Irritant mannetje doet het goede

Overweging bij Jona 1 en 2

Jona is zo’n bijbelverhaal dat iedereen kent. Er is zelfs een Suske en Wiske waarin een belangrijke rol is weggelegd voor de profeet Jonas die in de buik van een reusachtige potvis woont. En als je door twee anderen aan je armen en benen in het water of op je matras wordt gegooid dan heet dat… Jonassen. Je hoort aan deze voorbeelden trouwens dat Jona ook wel ‘Jonas’ genoemd wordt. In de Islam is dat trouwens Yunus, want het verhaal is ook opgenomen in de Koran.

En toch is het dan goed om het verhaal weer eens te lezen. Vandaag viel me op hoe grappig het eigenlijk begint. Want er gebeurt iets heel geks. God geeft Jona een opdracht. Ga naar Ninevé want ik heb gezien dat ze daar slechte dingen doen, je moet ze waarschuwen. Dat betekent dus dat God uit alle mensen van de wereld Jona weet te vinden om hem die opdracht te geven. En dat God ondertussen weet hoe het er overal ter wereld aan toe gaat.

Maar we lezen dat Jona de andere kant op reist. Haha, hoe dan? Hoe komt hij erbij om dat te doen? Later in het verhaal zullen we Jona leren kennen als iemand die vooral met zichzelf bezig is. Hij denkt eerst aan zichzelf en dan pas aan anderen. Ook zo iemand wordt dus gewoon door God geroepen hè. Ook iemand die heel erg met zichzelf bezig is, en zichzelf heel belangrijk vindt, weet ondertussen best wat goed is en wat niet.

En daar kun je voor wegrennen. Maar in je achterhoofd blijft dat stemmetje en dat besef. Dat kun je proberen te negeren, je kunt jezelf omringen met allemaal mensen die jou helemaal bevestigen dat je heus goed bezig bent. Maar uiteindelijk is het jouw eigen weg met jouw besef van goed en kwaad, en jouw keuze wat je ermee doet. Zo lees ik dan tenminste de storm die opsteekt. Er zal op de vlucht voor wat juist is altijd weer een storm opsteken waarin je opnieuw de keuze krijgt het goede te doen.

En uit de geschiedenis weten we dat het goede zo zijn weg vindt, door mensen die tegen hun gewoonte of tegen hun karakter in zomaar ineens iets voor een ander doen. Kijk naar Jona, die midden in de storm zegt ja, ik denk dat het door mij komt, gooi me maar in zee. Die lieve zeelieden proberen eerst nog uit alle mach naar de kant te roeien, zo veel goedheid komt Jona tegen. Pas als dat echt niet lukt, geven ze gehoor aan wat Jona vraagt.

In die storm op zee spant het er ineens om. Waar Jona vanuit zijn luie stoel, als het ware, Ninevé alleen kende vanuit de verhalen, Ninevé was een ver weg show en hoezo zou hij zich inspannen om daar helemaal heen te reizen en die mensen te helpen, blijkt hij als het erop aankomt, als het lot van anderen hem zo dichtbij is dat het hem als zeewater in het gezicht spat, toch bereid te zijn te helpen.

Jammer dat het zo werkt met mensen. Dat ze zich pas iets bij de problemen van anderen kunnen voorstellen als ze zelf in de problemen komen, en dat ze pas bereid zijn mensen te zien als medemensen wanneer de nood ook hun nood wordt. En hoe kwaadaardig de mensen die anderen op hun eigen stoep kunnen laten creperen, of ze moedwillig ergens op een afstand zetten zodat ze het leed niet hoeven te zien en het kunnen negeren. Ergerlijk ook is het. Je kunt je behoorlijk aan Jona ergeren, als je niet om hem lacht.

Het blijkt Jona’s redding dat hij, als het erop aankomt, het goede weet te doen. Want de vis in het water slokt hem op. Hoe verzin je het he, wat een briljant verhaal.

Daar in de buik van de vis leren we nog een heel andere Jona kennen. Of Jona leert de wereld nog op een heel andere manier kennen. Was het net de nood van anderen, aan boord van het schip, die maakte dat hij bereid was om zichzelf bekend te maken en over te laten geven aan de golven; nu belandt hij in diepe zielennood. Wat een redding leek, blijkt een beproeving te zijn. Een man van de wereld belandt plotseling in een donkere, uitzichtloze situatie. In het verhaal is het een beproeving hè. Ik zou niet durven, niet willen beweren dat de ellende waarin je weg kunt zinken een proef of test van God zou zijn. God speelt geen spelletjes met kwetsbare mensen, en verhalen zijn verhalen.

Maar Jona ervaart in de buik van de vis wat het betekent om volstrekt afhankelijk te zijn. Hij heeft het leven niet meer in eigen hand. En dan leert nood bidden. Opnieuw lijkt ook dit een manier van de schrijvers te zijn om dat verre Ninevé heel dichtbij te brengen. Jona weet vanaf nu wat het betekent om mens te zijn, hoe kwetsbaar en afhankelijk van tijd en toeval we eigenlijk allemaal zijn, en hopelijk maakt dat hem, als hij er doorheen komt, begripvoller ook naar anderen. Maakt het hem een beter mens.

Hopelijk… als je verder leest, dan zul je horen dat Jona een irritant randje blijft houden. Dat hij uiteindelijk teleurgesteld is dat de mensen van Ninevé die grote stad, berouw tonen en vasten, zelfs de dieren vasten. En dat God de stad niet verwoest met vuur uit de hemel. Hij klaagt er zelfs over. Maar… hoe kan ik anders, zegt God dan, zo’n grote stad met al die mensen die nauwelijks weten wat goed en slecht is, en dan nog al die dieren. Ik zou enorm verdriet hebben als ik die zou verwoesten.

En zo heeft uiteindelijk de liefde van God het laatste woord in het verhaal. En als we vanuit dat einde teruglezen naar het begin dat we vandaag hoorden, is die liefde van God dus ook beschikbaar voor die vreemde, koppige, eigenwijze, zelfzuchtige Jona. En zeg nou zelf, als Gods liefde zich niet ook naar belachelijke en ergerlijke mensen zou uitstrekken, was er dan wel echt hoop voor onszelf?

Amen