Alles over religies

INLEIDING

 

Niet schrikken!

Ben je geschrokken van dit lange artikel omdat je bang bent er geen tijd voor te hebben? Dat kan ik me voorstellen. Maar je zult zien dat het wel meevalt.

 

Vijf wereldreligies

Wat je op de volgende bladzijden vindt, is een beschrijving van belangrijke kenmerken van de vijf wereldreligies Hindoeïsme, Jodendom, Boeddhisme, Christendom en Islam (in volgorde van leeftijd neergezet, als dat je interesseert).

 

Snel vergelijken

De hoofdstukken volgen zoveel mogelijk dezelfde opbouw: je kunt op die manier snel een element van religie (muziek, leefregels e.d.) eruit pikken en de verschillende religies vergelijken. De inhoudsopgave helpt je daarbij.

 

Belangrijke inleiding

Hoofdstuk 1 en 2 zijn belangrijk om te begrijpen wat religie in het algemeen is, en hoe religie het dagelijks leven in het algemeen beïnvloedt. Ik zou dus proberen om die hoofdstukken in ieder geval door te nemen.

 

Waarschuwing

Ik waarschuw je maar even: als je met deze handleiding op een gelovige van een van de wereldreligies afstapt, zal zij of hij zich misschien niet helemaal herkennen in hoe de religie is neergezet. Dat is onvermijdelijk, want er zijn (zeker in West-Europa) zoveel interpretaties mogelijk als er mensen zijn. Toch denk ik dat ik een belangrijk deel van de kern heb weergegeven.

Nog een tweede waarschuwing: ik ben niet volledig in mijn beschrijving. Ik heb niet alles opgeschreven wat er over de religies te schrijven valt. Maar ik ga ervan uit dat je niet veel zult missen.

 

Positief

Religie is een boeiend onderwerp, want religie is van mensen en brengt structuur en zin in hun leven. Daarom is de toon waarmee dit stuk geschreven is positief.

 

Materiaal

Achter de beschrijving van de vijf wereldreligies vind je verwijzingen naar materiaal. Ik hoop dat deze handleiding je helpt bij het vormgeven van interessante lessen over religie, door die interesse in jou zelf te wekken.

 

Contact?

Voor vragen en opmerkingen, tips en tops, neem gerust contact met me op.

 

  1. HET IS MAAR HOE JE HET BEKIJKT

Voor dat we de kleurrijke wereld van religies induiken, is het goed om eerst stil te staan bij wat religie eigenlijk is. Religie is verbinding, religie is mensenwerk en religie is verbeelding.

 

1.1      Religie als verbinding

Het woord religie is afgeleid van een woord uit het Latijn dat ‘verbinding’ betekent. Die oude betekenis past wel. Religies gaan over verbinding. Over hoe er een verband is tussen alles wat je ziet en alles wat gebeurt. Over hoe dat grote verband veroorzaakt wordt door god of goden of een onzichtbare levensenergie. Over hoe je als mens zo moet leven, dat je in harmonie met dat grote verband leeft. En ten slotte verbinden religies mensen met elkaar die hetzelfde tegen de wereld aankijken.

 

Een groot verband

Religies verbinden verschillende dingen die gebeuren met elkaar en verschillende dingen die bestaan, die op het eerste gezicht los van elkaar staan.

 

Volgens sommige religies bestaat de samenhang uit een plan, waardoor alles wat gebeurt veroorzaakt is. Of er is een vaststaand programma waarin wij als mensen meedraaien. Volgens religies is er ook een doel: een punt in de toekomst waar mensen naartoe leven, of waarheen de hele kosmos onderweg is.

 

In het grote verband dat religies leggen, hebben alle gebeurtenissen hun plek. Goede en nare dingen die ons overkomen: ze zijn te verklaren. En als ze niet te verklaren zijn dan komt dat niet doordat er geen verklaring is, maar doordat we niet genoeg weten van het grotere verband.

Als buitenstaander kun je zeggen: of je een verband ziet, hangt maar af van hoe je het bekijkt. Je kunt zeggen ‘ik zie het anders’. Dat klopt. Verschillende religies leggen dan ook verschillende verbanden. Er zijn verschillende verhalen hoe de kosmos is ontstaan. En verschillende ideeën over hoe je als mens zou moeten leven.

 

Leven in harmonie

Dat is de tweede verbinding waarover het in religies gaat: hoe je als mens je leven zo leidt, dat je op je plek bent in het grotere verband. Ook daarover zijn in verschillende religies verschillende verhalen en ideeën. Regels ook die je zou moeten volgen. De gedachte of hoop daarbij is, dat als je in harmonie leeft met het grote verband, je gelukkig zult zijn of in de toekomst gelukkig zult worden. Of dat je dan leeft ‘zoals het bedoeld is.’

Religie gaat dus over verbinding. Ten eerste het zien van een groot verband. Waarom de dingen zijn zoals ze zijn. Ten tweede gaat religie over de verbinding van jou als mens met dat grote verband. Hoe je moet leven om een plekje te vinden in het geheel, om gelukkig te zijn of te worden.

 

De oorzaak van begin en einde

Er is nog een derde verbinding. Want als er een groot verband is, een plan met een doel of een programma dat vastligt, hoe komt dat dan? Veel religies hebben het idee dat er een onzichtbare dimensie is, of een andere wereld. Een onzichtbare dimensie van waaruit levensenergie de kosmos instroomt om leven mogelijk te maken en beweging te geven. Een andere, onzichtbare wereld waar zich een of meer goden ophouden. Deze energie, soms in de persoon van een god of goden is de oorzaak of de maker van het heelal, is betrokken bij het verloop van de geschiedenis en bepalend voor het doel van alles. Om te ‘leven in harmonie’ heb je als mens dus een verbinding nodig met de onzichtbare levensenergie, met god of met de goden.

 

Gemeenschap met mensen

Als laatste maar zeker niet onbelangrijke verbinding hoort bij religie de verbondenheid tussen mensen. Mensen verbinden zich rondom een bepaalde manier van kijken naar de wereld. Ze delen dezelfde ideeën over het waarom van alles, over hoe je moet leven en over hoe het goddelijke daarmee verbonden is. Religies bestaan dankzij gemeenschappen van mensen die de overtuiging dat een bepaald groot verband bestaat delen, en de verhalen en regels en rituelen die daaruit voortkomen ook.

 

1.2      Religie als mensenwerk

‘Dat hebben ze mooi bedacht, die religieuze mensen’ zou je kunnen denken. ‘Ze zien een groot verband om de wereld mee te verklaren, en hangen daar een hele riedel aan verhalen en gebruiken en rituelen op om een voorspelbaar leven te krijgen.’ De enige juiste reactie op deze gedachte is ja. En… nee!

 

Ja

Het antwoord is ja, want of je een verband ziet hangt maar af van hoe je kijkt. Ik zie bijvoorbeeld een verband tussen de opvoedstijl van ouders en het gedrag van kinderen in de klas, dat het gedrag van kinderen in de klas verklaart. Die visie baseer ik op kennis maar ook op overtuigingen. Iemand anders (jij misschien) ziet dat verband niet. Of je bent er niet eens mee bezig omdat het je niet zo interesseert. Misschien zie jij wel een ander verband dat jij veel sterker vindt, om het gedrag van kinderen te verklaren. “Ik zie het anders” betekent niet alleen figuurlijk “ik heb een andere overtuiging” maar ook letterlijk “ik zie andere verbanden.”

 

Het zou kunnen dat religies bedacht zijn door mensen. Het leven was tweeduizend jaar geleden nog minder voorspelbaar dan nu. Toen wisten mensen immers nog veel minder hoe grote gebeurtenissen als donder en bliksem, ziekte, leven en dood konden ontstaan. Je kunt je voorstellen hoe ze met elkaar spraken (mensen zijn altijd nieuwsgierig naar oorzaken) en samen de meest logische verklaring bedachten. Op grond van wat ze wel wisten en op grond van wat ze geloofden. Zoals dat ging in die tijd werd de informatie onthouden in de vorm van verhalen en liederen, die werden doorverteld van generatie op generatie. In de loop van honderden jaren groeiden de verhalen en liederen uit tot een religie.

 

Mensen hebben misschien van nature ook wel iets religieus. Je hoeft niet gelovig te zijn om af en toe met je vuist naar de lucht te schudden als het weer regent. Of ‘af te kloppen’ als je hoopvol bent over de toekomst. Of het gevoel te hebben ‘waarom moet mij dit nou weer over komen.’ We zoeken voortdurend naar verbanden, tot hele samenzweringstheorieën aan toe.

 

Nee

Toch is het antwoord of religie mensenwerk is ook nee. Als je het religieuze mensen vraagt. Want mensen die vandaag de dag een religie aanhangen, hebben die religie niet zelf bedacht. Ze hebben hem doorgegeven gekregen van vorige generaties, of konden tijdens hun leven opeens instemmen met een religieuze visie op het bestaan.

 

Het antwoord is ook nee, omdat mensen tot op de dag van vandaag ervaringen hebben gehad die volgens hen de visie van een bepaalde religie hebben bevestigd. Dat kan een wonderlijke ervaring zijn die zich volgens hen het beste laat verklaren vanuit de religieuze visie dat er een groot verband is, een doel of plan in de kosmos. Het kan ook de ervaring zijn dat hun gebed tot een bepaalde god verhoord werd. “Zie je wel, het werkt dus is het waar.”

 

Er zijn ook mensen die ondanks de ervaring dat hun leven niet gelukkig verloopt, hun gebeden niet worden verhoord of ondanks het feit dat ze niet precies weten of alles waar is wat de religieuze verhalen vertellen, toch blijven geloven. Religies helpen daar zelf mee: in de joodse en christelijke religieuze teksten staan verhalen over twijfelaars. Religies hebben ook verhalen waardoor ongeluk verklaard wordt.

 

Ja en nee?

Ten slotte kun je niet zomaar nee zeggen, omdat de geschiedenis van de religies lang en ingewikkeld is. De vijf wereldreligies ontstonden duizenden jaren geleden, en zijn door de jaren heen steeds geüpdatet met nieuwe verhalen. Generatie op generatie heeft ervaringen gehad dat het werkte of dat het wel waar moest zijn. Religies zijn soms aangepast aan nieuwe inzichten. Het idee dat het om een bedenksel van mensen zou gaan, leidt al gauw tot wat te simpele gedachten over religie. En hebben de stichters van religie het bedacht of hebben ze echt contact met een god gehad? Is het een combinatie van bedenksels en ervaringen?

 

1.3      Religie als verbeelding

De plek waar religie en kunst elkaar ontmoeten, is in de verbeelding. Religie vraagt van mensen dat zij zich kunnen voorstellen dat er meer is dan zij zien en weten. Dat er een onzichtbare wereld is die niet zomaar ontdekt kan worden, of een onzichtbare energie die niet kan worden gemeten, alleen ervaren. Dat kunnen mensen blijkbaar.

 

In het land van de verbeelding zijn de mogelijkheden onbegrensd. Er kunnen nieuwe verbanden worden gelegd die er nog niet eerder waren. Soms vraag je je zelfs verwonderd af: ‘hoe komt iemand erop?’ Als een grote wetenschappelijke ontdekking niet bij toeval is gedaan, dan is er altijd verbeelding aan vooraf gegaan. “Stel nou dat…”

 

Verbeelding is ook de ‘plek’ waar kunst zich mee bezighoudt. Kunst legt ook verbanden in de wereld die daarvoor onzichtbaar waren, en verbindt de kijker of deelnemer met dat verband. Of dat zinvol is, wordt bepaald door de ervaring die het kunstwerk bij je oproept. Of het waar is, is dan ineens minder belangrijk.

