen eraan mee. God is ontroerd door deze omkering in de stad dat hij de stad niet omkeert. Jona’s optreden is gelukt, missie geslaagd, en Jona zelf doet ook een vreugdedansje… oh nee…

Jona baalt en zelfs zo enorm dat hij God verwijt dat die genadig en liefdevol is. “Ik wist het wel, dat u zo was, geduldig en trouw, bereid om het onheil af te wenden.” Het is alsof Jona deze woorden met een vies gezicht uitspreekt, walgt van deze kenmerken van God. Verontwaardigd is hij! En hij gaat nog een stapje verder: laat mij maar sterven dan, liever dan zo verder te moeten leven.

Verontwaardiging en slachtofferschap als manieren om anderen te manipuleren. Bij wijze van spreken sinds Adam en Eva en die appel is er niets veranderd, en ook vandaag de dag staan de kranten vol van mensen die hun zin willen doordrukken ten koste van anderen terwijl ze schermen met heilige verontwaardiging en dramatisch slachtofferschap. Het valt dus te verwachten dat je dit ook op andere plekken in de Bijbel tegenkomt, want psychologische scherpzinnigheid kom je volop tegen.

Maar je zou het minder, wat zeg ik: absoluut niet verwachten van een profeet! Er gaan dan ook wel stemmen op die zeggen dat we in het verhaal van Jona met satire te maken hebben. Een satirisch verhaal. Een beetje à la Het grote gebeuren van Belcampo, waar het laatste oordeel aanbreekt als de schrijver in Rijssen is, en de ware aard van het vrome volk van dit religieus conservatieve dorp komt bovendrijven. Jona’s ware aard is allesbehalve die je van een profeet zou verwachten. En daarom is het verhaal misschien wel bedoeld als kritiek op mensen die zich voor profeet uitgaven terwijl ze zich niet op die manier gedroegen.

En ook dat is van alle tijden. Dat we mensen als profeten omarmen terwijl hun gedrag nu niet bepaald hoffelijk genoemd kan worden. In de satire van Jona wordt het scherp neergezet: Jona doet precies het omgekeerde van wat je van een profeet zou mogen verwachten. Haal de profetenverhalen uit de Bijbel voor je geest, misschien is dat lastig, maar je zult zien: profeten doen altijd wat God van ze vraagt, al gaat het ten koste van hun eigen leven of hun gezondheid. Elia werd bedreigd met de dood door koning Achab en koningin Izebel, en toch bleef hij opstaan voor het goede. Van Hosea werd verteld dat hij verplicht moest trouwen met een prostituee om voor te spiegelen dat het volk zich toevertrouwde aan vreemde goden, en hij deed het. Profeten zijn dankbaar als het onheil wordt afgewend. En ze zijn bakens van integriteit.

Nou, in dit licht is Jona echt een antiprofeet. En zo stimuleert het verhaal ons om hartelijk te lachen om mensen die heilig verontwaardigd het slachtofferschap prediken, maar ondertussen zelf allesbehalve heilig zijn. Hartelijk te lachen om onszelf als we ons weer eens ergens kwaad om maken en ons realiseren dat als er een vinger van ons afwijst, er meestal drie op onszelf zijn gericht. Humor ontmaskert, wijst ons erop dat de keizer geen kleren aan heeft. Humor relativeert macht en gezagsverhoudingen. Haha.

En God dan? Als Jona overduidelijk een verhaal is, een humoristisch verhaal, een satire die de draak steekt met onbarmhartige verontwaardiging, wat moeten we dan met het beeld van God dat in dit verhaal naar voren komt. Is dat dan ook een satirische uitvergroting. En… mag dat wel?

Wat we weten is dat Jona geschreven is in de tijd tussen 550 en 300 voor Christus, in de periode van de Perzische overheersing. De Perzen waren religieus tolerant, zij zorgden dat de ballingen uit Babylon terugkeerden naar hun eigen land, en dat de tempel van de Heer werd herbouwd. Dit had waarschijnlijk als gevolg dat er vanuit de godsdienst op een andere manier werd gekeken naar de heidenen. Als God de Perzische koning Cyrus had gebruikt als werktuig om het lot van de ballingen ten goede te keren, dan was God blijkbaar ook een God voor de volkeren en niet alleen voor Israël. Andere bijbelboeken uit deze periode, Joël en Maleachi, brengen ook Gods medelijden met de volkeren naar voren. “Ik zal mijn Geest uitgieten op alle vlees” over iedereen die mij aanroept, zegt God in Joël.

Jona is dus niet alleen een satirisch commentaar op de handel en wandel van profeten, het is ook een commentaar op de oordeelsprofeten. Zij die doem en vernietiging preken over ‘de heidenen’, krijgen hier een lesje in Gods barmhartigheid. Hoe kun je nu geloven dat jij als je zelf berouw toont, vergeven en gered wordt, en tegelijkertijd geloven dat anderen met evenveel berouw hun straf niet zullen ontlopen? Hoezeer moet je jezelf wel niet van anderen los denken om tot die conclusie te komen? Jona wordt op zijn plaats gezet tussen de andere mensen, en de barmhartigheid van God geldt dus ook die anderen.

Misschien geldt de barmhartigheid van God die anderen zelfs wel meer! Want, en je hoort haast het medelijden in zijn stem, God is blij dat de inwoners van Ninevé berouw tonen. Deze mensen die het verschil tussen links en rechts niet eens kennen, en dan nog al die dieren. God zou verdrietig zijn als hij die stad zou verwoesten.

Jona lijkt God met zijn verontwaardiging en dramatische houding te willen manipuleren om te gaan voldoen aan het beeld dat hij van God heeft. Jona wrijft al in zijn handen als hij denkt aan het verhaal van Sodom en Gomorrah, zoiets wil hij ook wel bij Ninevé zien gebeuren, met die stomme heidenen, en dan zit hij eerste rang. Maar hij wordt teleurgesteld want God blijkt anders te zijn. In plaats van een woedende God een milde God. In plaats van een God die toornt een God die liever wil kunnen vergeven. In plaats van een God die als zijn eer gekrenkt, wordt vernietigend uithaalt, een God die verdrietig wordt bij het idee dat hij die mensen zou moeten vernietigen die eigenlijk ook niet beter weten, die het verschil tussen links en rechts niet kennen.

En zo ontstaat een beeld van een God die, als er oprecht berouw getoond wordt, bereid is om nog een tweede kans te geven. En misschien nog wel een derde kans, of een vierde. We zijn immers maar simpele mensen. En geen mens is 100% zuiver op de graat, we hebben allemaal onze nukken en grillen.

Wij zijn Jona. Wij zijn inwoners van Ninevé. En het verhaal daagt ons uit om met kritische ogen naar de Jona in onszelf te kijken, en met barmhartige ogen naar de mede-bewoners van de wereld.

“Het is allemaal de schuld van de anderen,” zei iemand. Waarop iemand anders zei: “de anderen én de fietsers.”

Amen