Iemand een riem onder het hart steken

Overweging bij 1 Samuel 16:1-13 en Lucas 15:1-24

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Weet je wat ik gisteren voor het eerst las? Dat de uitspraak ‘iemand een riem onder het hart steken’ net zo correct is als iemand een hart onder de riem steken. Die laatste uitdrukking, iemand een hart onder de riem steken, komt van de soldaten. Die droegen vroegen hun riem van linksboven naar rechtsonder over de borst. En als het iemand aan moed ontbrak, dan werd wel gezegd dat iemand het hart niet had.

Het hart was beeldspraak voor moed. En als je het hart niet had, dan kon iemand ander je bemoedigen, je moediger maken, je als het ware een hart onder de riem steken.

En mocht je hart je dan alsnog in de schoenen zinken: je verliest de moed en kunt geen stap meer zetten, dan kan iemand je een riem onder het hart steken. Steek de riem door de gesp en sjor hem stevig aan, zodat het hart op zijn plek blijft zitten.[1]

Wat ik las in de bijbelteksten van vanmorgen is op dezelfde manier bemoedigend, is een hart onder de riem of een riem onder het hart denk ik. Twee overbekende verhalen en toch kun je er geen genoeg van krijgen.

Het begon met dat verhaal over David die tot koning gezalfd wordt. Jullie weten het, dat ritueel met geurige olie. Samuel gaat naar Betlehem met de vage aanwijzing dat een van de zonen van Isaï de nieuwe koning zal worden, in plaats van de falende koning Saul. Met een halve waarheid, hij komt een offer brengen en Isaï mag mee eten, zorgt Samuël dat de man en zijn zonen aantreden. Het was een eer, zo’n offermaal. Isaï neemt zijn zeven zonen mee, en Samuël voltrekt persoonlijk het reinigingsritueel aan ze. Met een koninklijk voorkomen en een rijzige gestalte treden ze aan, maar geen van hen is de beoogde koning.

En dan blijkt er een achtste zoon, de jongste. Zijn vader vond hem niet de moeite waard om mee te nemen naar het offermaal. Dat is blijkbaar het lot van David, dat hij over het hoofd wordt gezien of dat er op hem wordt neergekeken. Verderop in het verhaal gaat hij zijn broers bezoeken in de loopgraven tegenover het leger van de Filistijnen. En als hij dan een opmerking maakt over de reus Goliath die door niemand wordt tegengesproken, zegt zijn broer ‘ach joh ga jij toch lekker naar je schaapjes in de woestijn.

Maar wat zegt God tegen Samuël vanmorgen: het gaat niet om wat de mens ziet: de mens kijkt naar het uiterlijk, maar de Heer kijkt naar het hart.

En wat de Heer daar ziet, is blijkbaar de moeite waard. Al in de Hebreeuwse Bijbel betekent het hart meer dan een spier die het bloed rondpompt. Het staat voor je innerlijk. En niet alleen voor je gevoelens, maar voor alles wat jou tot een persoon maakt. Je verstand, je emoties, je gedachten, je wil, je aandacht, je dromen en verlangens, je karaktereigenschappen: dat alles zetelt in je hart. In je lev, het Hebreeuwse woord voor hart, via de joodse inwoners van Nederland in ons taalgebruik terechtgekomen als ander woord voor, daar is het weer, moed.

De heer kijkt naar het hart, God kijkt voorbij het uiterlijk en ziet het innerlijk, betekent dat.

Maar wat ziet hij daar. Opnieuw komen we achter de herkomst van een gezegde: want je kunt ook vragen wat ziet hij “in David”? Dat horen we niet. We kunnen alleen concluderen dat David blijkbaar een mens naar Gods hart is.

Ho, wacht even… wat stellen wij ons voor bij iemand die een mens naar Gods hart is? Nou? Toch in ieder geval iemand die goed is voor anderen, die niet zichzelf op de eerste plaats zet, die kan genieten maar zeker ook matig weet te leven, die kinderen liefdevol opvoedt en ze normen en waarden bijbrengt, die goed zorgt voor wie het minder hebben en, het is natuurlijk wel de Bijbel, ook een beetje vroom is.

Tja, als we dan verder lezen over Davids levensloop dan vallen de verhalen toch een beetje tegen. Dat gedoetje met Batseba voor wie hij zijn beste vriend liet sneuvelen. En dan later nog de verkrachting van een dochter door een zoon. En de opstand van Absalom. En na zijn dood valt zijn rijk uiteen in twee delen. Zo ontzettend zuiver op de graat is David dus ook weer niet.

En dat is een mens naar Gods hart? Opeens begrijpen we dan hoe de vader in het verhaal van de Verloren Zoon, die we kunnen duiden als God, zijn kind zonder meer weer in zijn armen sluit als die terugkeert. Naar zijn berouwvolle schuldbekentenis wordt niet eens geluisterd, en er komt geen verlossing door een Messias aan te pas. Hij die verloren was is thuisgekomen.

Wat hij gedaan heeft maakte blijkbaar niet uit. Het verval van koning David maakte blijkbaar niet uit. De Heer kijkt naar het hart.

Zou het dan misschien kunnen gaan, ik realiseer me dat het een vrije interpretatie is, niet om wat de Heer daar in het hart ziet, maar hoe hij naar dat hart kijkt. Hoe hij naar het innerlijk kijkt, met welke ogen.