Religieuze mensen zullen zeggen dat het vermogen tot verbeelding iets met het goddelijke te maken heeft (dat je zo gemaakt bent) of een doel heeft (je kunt afstand van je verlangens nemen). Maar ook zonder je met de oorzaak of het doel bezig te houden, kun je je verbazen over wat de verbeelding tot nu toe allemaal heeft voortgebracht.

 

 

 

 

  1. HET HEILIGE EN HET DAGELIJKS LEVEN

Voor de mensen die bij een religie horen, speelt die religie een belangrijke rol in hun leven. Ze geloven immers dat er een ‘goede manier’ van leven is, in harmonie met het grote verband, of in overeenstemming met het plan of de bedoeling van god of goden. Die harmonie heeft alles te maken met wat heilig is.

 

2.1      Wat is heilig?

De ervaring van mensen, of het idee, dat er een onzichtbare kracht is die bepaalt wat er in de zichtbare wereld gebeurt, heeft mensen altijd een beetje bang gemaakt. Zo machtig en sterk is die kracht, dat je je als mens realiseert hoe weinig kracht en macht je er tegenover kunt stellen. Tegelijkertijd zijn mensen erdoor geboeid: leven in harmonie met die onzichtbare kracht is immers de weg naar geluk.

 

Dat je in harmonie met het goddelijke plan kunt leven, betekent ook dat je kunt leven zonder harmonie met het goddelijke plan. Die manier van leven brengt volgens religies geen geluk. Je moet dus zoeken naar een manier om dichtbij de onzichtbare kracht te komen om geluk te vinden. En tegelijkertijd de dreiging die ervan uitgaat zien te bezweren.

 

De momenten en plekken waar het leven van mensen dichtbij de goddelijke dimensie komt worden ‘heilig’ genoemd. Ook de boeken waarin de religieuze verhalen zijn opgeschreven zijn een ‘contactplek’ en dus heilig. En hoe meer je in harmonie met het Grote Verband leeft, des te heiliger ben je. Plekken waar god zich volgens een religie aan mensen heeft laten zien, zijn daardoor heilige plekken geworden. Het woord heilig wordt ook wel gebruikt voor god, goden of de onzichtbare levensenergie zelf.

 

Wat heilig is, is kostbaar en waardevol. Daar ga je voorzichtig mee om.

2.2      Regels, richtlijnen en rituelen

Je leeft in harmonie met het grote verband door het volgen van bepaalde voorschriften. Die voorschriften komen voort uit doorgevingen van god, via menselijke tussenpersonen, of ze komen voort uit inzichten die wijze mensen hebben opgedaan. Ze zijn vastgelegd in heilige boeken.

 

Elke religie heeft zijn eigen voorschriften. Soms wordt ieder terrein van het leven wel van een regel voorzien. Soms zijn de regels vooral ‘levensprincipes’ waarmee je in concrete situaties je weg moet vinden. Enkele religies voegen aan de heilige boeken nog verhalen toe vanuit de praktijk: hoe ga je met de regels om als je met nieuwe problemen wordt geconfronteerd?

 

Per stroming binnen een religie verschilt de mate waarin de regels gevolgd worden, dat wisselt soms binnen een stroming ook nog per individuele gelovige.

 

Van oudsher horen er ook rituelen bij religie. Dat zijn handelingen, soms met woorden erbij, die te maken hebben met de grote geheimen van leven en dood. Rituelen begeleiden bijvoorbeeld de overgangen in het leven van een gelovige. Rituelen worden ook gebruikt op het moment dat je het goddelijke nadert, bijvoorbeeld in de tempel.

 

Omdat het goddelijke iets fascinerends heeft en iets huiveringwekkends tegelijk, worden er in veel religies mensen aangewezen die een speciale status hebben. Zij voeren namens de gewone mensen de rituelen uit. Ze worden uitgekozen op grond van hun opleiding of omdat ze deel uitmaken van een doorgaande lijn van ‘heilige mensen’.

Religies en geloven zijn nooit alleen een kwestie van verstand. Het is heel Westers gedacht dat je pas kunt geloven als je weet of begrijpt waar het over gaat. Religies hebben ook een belangrijke ervaringscomponent.
Regels en richtlijnen zijn dan vaak een kwestie van verstand, van weten hoe het moet.
Maar rituelen hebben een andere kant: ze zijn vaak doorgegeven “zo doe je dat” en de oude taal wordt erbij gebruikt (Pali, Arabisch, Sanskriet, Aramees, Grieks of Latijn). Daardoor ‘draai” je als gelovige eerder ‘mee’ in een ritueel, dan dat je het zelf helemaal onder controle hebt.

 

Voor de meeste religies valt ook lichamelijk veel te beleven. Vasten, bepaald voedsel eten of juist laten staan, jezelf wassen om schoon het heilige tegemoet te treden, besnijdenis, rituele houdingen en pelgrimstochten zijn allemaal manieren om religie te ervaren met je lichaam. Ook het naspelen van belangrijke verhalen, dansen en zingen horen daarbij.

 

2.3      Heilige mensen

Elke religie kent verhalen over mensen die erin slaagden door op een bepaalde manier te leven heel dicht bij het goddelijke te komen. En verhalen over mensen aan wie god zich bekend maakte zonder dat ze dat met de dood hoefden te bekopen. Die mensen worden wel heiligen genoemd.

 

Er zijn in religies ook levende tussenpersonen die een soort bemiddelaar zijn tussen de goddelijke en de aardse wereld. Zij kennen de juiste woorden of rituelen om de goden mee te benaderen, en kunnen namens mensen dingen aan de goden vragen. Andersom treden ze ook op om ervoor te zorgen dat mensen leven zoals de goden dat willen. Deze mensen worden wel priesters genoemd. Zij mogen vaak als enige bepaalde rituelen uitvoeren.

 

2.4      Heilige plaatsen

Zoals al geschreven, gelden de plekken waar mensen naartoe kunnen gaan om het goddelijke te ontmoeten, ook als heilig. ‘Heilige huisjes’ worden ze wel genoemd: tempels, moskeeën, synagogen en kerken. Dat zijn vaak de plekken waar aanhangers van de religie komen om contact met het goddelijke te zoeken door gebeden, meditatie, offers of rituelen. Of ze zoeken contact door zich te verdiepen in de heilige boeken die zijn doorgegeven.

 

Binnenin het heilige huis richt de aandacht zich op het altaar waar de offers worden verricht, of op de verhoging waar uit de heilige tekst wordt voorgelezen en toegelicht.

 

2.5      Heilige woorden

Voor Jodendom, Christendom en Islam zijn de heilige teksten die zijn doorgegeven erg belangrijk. Ze geloven dat die teksten (een collectie van verhalen, regels en liederen) alle informatie bevat die mensen nodig hebben om hun leven goed te leiden. En dat die informatie rechtstreeks door hun god is ingefluisterd, of in ieder geval door echte ervaringen met hun god is ontstaan. Dat maakt de teksten en verhalen en liederen en regels dus tot een ‘plek van ontmoeting’, tot heilig.

 

Woorden waarmee je iets heiligs noemt, het heilige boek of een heilige plaats, worden vaak met een hoofdletter geschreven. Bijbel, Koran, Torah. Maar ook God en Allah. Joden spreken de naam van God niet eens uit, zo heilig als die is. Als ze de naam van God tegenkomen in hun religieuze geschriften, vervangen ze dat woord terwijl ze lezen door een ander woord.

 

Binnen het Jodendom en vooral de Islam noemt men zelfs de taal waarin de boeken zijn geschreven heilig. Wie god echt wil ontmoeten in de Islamitische Koran, moet hem horen in het oude Arabisch. En in de bijeenkomsten in de synagoge leest de Joodse rabbijn de heilige boeken in het Hebreeuws.

 

In het Boeddhisme nemen de heilige boeken een minder centrale rol in. Daar spelen rituelen over het algemeen een sterkere rol.

 

 

2.6      Heilige tijd

Alle religies hebben feestdagen of bepaalde periodes in het jaar die apart gehouden worden van de gewone dagen. Heilige tijd, zou je ze kunnen noemen. Een tijd waarin je je bewust bezighoudt met wat een leven in harmonie met het goddelijke je biedt en van je vraagt. De feesten en periodes worden door de religie voorgeschreven, en zijn een soort spel: je speelt een bepaalde gebeurtenis uit de geschiedenis van de religie na.

 

 

2.7      Pelgrimage

Leven in harmonie met het goddelijke door jezelf ‘te heiligen’, heilige tijd en heilige plaats komen bij elkaar in de pelgrimsreis. Dat is een reis die mensen maken naar een heilige plaats. Maar de plaats zelf is niet alleen belangrijk, ook de reis er naartoe waarin je je voorbereid op je aankomst. En op de heilige plek aangekomen zijn er allerlei rituelen om uit te voeren nu je zo dicht bij het goddelijke bent.

 

2.8      Levensweg

Religieuze mensen gebruiken voor hun leven soms het beeld van een weg. Ze geloven dat er een bepaald programma is waarin ze meedraaien. Je kunt leven in harmonie met het grote verband, of in disharmonie. Als je in harmonie leeft, zul je het doel bereiken. Je kunt je een religieus leven van begin tot doel voorstellen als een weg van A naar B, van geboorte naar sterven. Een levensweg dus.

 

Die levensweg van de individuele mens wordt gezien als onderdeeltje van de weg die het hele universum gaat, van schepping tot ‘einde van alles’ (in sommige religies is dat einde een nieuw begin).

 

 

2.9      Overgave

Bij religies hoort het begrip overgave: meegaan in iets waar je geen controle over hebt, en wat je niet helemaal kunt begrijpen met je verstand. Je kunt het grote verband omdat het zo groot is nooit helemaal begrijpen. Daarnaast heb je in religie een groot aantal regels en rituelen die je niet zelf hebt bedacht, maar die wel belangrijk zijn. Er wordt je een manier van leven doorgegeven die je moet aanleren, jezelf eigen moet maken.

 

Of het leven in harmonie je vandaag of morgen al fysiek of materieel geluk brengt, is de vraag. Elke religie vraagt van zijn volgelingen een zekere mate van vertrouwen en overgave. Een sprong in het diepe om mee te doen. Op hoop van zegen.

 


  1. HINDOEÏSME

 

Misschien kent het Hindoeïsme van alle wereldreligies wel de meeste stromingen. Soms wordt de godsdienst wel gezien als ‘overkoepelend begrip’ van allerlei stromingen die losser of vaster met de koepel zijn verbonden. Hieronder beschrijf ik de hoofdpunten.

 

3.1      HET GROTE VERBAND

Volgens het Hindoeïsme is alles in wezen één. Wij mensen zien verschillende dieren, dingen, vormen, en gedachten, maar dat is maar de buitenkant. De binnenkant is éénheid, advaita. Dat schept een band, en vraagt respect van de Hindoe voor alles wat er is. Het hele universum is een eenheid, maar geen stilstaande eenheid: er is beweging. Alles bestaat en wordt bezield door brahman.

 

Ieder individu heeft een eigen ik, een ziel, atman. Die ziel is een onderdeel van brahman.

 

Hindoes geloven in een kringloop van geboren worden, leven, sterven en weer geboren worden. Die noemen ze samsara. Wij kennen het begrip als reïncarnatie: de ziel krijgt steeds weer een nieuw vleselijk omhulsel. Het leven is onvolmaakt. Deel uitmaken van de samsara is dus niet wat je eigenlijk wilt.

