Er was eens een dominee in een klein dorpje in de polder.
De polder, dat betekent dat het een laag stuk land is. Je weet dat water stroomt van hoog naar laag. Dus toen het dat jaar in een maand heel erg regende, kwam er een overstroming in de polder. Het dorp van de dominee liep langzaam onder water.
Toen het water tot aan de drempel van het huis van de dominee kwam, belde de koster bij hem aan. “Mijn trekker en kar staan voor de deur, ik kom u meenemen naar een hogere en drogere plek. Want de dijk die ons tegen de rivier beschermt, begint te lekken.” Maar de dominee schudde nee, en zei: “Ik ga niet mee! Ik blijf, en als het nodig is, dan zal God me wel redden.”
Het werd avond en het water stond inmiddels tot aan de eerste verdieping, toen er pruttelend een bootje stopte en iemand op het raampje klopte.
De dominee deed open en zag de dorpsagent in een regenjas in het bootje zitten.
“Eerwaarde dominee, stapt u in de boot. De dijk laat zoveel water door nu,
dat uw huis vannacht zeker onder water zal staan.”
Maar de dominee schudde nee, en zei:
“Ik ga niet mee! Ik blijf, en als het nodig is, dan zal God me wel redden.”
Het werd nacht en het water stond zo hoog, dat de dominee door het dakraam bovenop het dak van het huis geklommen was. Hij zat op de nok en hield zich vast aan de schoorsteen, toen er met veel lawaai een helikopter kwam aanvliegen. Het zoeklicht onder de helikopter scheen op hem, en aan een touw werd een redder naar beneden getakeld.
Maar de dominee schudde nee, sloeg zijn armen over elkaar en riep dwars door het geluid van de brommende wieken:
“Ik ga niet mee! Ik blijf, en als het nodig is, dan zal God me wel redden.”
Hij keek er zo streng bij, dat de redder zich weer naar boven liet takelen. Op dat moment brak de schoorsteen en plonsde de dominee in het water. Hij ging kopje onder en verdronk.
De dominee kwam in de hemel, en liep meteen door naar God.
“God”, zei hij boos, “ik was zo vol vertrouwen dat u me zou komen redden. Dus ik maar wachten terwijl het water hoger en hoger kwam. Waarom kwam u niet? U hebt helemaal niets gedaan! Waarom hebt u me laten verdrinken?”
Toen trok God zijn wenkbrauwen op en zei:
“Maar beste man, hoezo niets gedaan? Ik heb je een trekker gestuurd, en toen een bootje, en zelfs een helikopter!”
eigen bewerking van een bestaand verhaal (bron onbekend)
Alexis
Ik ken deze anekdote in een andere setting, maar de essentie is en blijft allemachtig p(k)rachtig????; dank je wel voor ’t delen????