Kijkt de Eeuwige misschien naar ons met een hart vol liefde en mededogen? En is het ons onvermogen om ons dat voor te stellen waardoor we verloren lopen, verloren zonen en dochters kunnen worden?

Onze verlorenheid bestaat dan niet uit weglopen bij de moraal en de goede zeden, niet uit het verlaten van onze traditie. Onze verlorenheid bestaat dan uit hoe we omgaan met de liefde die we krijgen.

Zo velen van ons dragen in zichzelf sporen van een ernstige besluit dat we namen, wij of een deel van ons. We namen het op een moment waarop we niet de liefde en geborgenheid kregen die we op dat moment nodig hadden. Toen besloten we, of raakten we ervan overtuigd, dat dat laatste stukje liefde ons niet toekwam, dat we het niet verdienden of niet zomaar.

Dat we het alleen zouden krijgen als we zouden buigen en de gehoorzaamste zouden zijn, de liefste. Of dat we het alleen zouden krijgen als we de beste zouden zijn en de volmaaktste. Of dat we het alleen zouden krijgen, dat laatste stukje liefde, als we totaal iemand anders zouden zijn. Of, in donkere uren, dat we het alleen kunnen krijgen door er gewoon maar niet te zijn, sorry te zeggen dat ik besta.

Dat laatste stukje liefde, in een bepaalde laag van een bewustzijn dat niet door iedereen maar wel door heel veel mensen gedeeld wordt, leeft de overtuiging van een tekort, een tekortschieten dat alleen maar kan worden voldaan door een zuiverheid van hart te bereiken.

Maar die zuiverheid van hart die we van onszelf vragen en/of, god betert, van anderen, is blijkbaar niet wat de Eeuwige van ons verlangt. De vader laat zijn zoon terugkeren en kust hem alle verontschuldigende taal van de lippen. Is dat fijn of niet?

Ja, of niet… ik geloof dat sommigen van ons diep gewend zijn aan dat laatste missende stukje liefde en dat alle denk- en gedragspatronen waarin we terecht zijn gekomen om het maar te kunnen verdienen een soort verslaving zijn geworden. Je weet wat je hebt en niet wat je krijgt. Je weet wie je bent en hebt angst om meer te zijn dan dat.

Maar God ziet je hart en het is goed. En zo wordt ons het laatste houvast uit handen geslagen, het laatste bolwerk wordt afgebroken, de laatste waarheid over jou is niet je schuld, niet je tekortschieten, de allerlaatste waarheid is liefde. En hoe tegenstrijdig ook misschien, dat is vreselijk beangstigend.

Het is de angst die je overvalt als je iemand ontmoet die jou zomaar lijkt te zien en te aanvaarden zoals je bent. Het is de angst voor de liefde die je uitnodigt om los te laten, je over te geven. Niet schuld of zonde of slechtheid houdt je bij de liefde vandaan, het is angst.

Ik moet denken aan het gedicht van Huub Oosterhuis dat zo mooi is getoonzet en gezongen door zijn dochter Trijntje: Ken je mij.

Ken je mij? Wie ken je dan?

Weet jij mij beter dan ik?

Ken je mij? Wie ben ik dan?

Weet jij mij beter dan ik?

Ogen die door de zon heen kijken

Zoekend naar de plek waar ik woon

Ben jij beeldspraak voor iemand

Die aardig is, of onmetelijk ver,

Die niet staat en niet valt

En niet voelt als ik,

Niet koud en hooghartig

Ken je mij? Wie ben ik dan?

Weet jij mij beter dan ik?

Ik zou een woord willen spreken

Dat waar en van mij is

Dat draagt wie ik ben,

Dat het houdt,

Ik zou een woord willen spreken

Dat rechtop staat als mens die mij aankijkt en zegt

Ik ben jouw zuiverste zelf,

Vrees niet, versta mij, ik ben, ik ben

Ken je mij? Wie ben ik dan?

Weet jij mij beter dan ik?

Ben jij de enige voor wiens ogen

Niet is verborgen van mijn naaktheid

Kan jij het hebben,

Als niemand anders,

Dat ik geen licht geef, niet warm ben,

Dat ik niet mooi ben, niet veel

Dat geen bron ontspringt

In mijn diepte

Dat ik alleen dit gezicht heb,

Geen ander.

Ben ik door jou, zonder schaamte,

Gezien, genomen,

door niemand minder?

Zou dat niet veel teveel waar zijn?

Zou dat niet veel teveel waar zijn?

Ken je mij? Wie ben ik dan?

Weet jij mij beter dan ik?

Er zit in dit gedicht geen antwoord, enkel een vraag. En je hoort hoe de dichter ergens snakt naar een ja, een liefdevol ja van God. Ja ik ken jou, met al je tekortkomingen en je hoeft je niet te schamen want ik zie je, ik neem je zoals je bent, ik hou van je.

Vanmorgen wordt ons een hart onder de riem gestoken in het verhaal van David en het verhaal van de verloren zoon. God ziet je hart en het is goed. Laat dat bolwerk maar afbrokkelen. De laatste waarheid over jou is niet je schuld, niet je tekortschieten, de allerlaatste waarheid over jou is liefde.

Mag het, als het nog niet zo is, waar worden voor jou,
voor mij, voor ons allen.

Amen

[1] https://taaladvies.net/riem-onder-het-hart-steken-of-hart-onder-de-riem-steken/