 

Dat het leven onvolmaakt is komt door het volgende. Mensen hechten zich aan materie, aan zichzelf en aan elkaar. Maar omdat alle materie uiteindelijk verdwijnt, omdat het lichaam in verval raakt en mensen sterven, levert de gehechtheid van mensen aan materie lijden op. De Hindoe hoopt van dit lijden verlost te worden door zich los te kunnen maken van de kringloop. Dat doet hij door kennis en inzicht te krijgen van ‘hoe het echt zit’.

 

Als, na een aantal levens van toenemend inzicht, de verlossing bereikt wordt, komt de ziel los van materiële zorgen en gaat op in het brahman. Die verlossing wordt moksja of nirvana genoemd. Het wordt wel verbeeld alsof je een druppel bent, die weer opgaat in het geheel van de oceaan. De aarde zelf zal overigens op een gegeven moment vergaan.

 

Als menen kennis en inzicht krijgen, kunnen ze kiezen goede daden te doen. Die goede daden bepalen het karma, een soort ‘optelsom’ met consequenties voor het volgende leven. Met goed karma zal de Hindoe in een hogere levensvorm geboren worden, met slecht karma in een lagere levensvorm. Er zijn volgens Hindoes 8.400.000 levensvormen. Wanneer je terugkomt in een lagere levensvorm wordt het bereiken van moksja lastig: want kun je als hond kennis en inzicht verwerven om de samsara te doorbreken?

 

Ongeluk dat je overkomt, wordt gezien als gevolg van je karma: je eigen schuld dus.

 

Om het juiste leven te leven, is er een systeem van plichten en regels om je aan te houden. Dharma heet dat. Er zijn leermeesters, mensen met een hoger inzicht, om je op je levensweg te helpen.

 

Er zijn goden, veel goden, die zich in de vorm van levende wezens (avatar) op aarde kunnen bewegen. De goden zijn van na het begin en maken dus deel uit van het ene Universum. Het zijn allemaal manifestaties van de ene Brahman: Hindoes beschouwen zichzelf dan ook niet als een ‘meergodenreligie’.

 

Volgens de leer van de hindoe’s is de religieuze gemeenschap verdeeld in vier klassen. Ze worden wel ‘kasten’ genoemd en hebben elk hun eigen gedragscode. Er zijn priesters en leraren, de brahmanen. Er zijn koningen en soldaten, de ksatriya’s. Kooplieden en boeren, vaisja’s, en handwerkers, sjoedra’s.

 

Deze religieuze indeling paste ook bij de maatschappelijke indeling. Hoewel ze sinds de formele afschaffing van het stelsel in 1951 formeel niet meer samenvallen, maken kasten nog steeds deel uit van de ordening van de maatschappij. Er zijn ook kastenlozen, mensen die buiten het stelsel vallen en gelden als onaanraakbaar.

 

Van de kastenlozen geldt/gold, dat zij niet kunnen reïncarneren in een hogere kaste.

 

UNIVERSELE EENHEID ——>    [mens zoekt in die eenheid op te gaan door (maatschappelijke) plichten en regels te volgen en goed karma te krijgen] ——> MOKSJA

 

3.2      HEILIGE BOEKEN

De kennis over het grote verband, en hoe je daarmee in harmonie kunt leven om je doel te bereiken, is in verschillende heilige boeken vastgelegd. De oudste boeken hebben als naam ook ‘kennis’, Veda. De oudste van de Veda’s is de Rig-Veda, waarschijnlijk opgeschreven rond 900 voor onze jaartelling. De taal was toen Sanskriet.

De Rig-Veda is een verzameling liederen: lofzangen voor de goden en beschrijvende liederen. Liederen zijn een oude manier om kennis over te dragen: de melodie helpt je onthouden. Ze zijn waarschijnlijk voordat ze werden opgeschreven, mondeling overgedragen. De tweede Veda (Sama-Veda) bevat de melodie bij de liederen uit de eerste Veda. De andere twee (Yajur-Veda en Atharva-Veda) bevatten formules om uit te spreken bij het offeren, en magische formules om zieken te helpen genezen en oorlogen te helpen winnen.

 

Ongeveer honderd jaar na de Veda’s werden de Upanishads opgeschreven. Hierin staat de leer van de brahman (het universele bewustzijn, de alles bezielende kracht) en van de atman (het stukje brahman in iedereen).

 

Als derde van de heilige boeken zijn er de Mahabharata en de Ramayana. Deze omvangrijke geschriften bevatten grote verhalen over de strijd tussen goed en kwaad, en hoe goden mensen daarbij helpen. Ramayana is het verhaal van prins Rama. De Mahabharata heeft als belangrijk onderdeel de Bhagavad Gita.

 

VEDA’S, UPANISHADS, MAHABHARATA en RAMAYANA – LIEDEREN, FORMULES EN VERHALEN

 

 

 

3.3      HEILIG HUIS, HEILIGE DAG

Hindoes bezoeken een tempel of heiligdom om te bidden, maar ook voor een darshana: een blik op de afbeelding van het beeld van de god of godin. Alleen een priester mag dicht bij het beeld van de godheid komen. Er zijn geen vaste rituelen of vaste dagen om te bidden (behalve feestdagen).

 

In het binnenste van het heiligdom wordt een puja-ceremonie uitgevoerd. Gelovigen offeren bloemen, fruit, snoepgoed en water uit de Ganges in ruil voor de zegen van God. Als de priester ze in de ceremonie aan de godheid heeft overhandigd, geeft hij ze aan de gelovigen terug als teken van de zegen.

 

Voordat Hindoes de tempel binnengaan wassen ze zich, omdat een schoon lichaam een schone geest bevordert. Vrouwen bedekken hun hoofd. Als de puja is uitgevoerd, geeft de priester de gelovigen een rode stip op het voorhoofd als teken van zegening. Tilaka wordt die genoemd.

 

Elke tempel heeft een eigen priester voor de pujaceremonies en voor hulp bij het lezen van de heilige boeken. De meeste families hebben bovendien contact met een huispriester om bij hen thuis de rituelen te doen bij geboorte, trouwen en overlijden. Priesters horen bij de Brahmankaste.

 

GOD ZIEN in de TEMPEL

 

3.4      HEILIGE GOD(EN)

Er zijn in het Hindoeïsme duizenden goden, allemaal manifestaties (avatars) van braman.

 

Een belangrijk drietal goden is Brahma, Visjnoe en Sjiva
Brahma (zonder –n) wordt gezien als de Schepper. Hij is zo hoog dat hij niet aanbeden hoeft te worden: er zijn dus nauwelijks tempels voor hem.

Visjnoe is de onderhouder, de oppergod. Hij heeft negen manieren waarop hij zich op aarde laat zien, avatars. Twee bekende zijn Rama (de hoofdpersoon van de Ramayana) en Krisjna (wij kennen die als lievelingsgod van de Hare Krisjnabeweging). De negende avatar van Visjnoe is Siddharta Gautama, de Boeddha. De tiende, Kalki, zal aan het einde van de tijden komen.

Sjiva is de oplosser: hij vernietigt, waardoor ruimte voor het nieuwe ontstaat. Hij kent mannelijke en vrouwelijke verschijningsvormen. Ook zijn echtgenote Parvati wordt als een van zijn verschijningsvormen gezien.

Het drietal Brahma, Visjnoe en Sjiva staat symbool voor de kringloop van de schepping.

 

Een andere belangrijke god is Hanoeman. Deze god met de kop van een aap en een apenstaart, komt voor in de Ramayana. Hij helpt prins Rama (zevende avatar van Visjnoe) vijanden te verslaan. Hanoeman wordt aanbeden om te bemiddelen bij Visjnoe.

 

Parvati is een van de drie vrouwelijke avatars van Sjiva. Zij is mooi en meelevend. De twee andere godinnen, Kali en Doerga, zijn gewelddadig en lelijk.

 

Ganesha is de zoon van Sjiva en Parvati. Dit ‘kind met olifantenkop’ is erg populair, omdat hij gezien wordt als degene die obstakels uit de weg ruimt.

Krisjna is de achtste avatar van Visjnoe. Hij is met zwarte gestalte een van de meest vereerde goden.

 

GODEN als GEZICHTEN VAN BRAHMAN

 

3.5      HEILIGE MENSEN

Heilige mannen en vrouwen worden sadhoes genoemd. Zij hebben afstand van alles gedaan om moksja te zoeken. Ze trekken door het land om op allerlei plekken te mediteren. Ze hebben vaak een goeroe, een leermeester om ze te helpen.

 

Sommige Hindoes vereren heilige mensen in plaats van de goden. Rondtrekkende monniken bijvoorbeeld (sannya’s) of een spiritueel leraar. Een bekende leraar was Mahatma Gandhi.

 

DICHTERBIJ MOKSJA

 

 

3.6      HEILIGE PLAATSEN

De Ganges is voor Hindoes een heilige rivier: ze geloven dat het water het kwade afwast. Er wordt in de rivier gebaad en rivierwater wordt mee naar huis genomen. Pelgrims bezoeken meestal Varanasi, dat aan de rivier ligt.

 

Er zijn in het noorden van India naast Varasani nog 6 andere heilige steden. De zeven worden wel tirtha’s genoemd: oversteekplaatsen. Het zijn plekken van waaruit je kunt oversteken naar moksja.

 

De Himalaya is een heilig gebergte: op een van de toppen worden Shiva en Parvati aanbeden. Pelgrims bezoeken de bergen, en ook de plekken waar de Ganges en andere heilige rivieren ontspringen.

 

POORT NAAR MOKSJA

 

 

3.7      BIDDEN

Hindoe’s bidden tot hun goden met de pujaceremonie. Maar ze spreken ook mantra’s uit, vaste teksten uit de heilige boeken. Ze hopen de goden daarmee een plezier te doen, en hulp te krijgen.

 

Een van de heiligste mantra’s is het woord/de klank Ohm (of AUM), die voortdurend wordt herhaald in de heilige teksten. De precieze betekenis van het woord is niet bekend: in sommige Upanishads wordt het omschreven als een naam voor brahman.

 

Naast de praktijk van het bidden tot goden om hulp van boven, is er ook nog de oefening om van beneden tot hoger inzicht te komen. Dat kan door yoga-oefeningen. Het woord yoga betekent weg. Het staat voor manier om je lichaamsfuncties, je zintuigen en je denken onder controle te brengen. Dan kan de atman zich met de brahma verbinden. De meditatie moet gepaard gaan met een zuiver leven. Ook moet de yogi verschillende lichaamshoudingen leren beheersen. Doel is samadhi, de eenheidservaring.

 

Er zijn vier meditatiewegen:

Karma-yoga, Bhakti-yoga, Jnana-yoga en Raja-yoga. De laatste vorm is de yoga van systematische meditatieoefeningen.

 

Ook andere vormen van meditatie worden beoefend, waaronder het maken van mandala’s.

 

EEN WEG om je TE BEHEERSEN

 

3.8      LEEFREGELS

Het systeem van plichten en regels van de religie heet dharma. In het kort betekent dat, dat de hindoe zich in zijn leven moet inspannen, zich niet aan bezit moet hechten, de waarheid moet dienen en lichaam en geest bij de les moet houden.

 

Hindoe’s hebben vijf dagelijkse plichten, de jayna’s.

De Brahma-jayna gaat over het bidden in de ochtend en de avond, het doen van yoga-oefeningen, het lezen van heilige boeken en het uitvoeren van rituelen.

De deva-jayna vraagt van mensen om te leven in ontzag voor het goddelijke.

De atihi-jayna verplicht tot gastvrijheid.

De pitri-jayna is de plicht om voor ouderen te zorgen.

Zorgen voor alles wat leeft is de ballivaishwa-jayna.

 

Dat moet elke dag. Meer in het algemeen zijn er de rina’s. Van deze algemene verplichtingen zijn er drie:

Dienstbaarheid aan de gemeenschap, maatschappelijk en religieus (deva-rina)

Respect voor ouderen en ook voor overledenen. (pitri-rina)

Het eren van allen van vroeger die hun steentje hebben bijgedragen aan de gemeenschap. (rishi-rina)

 

De koe is in het hindoeïsme een heilig dier. Je mag dus geen rundvlees eten, en je eten mag zelfs niet in aanraking zijn geweest met rundvlees, bijvoorbeeld bouillon. Al het eten dat je bereid, moet goed worden schoongemaakt.

 

Van de goden mag je eigenlijk geen vlees, vis en eieren eten. Daarom eten Hindoes op bepaalde dagen, waarop hun specifieke god of godin geëerd wordt, dit niet.

 

Vasten is een vast gebruik bij Hindoe’s ter voorbereiding op een feest, of tijdens het mediteren. Iedereen bepaalt zelf wanneer hij wil vasten en hoe lang. Kinderen vasten ook mee als ze dat willen. Soms betekent vasten dat je minder eet: in ieder geval laat je gezouten, gebakken en gekruide producten staan.

 

REGELS voor ZORGVULDIG LEVEN

 

3.9      RITUELEN

Rituelen begeleiden de hindoe op 16 momenten bij levensovergangen. Sanskars, worden deze rituelen en ceremoniën genoemd.

 

Tien dagen na de geboorte krijgt een kind zijn of haar naam.
Later wordt, in een ritueel het eerste haar van het kind afgeschoren. Dit is een manier om slecht karma uit een vorig leven te verwijderen.

 

Als een Hindoejongen negen of tien is, en bij een van de drie hogere kasten hoort, wordt de heilige-draadceremonie uitgevoerd. Een lus van draad wordt over zijn schouder gelegd en onder zijn arm door. De jongen wordt als het ware voor de tweede keer geboren en is nu oud genoeg om de heilige boeken te bestuderen. Hij moet de draad blijven dragen voor de rest van zijn leven.

 

Het huwelijk van Hindoes duurt een aantal dagen waarin vijftien rituelen worden uitgevoerd. Zeven stappen rondom het heilige vuur bijvoorbeeld.

 

Na overlijden wordt de dode gecremeerd. Op die manier kan de ziel loslaten van het lichaam. Bij de crematie is de rol van het naaste mannelijke familielid belangrijk: in een ritueel zorgt hij ervoor dat de ziel overgaat in een nieuw spiritueel lichaam om door te gaan naar een volgend leven. Na de crematie volgt een periode van 10 dagen waarin allerlei rituelen worden uitgevoerd. De as wordt, indien mogelijk, in de Ganges uitgestrooid.

 

Het leven wordt door Hindoe’s in vier fasen verdeeld, de ashrams.

De eerste fase is gericht op onderwijs en vorming.

De tweede fase op het huwelijk, het stichten van een gezin en werken.

De derde fase in een Hindoeleven is de fase waarin je je langzaam terugtrekt en je kennis overdraagt.

De vierde fase is de fase van onthechting en het je richten op het goddelijke.

 

RITUELEN bij de LEVENSOVERGANGEN

 

3.10    FEESTEN

De jaartelling begint voor Hindoes met de troonsbestijging van koning Sjalivakan in 78 van onze jaartelling, of in het jaar 57 voor onze jaartelling met de overwinning van koning Vikram.

 

Het jaar, gebaseerd op de cyclus van de maan, begint in de lente, bij ons maart of april.

 

Ieder dorp heeft zo zijn eigen lievelingsgod, en ook verschillen per gezin de goden die worden vereerd. Er zijn ook meer algemene feesten die alle Hindoes vieren. Twee feesten sluiten bij de wisseling van seizoenen aan. Andere feesten eren goden, en weer andere gaan over (levende en overleden) familie.

 

Holi

Het nieuwjaars- en lentefeest Holi viert de overwinning op de winter. Het feest begint met het verbranden van de Holika, symbool voor het kwade. Mensen gooien een handje rijst in het vuur dat symbool staat voor slechte daden of eigenschappen in het vorige jaar. Zo begin je met een schone lei aan het nieuwe jaar. Tijdens het Holifeest vallen alle standsverschillen weg. Mensen gooien na het verbranden van de Holika modder en gekleurd water over elkaar, besprenkelen elkaar met reukwater en parfum. Mensen houden elkaar voor de gek en dansen en zingen en eten samen.

 

Hanoeman Djayanti
Ergens in april valt de dag waarop de geboorte van Hanoeman wordt gevierd.

 

Divali

Divali is gewijd aan de godin van het licht en de voorspoed, Maha Laksjmi. Het gaat om het goede dat het kwade overwint, het licht dat wint van de duisternis. Ter voorbereiding eten Hindoes een week geen vlees en drinken geen alcohol om van binnen rein te zijn. Ze wassen zich en trekken schone kleren aan. In de donkere nacht (Divali valt met nieuwe maan) steken ze in het hele huis, op het dak en in de tuin worden kaarsjes aan. Ze hopen dat Laksjmi het huis kan vinden door het de hele nacht verlicht te houden.

 

In sommige gebieden wordt met Divali de godin van het ongeluk, Alaksjmi, verjaagd met lawaai. Een beeld van deze godin wordt stukgeslagen, en op die plek wordt een beeld van Laksjmi neergezet, de vrouw van Visjnoe.

 

Divali eert de vrouw en haar rol in het gezin, het is een soort moederdag. De oudere vrouwen hebben een speciale rol in de rituelen en gebruiken.

Maha Sjivaratri: Nacht van de grote Sjiva

In februari of maart. Sjiva vernietigt en maakt ruimte voor het nieuwe. Hij is de god van de vruchtbaarheid en de vernieuwing. Op zijn grote feestdag wordt eerst gevast, daarna wordt ’s nachts feestgevierd.

 

FEESTEN bij het JAAR en bij BELANGRIJKE GODEN

 

3.11    KUNST

Hindoes beelden hun goden af, in houdingen en met attributen die speciale betekenis hebben. In een heiligdom voor Sjiva vind je geen godsbeeld, maar een symbool. De zogenaamde linga. Dit fallusachtige symbool staat voor vruchtbaarheid.

 

Afbeeldingen van de goden zijn niet zomaar plaatjes: ze laten zien dat de goden aanwezig zijn en een belangrijke plek innemen. Wie zich richt tot een godsbeeld, richt zich tot de god zelf, alsof het een raam is waardoor hij de godheid ziet.

 

AFBEELDINGEN als PLEK van het GODDELIJKE

 

3.12    MUZIEK EN DANS

De Veda’s, de Upanishads, de Mahabharata en de Ramayana bevatten veel liederen. Ook verhalen zijn vaak op muziek gezet. Klassieke Hindoe-muziek en dans wordt uitgevoerd volgens strikte regels. Tot in de handgebaren is de dans vastgelegd. Er schijnen in een oud boek 36 manieren te zijn vastgelegd waarop dansers hun ogen, wenkbrauwen en oogleden kunnen gebruiken om iets anders uit te drukken.

 

MUZIKALE en DANSENDE VERTOLKING van de VERHALEN

 

3.13    VERHALEN

De Mahabharata en de Ramayana bevatten de populairste verhalen van het Hindoeïsme. Heldendaden, avonturen: ze worden aan kinderen verteld maar ook op bruiloften. De bekende godenverhalen worden ook uitgewerkt in strips.

 

KLEURRIJKE VERHALEN

 

 

  1. JODENDOM

 

Zoals voor alle religies geldt: ook het jodendom kent meerdere stromingen. Die stromingen verschillen in wat ze binnen de religie het belangrijkste vinden en in de mate waarin de religie het dagelijks leven beïnvloedt. Hieronder staat een algemene beschrijving van de joodse religie die voor veel joden opgaat.

 

4.1      HET GROTE VERBAND

Volgens de joodse religie is er maar 1 God. Deze God heeft wel een naam, maar die mag je niet uitspreken. God is immers heilig. De naam van de joodse God wordt wel uitgesproken als Jahweh. Maar in plaats van die naam zeg je ‘Adonai’ (Heer) of ‘Hasjem’ (De Naam). Ik spreek voor het gemak gewoon over God, met een hoofdletter omdat het om de voor joden enige heilige god gaat.

 

Deze ene God heeft alles gemaakt wat er is, en is bij mensen betrokken. Hij sloot met een mens, Abraham, een verbond. Dat betekent een soort contract op basis van beloften. Als Abraham trouw zou zijn aan wat God van hem vroeg, zou God zijn nakomelingen tot een groot volk maken en goed land geven om in te wonen. Volgens de joodse religie stamt het joodse volk af van Abraham en is het een ‘uitverkoren volk’. God heeft dit ene volk uitgekozen om zijn volk te zijn. Het volk heeft de keuze om God trouw te zijn,

 

Toen zijn volk in Egypte terechtkwam, en de joden als slaven moesten werken, heeft God ze bevrijd met behulp van Mozes. Via Mozes heeft God na hun bevrijding, toen ze 40 jaar onderweg waren naar het beloofde land, het volk heilige wetten gegeven. De Tien Geboden zijn de kern. Maar ze worden uitgewerkt en aangevuld in honderden andere voorschriften. Wie deze wetten en leefregels volgt, komt de belofte van Abraham aan God na, en leeft dus in harmonie met wat God wil. De wetten en regels vind je in de eerste vijf boeken van de verzameling heilige geschriften, de vijf boeken van Mozes. Deze bevatten de kern, het hart van de joodse religie.

 

Joden geloven dat in de toekomst een Messias zal komen. Messias betekent ‘door God tot koning uitgeroepen mens’. Hij zal een machtige leider zijn die vrede brengt op aarde. Hij zal nog machtiger zijn dan de door God zo geliefde koning David uit de geschiedenis, van wie hij een nakomeling is. Volgens de joden was Jezus van Nazareth, die volgens christenen de Messias is, niet de ware Messias. (Het christendom ontstond als een stroming binnen het jodendom die in Jezus de Messias zagen. Aan het einde van de eerste eeuw van onze jaartelling werd het een zelfstandige godsdienst.)

 

SCHEPPING ——>    [het uitverkoren volk houdt zich aan de wetten] ——> MESSIAS

 

 

4.2      HEILIGE BOEKEN

Hun kennis over de religie halen joden uit een heilig boek, de Tenach genaamd. Tenach is eigenlijk een afkorting voor Tora Neviiem en Chetoeviem: wetten, profeten en geschriften. De Tenach is dus een verzameling van heilige boeken.

 

De Tora is het belangrijkste deel van de tenach. Volgens de joden is deze geschreven door Mozes. In de vijf boeken van Mozes lees je verhalen over de schepping van hemel en aarde, over het ontstaan van het uitverkoren volk (via Abraham en zijn nakomelingen) en over de bevrijding van het volk uit slavernij in Egypte. Daarnaast zijn er in de Tora allerlei regels en richtlijnen te vinden. Voor hoe je als mens met God en met de religie moet omgaan, maar ook voor het dagelijks leven.

 

De taal van de heilige boeken is Hebreeuws (al zijn een paar boeken, die wat later in de geschiedenis werden opgeschreven, oorspronkelijk in het Aramees opgeschreven). Iedere religieuze joodse man kan dus Hebreeuws lezen (dat gaat van rechts naar links). In de wekelijkse bijeenkomst in het heilige huis van de joden, de synagoge, wordt in het Hebreeuws uit de Tenach voorgelezen.

 

De Tora van de synagoge is met de hand opgeschreven op vellen perkament die aan elkaar zijn genaaid en zijn opgerold tot grote boekrollen. Deze rollen krijgen, omdat het zulke belangrijke teksten zijn, een ereplaats. In een grote kast die met de achterkant in de richting van Jeruzalem staat. De teksten van de rollen mogen, omdat ze zo heilig zijn, niet met de hand worden aangeraakt. Om toch te kunnen zien waar hij is, gebruikt de voorlezer een zilveren stok met een handje eraan. Jad heet dat ding, wat in het Hebreeuws ‘hand’ betekent.

 

Een heilig boek dus (de Tenach en vooral de Tora), in een heilige taal (het Hebreeuws), die behandeld wordt als heilig (bewaard op een ereplaats in de synagoge, en alleen aangeraakt met een Jad van kostbaar zilver). Daarin staat het Grote Verband beschreven, en hoe je daarmee in harmonie kunt leven.

 

Als er tijdens het schrijven van de Torarol een fout wordt gemaakt, wordt de rol niet weggegooid of verbrand, maar begraven. Met heilige woorden van God ga je volgens de joodse religie respectvol om.

 

Er verschenen door de eeuwen heen naast de Tenach boeken waarin de heilige teksten worden toegelicht en uitgelegd door wijze religieuze leraren. Soms wordt over één woord een bladzijde vol geschreven: als de betekenis van het woord net wat anders wordt opgevat, moet de tekst misschien ook wel anders worden uitgelegd. De bekendste toelichting bij de Tenach is de Talmoed. De functie van de Talmoed is vergelijkbaar met die van de Hadieth in de Islam: een praktijkgerichte uitwerking van de leer voor het alledaagse leven.

 

In de Tora wordt het afbeelden van God met nadruk verboden. Joden doen het dus in hun religie met de woorden van en over God, en helemaal zonder afbeeldingen.

 

TENACH en dan vooral de TORA – de VOORSCHRIFTEN VAN GOD

 

4.3      HEILIG HUIS, HEILIGE DAG

De week van joden duurt zeven dagen, omdat hemel en aarde volgens het verhaal in zes dagen door God geschapen werden. Op de zevende dag rustte God van zijn scheppingswerk. Daarom is de zevende dag voor joden heilig: het is een dag om even niet te werken, bij te komen, en vooral om met de religie bezig te zijn. De nieuwe dag begint voor joden bij zonsondergang. Op de heilige dag, de Sabbat (van vrijdagavond tot zaterdagavond) zijn er twee bijeenkomsten in de synagoge: vrijdagavond en zaterdagmorgen.

 

De synagoge (‘huis van samenkomst’ betekent dat) is een plek om samen te komen rondom de Tenach. Bij de ingang is vaak een bassin met water aanwezig zodat bezoekers zich schoon kunnen maken voor de ontmoeting met de heilige God. Die laat zich ontmoeten in de woorden uit de Tenach die worden voorgelezen en uitgelegd, en in gebeden. Centraal in de ruimte staat de biema, de lezenaar. Daar leest, in het hoogtepunt van de bijeenkomst, een Torageleerde, een rabbijn, een priester of een voorzanger voor uit een gedeelte van de heilige tekstrol. Dat gebeurt op een zangerige toon.

 

Vaak legt de rabbijn (de leider van de gemeenschap) vervolgens uit wat de betekenis is van wat er gelezen is. Welke informatie over het grote verband van god en heelal is er in de tekst aanwezig, en hoe leef je volgens de tekst daarmee in harmonie? Het ‘leren’ uit de Tora staat zo centraal in de bijeenkomst, dat de synagoge ook wel ‘Sjoel’ genoemd wordt. Dat woord is afgeleid van het Duitse woord voor school.

 

In de meer liberale synagoges zitten mannen en vrouwen bij elkaar. In strengere synagoges zitten vrouwen en mannen apart. In die stroming is het lezen en bestuderen van de heilige boeken iets voor mannen, terwijl vrouwen andere verplichtingen (en rechten) hebben.

 

God dien je in de joodse religie dus, door de voorschriften van de Tora te leren, ze te begrijpen en ze toe te passen in je leven. In de synagoge kun je trouwens ook terecht voor ontmoeting, en om steun van de rabbijn of de gemeenschap te ontvangen.

 

SYNAGOGE en SABBAT zijn bedoeld om je te VERDIEPEN in de TORA

 

4.4      HEILIGEN

Binnen het jodendom gelden de profeten uit de Tenach als heilige mensen. Van de profeet Elia wordt zelfs geschreven dat hij niet stierf, maar in een wagen vol vlammen naar de hemel werd gebracht. Ook de aartsvaders en koning David hebben een bijzondere plek.

De leraren van joodse gemeenschappen, rabbijnen, worden soms ook als heiligen gezien. Door hun diepgaande inzicht in de Tenach ontdekten ze de grotere verbanden in de schepping. Soms wordt verteld dat ze wonderen deden. Namen van heilige rabbijnen zijn Nachman van Bratslav, de Baäl Sjem Tov (bijnaam van rabbijn Israël Ben Eliëzer en de Maggied van Mezrich (bijnaam van rabbi Dov Ber).

 

4.5      HEILIGE PLAATSEN

Jeruzalem is de heiligste joodse stad op aarde. De heiligste plaats van de joodse religie was namelijk de tempel in Jeruzalem. Die is in de geschiedenis tot twee keer verwoest. Na de tweede keer is hij niet weer opgebouwd. De enige overgebleven muur van de tempel in Jeruzalem is een heilige plaats voor joden. Hij wordt wel de Klaagmuur genoemd. Mannen en vrouwen bidden daar apart.

 

De olijfberg in de buurt van Jeruzalem is de heiligste joodse begraafplaats. Op die plek, zo staat in de Tora, zal de Messias Jeruzalem binnengaan. Dan wekt hij de doden op om het eeuwige koninkrijk van vrede binnen te gaan.

 

JERUZALEM

 

4.6      BIDDEN

Een gelovige joodse man moet drie keer per dag bidden: in de ochtend, de middag en de avond. Hij doet dat als het kan in de synagoge, en anders thuis. Tijdens het bidden (het opzeggen van heilige woorden uit de Tora met het idee dat God toehoort) slaat hij een speciaal soort sjaal, een ‘gebedsmantel’ om zijn schouders. Ook bedekt hij zijn hoofd met een klein rond petje, een keppeltje. Sommige joodse mannen dragen dat keppeltje altijd. Binnen sommige stromingen van de joodse religie worden bovendien gebedsriemen gedragen tijdens het bidden: een om het hoofd en een om de arm. Aan die riemen zit een doosje met daarin een stukje heilige tekst uit de Tora.

 

Voor elke handeling is wel een passend gebed. Op sommige plekken waar iets moois of juist iets vreselijks is gebeurd, worden joden aangemoedigd hun eigen gebeden te verzinnen.

 

Een stukje tekst van de Tora , het sjema (zie hieronder) wordt in een klein doosje bevestigd aan de deurpost van het huis, als joden er komen wonen. Dat staat als voorschrift in de Tora.

 

BIDDEN – de HEILIGE WOORDEN HERHALEN

 

4.7      LEEFREGELS

Zoals eerder al omschreven: het jodendom heeft in de Tora honderden voorschriften, bijna voor elk aspect van het dagelijks leven. Deze voorschriften worden nog uitgewerkt in de Talmoed.

 

In de Tora staat bijvoorbeeld geschreven dat joden niet alles mogen eten. Er is een verschil tussen voedsel dat ‘schoon’ is en voedsel dat ‘niet schoon’ (onrein) is. Niet alleen zijn sommige ingrediënten verboden, zoals varkensvlees: ook de manier waarop je het eten klaarmaakt kan het eten ‘onrein’ maken. Reine dieren (koeien, schapen, geiten en herten, bepaalde soorten vis en bepaalde soorten vogels) moeten op een speciale manier worden geslacht.

 

Vlees en melk mogen niet met elkaar in aanraking komen en niet in een gerecht worden gecombineerd. Er is zijn bijvoorbeeld aparte theedoeken voor de braadpan (en alles wat met vlees in aanraking komt) en voor de ijslepel (alles wat met melkproducten in aanraking komt). Soms ook twee aparte aanrechten.

 

Tussen koosjer en niet koosjer is nog een tussencategorie met eten dat wel toegestaan is, maar niet wordt aanbevolen.

 

Er bestaan speciale lijstjes met producten die goedgekeurd zijn door rabbijnen. Maar je kunt natuurlijk ook in een joodse winkel kopen om zeker te weten dat je eten ‘schoon’ oftewel ‘koosjer’ is.

 

Behalve door het juiste voedsel te eten, is er nog iets waarmee je je lichaam verzorgt volgens de voorschriften van de Tora. Om zo de menselijke kant van het verbond na te komen. In de Tora staat dat Abraham zich moest laten besnijden, en al zijn mannelijke nakomelingen. Besnijden is een stukje van de voorhuid van de penis wegsnijden. Dat gebeurt bij joodse jongetjes op hun achtste levensdag.

 

Het wassen van de handen voor het eten is ook een voorschrift. In de Middeleeuwen heeft het feit dat joden zich wasten (andere mensen deden dat niet, het werd als ongezond gezien) de joodse gemeenschappen vaak gespaard voor epidemieën zoals de pest. Dat leidde er soms wel toe dat ze de schuld van de epidemie kregen.

 

Joodse mannen van een de ‘orthodoxe’ stroming laten hun baard groeien, en hun bakkebaarden ook. Getrouwde vrouwen van die stroming dragen buitenshuis een pruik, omdat alleen hun echtgenoot hun haar mag zien.

 

JE LICHAAM is van GOD

 

4.8      RITUELEN

Naast de geboorte (bij jongens de besnijdenis op de achtste dag) zijn het volwassen worden, het trouwen en het sterven de vier belangrijkste momenten. Hiervoor zijn verschillende rituelen.

 

Op de drempel van het volwassen worden, 12 jaar voor meisjes en 13 jaar voor jongens, wordt groot feest gevierd. Meisjes worden dan ‘Bat Mitswa’ en jongens ‘Bar Mitswa’. Bat is Hebreeuws voor dochter, Bar betekent zoon. Mitswa betekent ‘voorschriften’. Vanaf dat moment zijn ze voor de joodse religie volwassen. Jongens (en in sommige gemeenschappen ook meisjes) bereiden zich op die dag voor door Hebreeuws te leren en een stukje tekst op de daarvoor bestemde zangerige toon te leren voordragen.

 

Als een joods stel trouwt, horen daar rituelen bij. Eerst wordt er tussen de beide families een financieel contract gesloten. Daarna trouwt het echtpaar onder een speciaal baldakijn (een soort dakje) in de synagoge. En als het trouwfeest op zijn hoogtepunt is, trapt de bruidegom (soms met de bruid) een glas kapot. Dan roept iedereen ‘Mazzel tov’ wat ‘veel geluk’ betekent. Scherven brengen dus geluk.

 

Zoals nu wel duidelijk is, zijn de woorden van de Tora heel belangrijk voor joden. Een stukje tekst is misschien wel het belangrijkste, namelijk het ‘Sjema Jisraeel’. “Hoor Israel”, betekent dat, en dat zijn de beginwoorden van het stukje tekst. “Hoor Israel, de Heer is God, de Heer is één. Je moet van de Heer, je God, houden met heel je hart, heel je ziel en met alles waartoe je bij machte bent.” Dit rituele gebed wordt uitgesproken in de ochtend en de avond, maar als het kan ook als laatste woorden voor het overlijden.

 

Een joodse begrafenis is sober. Ook aan de grafsteen zie je niet of het een rijk of arm iemand is. Na de begrafenis wordt zeven dagen gerouwd. Jaarlijks wordt op de sterfdag van de overledene Kaddiesj gezegd, dat is een gebed om God te prijzen voor alles wat hij gegeven heeft.

 

RITUELEN bij de LEVENSOVERGANGEN

 

4.9      FEESTEN

De joodse kalender is een beetje anders dan de onze. Ten eerste omdat ze de jaartelling beginnen bij het jaar waarin de schepping van hemel en aarde zou hebben plaatsgevonden. Het was in 2013 dus het jaar 5775. Het joodse jaar heeft ook een andere vorm. De maanden zijn afwisselend 29 en 30 dagen lang, omdat de maanstanden worden gevolgd. De week duurt wel gewoon zeven dagen omdat God de aarde in zes dagen gemaakt zou hebben en op de zevende gerust. De week begint na de rustdag, zaterdagavond als de eerste drie sterren te zien zijn.

 

Ik geef hieronder een aantal joodse religieuze feesten aan en sluit af met een gedenkdag.

 

Rosj Hasjana: Nieuwjaarsfeest.

Het joodse nieuwjaarsfeest valt samen met de oogsttijd in Israël. Het is daarna tijd om opnieuw te beginnen, met zaaien. Het is nieuwjaarsdag ergens in september. (Welk jaar wordt het in september 2014 volgens de joodse jaartelling?) Mensen eten die avond een stukje appel dat ze in honing dopen en wensen elkaar een ‘zoet jaar’ toe. In de synagoge wordt op de ramshoorn geblazen om het nieuwe jaar aan te geven. Rosj Hasjana betekent ‘hoofd van het jaar’, hoofd staat voor ‘begin’.

 

Jom Kippoer: Grote Verzoendag.

Tien dagen na Rosj Hasjana is de heiligste dag van het joodse jaar. Dan staat iedereen stil bij wat hij verkeerd heeft gedaan in het afgelopen jaar, en bij wat er in de gemeenschap verkeerd is gegaan. God beslist op die dag over de kansen in het nieuwe jaar. Mensen mogen zich die dag niet eten en drinken, niet wassen en geen seksuele omgang hebben. De joden van de orthodoxe stroming dragen geen leren schoenen om aan te geven dat ze de heiligheid van de aarde (die is van God) respecteren. Jom Kippoer is een plechtig, maar geen somber feest: er zijn nieuwe kansen!

 

Soekot: Loofhuttenfeest.

In de tuin of op het balkon wordt, ruim twee weken na Jom Kippoer, een simpel hutje gemaakt met als dak losse takken. Zeven dagen lang wordt er in dit hutje gegeten, terwijl je door het dak de hemel kunt zien. Bij dit feest verbinden mensen zich met het verhaal van de vlucht uit Egypte, toen de joden een barre tocht van veertig jaar door de woestijn maakten. Ze voelden zich ondanks alles beschermd door God.

Tijdens het feest wordt ook gevierd dat de laatste oogst van het jaar binnen is. In de synagoge wordt God met een ritueel aangewezen als heerser over het heelal.

 

Simchat Tora: Vreugde vanwege de/dankzij de wet.

Tijdens dit feest in oktober wordt gevierd dat God via Mozes de Tora aan zijn uitverkoren volk gegeven heeft.  In de synagoge wordt eerst het laatste hoofdstuk gelezen, gevolgd door het eerste hoofdstuk. Daarmee geeft men aan dat het lezen nooit stopt. De vreugde om de wet wordt in de synagoge gevierd door met de Torarol op de arm dansend de synagoge door te gaan.

 

Chanoeka: Inwijdingsfeest

Lichtjes staan centraal op dit feest, dat valt in december. Er wordt gedacht aan het moment in 165 voor onze jaartelling, waarop het land door joodse opstandelingen was heroverd op de vijand die het bezet hield. De tempel kon weer voor de eigen godsdienst worden gebruikt.

Er is een verhaal over hoe de grote kandelaar in de tempel, de menorah met zeven armen, acht dagen brandde. Daarom branden aan het einde van de acht dagen van Chanoeka alle acht de kaarsen op de speciale chanoeka-kandelaar. Chanoeka is echt een gezinsfeest. Er worden spelletjes gedaan en lekkere hapjes gegeten, zoals latkes (pannekoekjes).

 

Poeriem: Lotenfeest.

In de boekrol met het verhaal van Esther, wordt verteld hoe de joden 2300 jaar geleden bijna uitgeroeid werden, door de kwade plannen van Haman. Door heldhaftig optreden van de joodse Esther en haar oom Mordechai keert hun noodlot om en wordt het volk gered. Haman wordt opgehangen. De omkeer in het lot wordt gevierd in februari of maart. Tijdens het lezen van het Estherverhaal in de synagoge mogen de kinderen telkens als de naam van Haman gelezen wordt, lawaai maken met ratels. Mensen worden aangemoedigd het feest van Poeriem volop te vieren, volwassen mannen om zoveel te drinken dat ze het verschil tussen Haman en de goede Mordechai niet meer zien. Kinderen kleden zich gek aan, en eten lekkere hapjes. ‘Hamansoren’ bijvoorbeeld.

 

Pesach: Feest van de ongegiste broden.

Tijdens dit feest, in maart en/of april, wordt de bevrijding uit Egypte herdacht. Volgens de Tora hebben alle joodse ouders de plicht dit verhaal aan hun kinderen te vertellen. De joden moesten snel vluchten in de nacht, en hadden geen tijd meer om het deeg voor het brood te laten rijzen. Ze bakten het deeg zonder gist als platte koeken tegen de wand van de oven: Matzes.

 

Een dag voor Pesach wordt alles waar gist in zit uit huis verwijderd. Soms wordt er een zoekspelletje van gemaakt. De eerste twee avonden wordt een traditionele maaltijd gegeten met de familie. Op een bord liggen symbolische etenswaren die allemaal verwijzen naar een deel uit het verhaal van de bevrijding. Pesach duurt acht dagen.

 

Jom Ha-Sjowa: Holocaustdag

Op deze dag in april of mei wordt de sjowa herdacht, de vernietiging van zes miljoen joden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Er wordt Kaddiesj voor ze gezegd.

 

FEESTEN GEDENKEN de VERHALEN

 

4.10    KUNST

Ondanks het strikte beeldverbod, zijn er ook binnen het jodendom kunstvormen ontwikkeld. Je kunt dan denken aan de prachtige versiering van belangrijke voorwerpen, en het illustreren van handschriften. Ook grafstenen werden van prachtige figuren voorzien. De ramen van de synagoge zijn soms voorzien van glas-in-lood.

 

De bekendste verbeelder van joodse thema’s en verhalen in ‘moderne kunst’ in onze tijd is Marc Chagall.

 

KUNSTIGE VERSIERING

 

4.11    MUZIEK EN DANS

Joden houden van zingen. De tekst van de Tenach wordt op zangerige toon voorgelezen. In de Tenach is een heel boek vol liederen, en in de verhalen wordt ook gezongen en gemusiceerd. Maar er zijn allerlei volksliedjes die worden gezongen om te troosten, te vermaken en de oude tradities door te geven. Vroeger had elke stad en elk dorp een traditionele groep muzikanten, de klezmers om bij speciale gelegenheden voor muziek te zorgen. Bij het zingen wordt ook gedanst. Het bekendste lied in Nederland is Hava Nagila, een bruiloftslied.

 

MUZIEK HOORT ERBIJ

 

4.12    VERHALEN

Er is een joodse uitspraak die zegt: ‘God schiep de mens, omdat hij van verhalen houdt’. In de Tenach en de Talmoed worden veel van de voorschriften verpakt in verhalen. Verhalen kun je makkelijk onthouden, en je kunt je er iets bij voorstellen. Een goed verteld verhaal is alsof je er zelf bij was en zo leer je van binnenuit wat het betekent om joods te zijn. Over verhalen kun je bovendien discussiëren: zo blijft hoe je als jood moet leven onderwerp van gesprek.

 

GOD HOUDT van VERHALEN

 

  1. BOEDDHISME

 

Boeddhisten geloven niet in een god, dus je kunt het ei geen godsdienst noemen. Een religie wel. Binnen deze religie zijn verschillende stromingen. Ik noem ze waar nodig, maar beperk me vooral tot de belangrijkste gemeenschappelijke kenmerken.

 

5.1      HET GROTE VERBAND

Je wordt geboren en sterft. Maar na je dood word je opnieuw geboren, geloven Boeddhisten. Overigens moet je dan niet denken aan een ‘ziel’ die verandert van ‘lichaam’ (zoals ons woord reïncarnatie, ‘opnieuw in vlees terechtkomen’ veronderstelt). De ziel is een van de elementen van de persoon, die in ieder leven weer anders is samengesteld. Niemand is twee momenten dezelfde.

 

In het Boeddhisme heet de cyclus van sterven en opnieuw geboren worden en weer sterven Samsara. De cyclus wordt wel verbeeld als een wiel: je draait steeds hetzelfde rondje. Boeddhisten geloven dat je daaraan als mens wilt ontsnappen, en dat er een uitweg is.

 

Je wordt in de cyclus vastgehouden doordat je gehecht bent aan mensen en dingen, en daarbij allerlei verlangens hebt. Omdat alle dingen en levens voorbij gaan, veroorzaakt deze gehechtheid en het verlangen lijden.

 

De uitweg betekent het opheffen van al je verlangen, en het bereiken van de toestand van nirwana. Je wordt naar die uitweg geholpen door het verwerven van inzicht en wijsheid en goede woorden en daden. Je wordt gehinderd door slechte woorden en daden. De optelsom van je inzicht, je woorden en je daden wordt Karma genoemd. De lotusbloem is een belangrijk Boeddhistisch symbool, omdat die groeit in de modder, en er bovenuit stijgt.

 

Goed karma leidt tot wedergeboorte in een hogere levensvorm, slecht karma tot geboorte in een lagere. Je kunt een mens worden, een dier, een demon maar zelfs een god. Het beste is een mens: die realiseert zich de noodzaak van zijn bevrijding het beste.

 

Wie tot het hoogste inzicht is gekomen wordt een ‘ontwaakte’ genoemd, een Boeddha. Hij leeft een vervuld leven en wordt niet opnieuw geboren. Hij bereikt een staat van permanente verlichting.

 

Om tot inzicht te komen heb je hulp nodig van leraren die zichzelf hebben kunnen bevrijden van hun verlangens. Zij worden ‘ontwaakte’ genoemd, Boeddha. De stichter van het Boeddhisme wordt gezien als de eerste leraar van de weg naar het nirwana. Hij wordt Boeddha Gautama of Boeddha Sjakjamoeni genoemd, omdat Gautama zijn achternaam was en Sjakja zijn familienaam.

 

De rijke prins Siddharta Gautama zocht naar ontsnapping aan het lijden dat de ellende in de wereld bij hem te weeg bracht. Hij zag hoe onaangedaan een bedelmonnik reageerde en besloot zelf bedelmonnik te worden en ontzegde zich alle luxe.

 

Maar zowel de luxe als de ascese bracht hem niet de rust die hij zocht. Die kwam over hem toen hij mediteerde onder een bodhi-boom, hij was toen vijfendertig. Hij vond de ‘gouden middenweg’, zou je kunnen zeggen.

 

Tijdens de meditatie kreeg hij inzicht in de Vier Nobele Waarheden (zie hieronder). En hij vatte zijn ervaringen samen in een leer, de Boeddha-dhamma. Hij vertelde erover en kreeg volgelingen.

 

Dankzij zijn lessen bereikten de volgelingen het nirwana, en ze gingen een gemeenschap vormen van monniken. Deze monniken gaven de leer van de Boeddha door en schreven die op.

 

Boeddha Gautama is niet de enige Boeddha. Er zijn door de eeuwen heen nog meer ‘ontwaakten’ geweest, en nog steeds. Hij wordt wel geëerd als de eerste leraar.

 

Samsara —> [verwerven van goed karma met hulp van Boeddha’s leer] —-> nirwana

 

 

5.2      HEILIGE BOEKEN

Boeddha gaf zijn leer mondeling door. Die werd door zijn volgelingen opgeschreven. Een van de belangrijke geschriften is de Tipitaka, ‘drie manden’. Deze bevat verschillende boeken. Ten eerste de lessen van Boeddha, de Soetta Pitaka. Ten tweede de gedachten over hoe de menselijke geest in elkaar zit, de Abhidhamma Pitaka. Ten slotte staan er leefregels voor  monniken en nonnen in de Winaya Pitaka.

 

Elke boeddhistische stroming kent hiernaast zijn eigen verzameling verhalen over de boeddha, en over bodisattva’s.

 

De oorspronkelijke taal van de heilige boeken is het Pali, een taal die lijkt op de taal die de Boeddha sprak. Boeddhisten van de Mahayanastroming hebben heilige boeken in het Sanskriet.

 

HEILIGE BOEKEN: DE LEER VAN DE BOEDDHA EN UITWERKINGEN ERVAN

 

5.3      HEILIG HUIS

Boeddhisten hebben tempels waarin beelden van de Boeddha en van de Bodhisattva’s (zie hieronder) ze eraan herinneren dat zij verlichting kunnen ontvangen. Ook thuis hebben ze vaak een altaar met een beeld erop. Ze eren de beelden, via de beelden eren ze de leer. Dat doen ze met offers (kaarsen, wierook, bloemen) en gebeden. Er zijn geen vaste dagen voor tempelbezoek (op feestdagen na).

 

Het bekendste gebed is:

“Tot de Boeddha neem ik mijn toevlucht. Tot de leer neem ik mijn toevlucht. Tot de kloosterorde neem ik mijn toevlucht.” Boeddha, leer en kloosterorde worden de ‘drie juwelen’ genoemd: de drie belangrijkste elementen van het Boeddhisme. Door het uitspreken van de formule staat de boeddhist daar nadrukkelijk bij stil.

 

Het uitspreken van de gebeden wordt gezien als manier om een goed karma te krijgen.

 

In de tempel dragen Boeddhisten geen schoenen uit respect voor de heiligheid van de ruimte.

 

Andere heilige plaatsen zijn Stoepa’s. Dat zijn tempels waarin een beetje van de as van de Boeddha wordt bewaard, of overblijfselen van belangrijke monniken, of heilige teksten.

 

TEMPEL: DE LERAAR ZIEN en BIDDEN voor GOED KARMA

 

5.4      HEILIGEN

In een van de stromingen van het Boeddhisme gelooft men in het bestaan van Bodhisattva’s: dat zijn leraren die de verlichting hebben bereikt maar de staat van permanente verlichting uitstellen om andere stervelingen te helpen. Deze heiligen hebben een eigen naam en er worden beelden van gemaakt. Er zijn duizenden Bodhisattva’s. Boeddha Gautama is gewoon een van velen.

 

In de toekomst wordt Boeddha Maitreya verwacht: soms verschijnt die al op aarde om mensen te onderwijzen. Als hij geboren wordt, zal een tijd aanbreken waarin mensen makkelijker de verlichting kunnen bereiken.

 

HEILIGEN: ANDERE LERAREN

 

5.5      HEILIGE PLAATSEN

De heilige plaatsen voor Boeddhisten hebben te maken met het leven van de Boeddha. Waar hij geboren werd, waar hij zijn verlichting kreeg, waar hij voor het eerst lesgaf, waar hij stierf. Van overal ter wereld komen mensen die plaatsen bezoeken. Er staan tempels en stoepa’s. Het bezoeken van de heilige plaatsen wordt gezien als manier om een goed karma te krijgen.

 

De Boeddha werd geboren in Loembini in Nepal. Hij kreeg zijn inzichten in Bodh Gaya in India. In Sarnath (India) hield hij zijn eerste les. Voor Tibetaanse boeddhisten is Lhasa in Tibet een heilige stad.

 

HEILIGE PLAATSEN: de WEG van de BOEDDHA VOLGEN

 

5.6      BIDDEN

Tibetaanse tempels hebben vaak gebedsmolens. Dat is een cilinder met daarin een rol papier waarop duizenden gebeden staan. Door deze cilinder rond te draaien, worden de gebeden de wereld in gestuurd. Tijdens het draaien wordt een gebedsformule uitgesproken. Er zijn ook draagbare kleine gebedsmolens. Gebedsvlaggen werken op een andere manier: op kleurige vlaggetjes staan gebedsteksten die door de de wind worden verspreid.

 

Door te mediteren krijg je goede concentratie en zelfbewustzijn, nodig voor het volgen van het achtvoudige pad en goed karma. Leren mediteren is lastig. Er zijn allerlei hulpmiddelen verzonnen om de concentratie te leren richten, zoals gedichten schrijven, schilderen, en het beoefenen van de vechtkunst Kung Fu.

 

BIDDEN en MEDITEREN: GOEDE WOORDEN VERSPREIDEN en AANDACHT OEFENEN

 

5.7      LEEFREGELS

De leer van de Boeddha, die ook wel Dharma genoemd wordt, heeft als kern de Vier Nobele Waarheden. Die zijn:

  1. Het leven is lijden. Lijden is de kern van het menselijk bestaan, en is gelijk aan het onbevredigde verlangen. Dit gaat ook na de dood door omdat het leven is opgenomen in een kringloop.
  2. Lijden komt voort uit verlangen. We verlangen naar en hechten ons aan zaken die niet blijvend zijn.
  3. Een einde aan het lijden kan bereikt worden door het verlangen te overwinnen.
  4. Zowel het verlangen overwinnen als het inzicht in het proces krijgen kun je door het nobele achtvoudige pad te volgen.

 

De juiste manier van leven wordt gesymboliseerd door een wiel met acht spaken. Dat wiel geeft de beweging aan op de levensweg. Het ‘nobele achtvoudige pad’ volg je door:

  • Juist begrip: de leer van de Boeddha begrijpen
  • Juiste houding: vriendelijke gedachten
  • Juiste woorden: geen leugens of boze woorden
  • Juiste daden: geen mensen of dieren kwaad doen
  • Juist werk: geen werk waar mensen of dieren onder lijden
  • Juiste inspanning: nadenken voor je iets doet
  • Juiste bedachtzaamheid: waakzaam zijn
  • Juiste meditatie: kalm en geconcentreerd zijn.

 

De acht spaken van het wiel worden in drie groepen verdeeld: wijsheid (pañña, deugdzaamheid (sila) en concentratie (samadhi).

 

Er zijn vijf vuistregels voor het leven van de gewone boeddhist. Dat is iemand die geen monnik is, maar wel de leer wil volgen. Deze vijf zijn:

  • Geen levend wezen doden
  • Niet stelen
  • Niet liegen
  • Zichzelf niet te verliezen in bandeloosheid
  • Geen verdovende middelen gebruiken.

 

Het is gebruikelijk dat boeddhistische jongens een kortere of langere tijd monnik zijn. Ze worden op hun achtste naar een klooster gestuurd. Ze hebben daar geen eigen bezit, dragen eenvoudige kleren en scheren hun hoofd kaal. Het is een feest als een jongen uit je familie monnik wordt. Vrouwen kunnen ook toetreden tot een kloosterorde.

 

Monniken bestuderen de heilige teksten en houden het klooster draaiend. Ook treden ze naar buiten als leraren. Ze houden zich aan allerlei gedragsregels. Tien regels zijn het belangrijkste

 

Vasten is een belangrijk gebruik bij monniken: door weinig te eten (vaak alleen datgene wat ze bij elkaar hebben gebedeld in omringende dorpen) oefenen ze zelfbeheersing.

 

Mediteren hoort daar ook bij. Naast bovengenoemde praktijken hebben kloosters vaak een eenvoudig ingerichte tuin om een gevoel van vrede en kalmte op te roepen. Tibetaanse monniken oefenen hun aandacht soms met het maken van mandala’s van gekleurd zand.

 

LEEFREGELS: MILD zijn en SCHERPZINNIG, om INZICHT te krijgen en VOORUIT te komen

 

MONNIKEN: AFZIEN om IN TE ZIEN

 

5.8      RITUELEN

Vaak wordt na de geboorte een monnik uitgenodigd om heilige teksten te zingen. Een maand na de geboorte krijgt een Boeddhistisch kind in de tempel zijn of haar naam.

 

Trouwen doe je in veel Boeddhistische landen met iemand die je familie heeft uitgekozen. De bruiloft wordt bij de bruid thuis gehouden. Vaak is er een monnik die het echtpaar zegent en voordraagt uit heilige teksten. Het echtpaar staat op een speciaal platform, een poerowa. Ze wisselen ringen en de handen worden symbolisch samengebonden.

 

Als je Boeddhist wordt, doe je dat door trouw te beloven aan de drie juwelen (zie boven). Je krijgt, als je in het Westen geboren bent, een nieuwe naam als teken van het begin van een nieuw leven.

 

Boeddhisten geloven dat het sterven bij het leven hoort. Alles is voortdurend in beweging. Als iemand goed heeft geleefd, zal hij in zijn volgende leven dichter bij het nirwana zijn. Monniken leiden de begrafenis- of crematieceremonie. De vrienden en familie doen namens de dode goed daden door eten te geven aan monniken en arme mensen.

 

RITUELEN: bij OVERGANGEN

 

5.9      FEESTEN

In verschillende stromingen van het Boeddhisme worden verschillende feesten gevierd. De grootste stromingen zijn de Mahayana ‘Het grote pad’ en de Theravada ‘De weg van de ouden’.

 

Wesak: dag van vasten en goede werken.

Op deze dag wordt gevast vanaf twaalf uur ’s middags, en er worden goede werken gedaan. Volgens Boeddhisten van de Theravadastroming is deze dag, die op onze kalender ergens in mei valt, de dag van de verlichting van de Boeddha geweest en ook de dag van het bereiken van de permanente verlichting bij zijn dood.

 

Loi Kratong: Lichtfeest in Thailand.

Op de avond van volle maan in november worden lampionnen van bladeren in het water gelegd. De lichtjes drijven weg en nemen het ongeluk met zich mee. Dan wordt verteld over een van de vorige levens van Boeddha Gautama, toen hij de vrijgevige prins Vessantara was.

 

Bodhi-dag: dag van de verlichting van de Boeddha

Volgens Mahayana-boeddhisten kreeg Siddharta Gautama op deze dag, gevierd op 8 december, onder de bodhi-boom het ware inzicht.

 

Hana Matsoeri: Geboortefeest van de Boeddha in Japan

Dit feest valt samen met de komst van de lente en wordt op 8 april gevierd. Kinderen bezoeken, met bloemen in hun haar, de tempel. Daar schenken ze geurige thee over een beeld van de Boeddha als baby. Dat is een verwijzing naar het geboorteverhaal van de Boeddha, waarin de goden twee waterstromen naar beneden lieten stromen.

 

FEESTEN: het LEVEN van BOEDDHA VIEREN

 

5.10    KUNST

In de begintijd van het Boeddhisme werd de Boeddha niet afgebeeld: er werden symbolen gebruikt zoals de lotusbloem, een wiel met acht spaken of een Bodhi-boom. Later werden beelden en schilderingen van de Boeddha en Bodhisattva’s gemaakt. Interessant is om te kijken naar de handen van de Boeddha: zijn handgebaren, de Moedra’s, betekenen van alles.

 

KUNST: SYMBOLEN en BEELDEN

 

5.11    MUZIEK

In het Tibetaanse Boeddhisme wordt vanaf de twaalfde eeuw muziek gebruikt om de verhalen te zingen. Rondreizende vertellers/zangers brachten zo de boeddhistische verhalen in steden en dorpen.

 

Van het Tibetaanse boeddhisme is ook het chanten bekend: het met lage keelklanken reciteren van heilige teksten, afgewisseld met of begeleid door drum, gong en bel. Overigens wordt chanten niet gezien als ‘muziek’ maar als ‘spreken’.

 

Er wordt gechant ter ondersteuning van meditatie, tijdens rituelen en om verhalen of teksten te delen.

 

5.12    VERHALEN

Boeddhisten gebruiken ook verhalen om de leer uit te leggen. Veel van de verhalen zijn door de Boeddha zelf verteld. Ook worden er verhalen over de Boeddha doorgegeven, en over zijn vorige levens. In veel van de honderden verhalen over de vorige levens van de Boeddha is hij een dier met allerlei goede eigenschappen. Bijvoorbeeld een haas, een witte olifant of een gouden hert.

 

VERHALEN om van te LEREN

 

 

  1. CHRISTENDOM

 

Het christendom telt een groot aantal stromingen. De belangrijkste zijn Rooms-Katholiek, Orthodox en Protestant. De katholieke en orthodoxe kerk ontstonden uit een splitsing van de kerk in 1052. De Protestantse kerk ontstond uit een poging de katholieke kerk te veranderen, in de 16e eeuw. Ook binnen de Protestantse kerk zijn weer veel verschillende stromingen. Ik bespreek hieronder zo veel mogelijk wat voor de christelijke religie als geheel geldt.

 

6.1      HET GROTE VERBAND

Het christendom is ontstaan als stroming binnen het jodendom. Christenen geloven dat er maar 1 God is. De ene God kom je in de heilige boeken in drie gedaanten tegen: als God de Vader, maar ook als God de Zoon en God de Heilige Geest. De Zoon is na de Vader de belangrijkste gedaante van God: dat is Jezus. Jezus was een joodse leraar van wie de leerlingen geloofden dat hij de religie het allerbeste uitlegde. De draai die Jezus gaf aan de joodse religie betekende vooral het insluiten van maatschappelijke groepen en andere nationaliteiten die er voor andere joodse stromingen niet bij konden horen. Deze houding leverde verzet en kostte Jezus uiteindelijk zijn leven. Op de vrijdag voor de sabbat vond hij de dood.

 

De dood van Jezus was volgens zijn volgelingen niet het laatste: drie dagen na zijn dood aan het kruis werd hij uit de dood tot leven gewekt. Op de eerste dag van de nieuwe week. De opwekking van Jezus, ook wel opstanding of verrijzenis genoemd, is van doorslaggevend belang voor christenen. Zij gingen anders tegen hem aankijken, en geloven dat Jezus, in naam van God, voor hen gestorven is om een einde te maken aan de invloed van het kwaad in de wereld. Het kruisteken werd het symbool voor de christelijke religie: niet in de betekenis van het martelwerktuig dat het was, maar als teken van redding uit de dood.

 

God heeft volgens de christelijke religie namelijk de hemel en de aarde gemaakt en maakte ook mensen, die van nature goed waren. Maar ze slaagden er niet in dat goede vast te houden en zo kwam er kwaad in de wereld, die zonde genoemd wordt. Er was ingrijpen van God nodig om de weg naar het goede te wijzen. Eerst door Mozes en de profeten, maar uiteindelijk door Jezus. Hij is voor christenen de definitieve leraar die in zijn woorden en zijn leven heeft laten zien wat God van mensen wil. Maar vooral belangrijk is, dat hij aan mensen de mogelijkheid gegeven heeft om aan het kwaad te ontkomen. Daarom noemen christenen Jezus de Messias oftewel Christus: dat is degene die in de joodse heilige boeken wordt voorspeld als brenger van Gods definitieve vrede.

 

Wie leeft volgens de leer van Jezus, leeft in harmonie met God. Wie zich in rituelen met Jezus en met God verbindt, raakt vrij van de invloed van het kwaad. Het goede wat hij in zijn leven ervaart, mag hij zien als geschenk van God. Zo ook het leven zelf. Hij zal na de dood naar een goede plaats gaan, tot de dag dat God een hele nieuwe schepping zal maken waar alles goed is. Wie niet goed leeft gaat naar een slechte plaats die hel genoemd wordt.

 

Schepping —–> leven volgens de leer van Jezus, met Jezus verbonden ——> Hemel of Hel ——> Nieuwe schepping

 

6.2      HEILIGE BOEKEN

Over deze God van de christenen lees je in de heilige boeken van de joden. Over Jezus en zijn leer zijn nieuwe boeken geschreven die samen met de heilige boeken van de joden de christelijke bijbel vormen. Zoals de regels en richtlijnen in de joodse tenach het ‘verbond’ met God omschrijven, zo worden de boeken over Jezus gezien als een omschrijving van een ‘nieuw verbond’. Met een ander woord voor ‘verbond’ wordt de joodse tenach, het eerste deel van de christelijke bijbel “Oude Testament” genoemd. Het tweede deel met teksten over het leven en de leer van Jezus heet “Nieuwe Testament”.

 

Samen worden deze boeken Bijbel genoemd. Dat is afgeleid van het Griekse woord voor boek, Biblos.

 

Voor christenen is er geen heilige taal. Grieks was in de ontstaanstijd van het christendom de wereldtaal, dus het Nieuwe Testament werd in het Grieks opgeschreven. Van het Oude Testament werd een Griekse vertaling gebruikt (die ook door veel joden werd gebruikt in die tijd).

 

De taal voor de rituelen in de samenkomsten van christenen werd op den duur Latijn: dat was de taal van de Romeinen die eeuwenlang de halve bewoonde wereld overheersten.

 

DE BIJBEL – JOODSE TENACH PLUS een NIEUWE UITLEG door JEZUS

 

6.3      HEILIG HUIS, HEILIGE DAG

De eerste christenen kwamen bij elkaar in de synagoge voor de joodse dienst: ze waren joden. Daarnaast kwamen ze, op de eerste dag van de nieuwe week, bij elkaar bij iemand thuis. Zo vierden ze dat die dag Jezus was opgestaan, met een gemeenschappelijke maaltijd van brood en wijn. Jezus at namelijk, aan de vooravond van zijn dood, een maaltijd met zijn vrienden waarbij hij hen vertelde dat ze ook na zijn dood samen moesten blijven eten. Tijdens de bijeenkomst werd uit de levensverhalen en woorden over Jezus gelezen, daarna ging men aan het werk.

 

Na een aantal eeuwen werd het christendom de officiële godsdienst van het Romeinse Rijk. Vanaf dat moment werden publieke gebouwen, basilieken, gebruikt voor de samenkomsten. Dat zijn de voorlopers van latere kerkgebouwen. In plaats van de joodse sabbat werd voor christenen de zondag heilige dag.

 

Christenen komen op zondag (er zijn stromingen die de zaterdag aanhouden) in hun kerkgebouw bij elkaar om aan de ene kant de maaltijd te delen, aan de andere kant om uit de Bijbel te lezen en samen te bidden en te zingen. Door de eeuwen heen veranderde de maaltijd van een ‘echt maal’ naar een ‘symbolische maaltijd’, waarbij slechts een klein stukje brood en een slokje wijn genomen werd. Centrale meubelstukken in de kerk zijn dan ook een altaar of tafel voor brood en wijn, en een verhoging voor het uitleggen van de Bijbel.

 

In sommige kerken wordt het gebruik van brood en wijn gezien als een ‘herhaling’ van de dood van Jezus aan het kruis. Dit ‘offer’ dient dan, om de vergeving die God aan mensen gaf opnieuw te ervaren. Dat God mensen vergaf bleek uit het feit dat Jezus uit de dood werd opgewekt. Het offer op het altaar is in die kerken kern van de bijeenkomst. In andere, vooral in Protestantse kerken, is het lezen en uitleggen van de Bijbel het belangrijkste onderdeel. Niet iedereen mag dat zomaar doen: het offer op het altaar mag alleen gedaan worden door een priester. Ook andere rituelen zoals dopen en zegenen mag alleen gedaan worden door een speciale priester of voorganger. Bij protestanten heet de voorganger soms dominee.

 

In kerken vind je ook een lezenaar, waar uit de Bijbel wordt gelezen. Daarnaast is er in kerken een doopvont, een bassin waarin water gegoten kan worden voor het doopritueel. En in veel kerken is ook een orgel: een instrument om het zingen mee te begeleiden.

 

Het woord kerk betekent niet alleen het gebouw, maar ook de gemeenschap van mensen die daar samenkomt. Als de gemeenschap het gebouw verlaat, krijgen ze van de priester, dominee of voorganger een zegen mee. Dat betekent dat ze met woorden en gebaren ervan verzekerd worden dat God dichtbij ze is.

 

DE KERK is een PLEK VOOR BIJBEL en RITUELE MAALTIJD

 

6.4      HEILIGEN

Er is maar 1 God. Die wordt in de bijbel wel met drie verschillende woorden aangeduid. Jezus praat over God als zijn Vader, er is een goddelijke kracht voor mensen die Heilige Geest genoemd wordt. Zelf wordt Jezus aangeduid als Zoon. Alle drie deze ‘personen’ zijn dezelfde God. Ze zijn alle drie dus heilig. Maria, de moeder van Jezus, wordt ook als heilige gezien. Zij heeft immers een heel bijzonder kind gebaard, de Zoon van God.

 

God wordt niet afgebeeld. Maar vanaf de tweede eeuw van onze jaartelling worden Jezus en de Heilige Geest wel afgebeeld. Eerst in symbolen, maar later zien we Jezus als mens. De Heilige Geest wordt afgebeeld als een duif, omdat hij zich in de Bijbelverhalen ook in die vorm laat zien.

 

Door de eeuwen heen kwamen er ook verhalen van gewone mensen die heilig werden. Die verhalen verlopen allemaal volgens dezelfde opzet. Een vrouw of man is christen geworden, en anderen proberen haar of hem ertoe te brengen zich tegen het christendom uit te spreken. Door marteling bijvoorbeeld. Zij bezwijken niet voor de marteling en sterven als christen. Op die manier spiegelen ze, in hun levensweg, de levensweg van Jezus die trouw bleef aan God ondanks dat hij aan het kruis geslagen werd. De heiligen komen na hun dood dan ook meteen in de buurt van God in de hemel te wonen. Je kunt hen om hulp vragen bij problemen: zij doen dan een goed woordje voor je bij God en zo vergroot je de kans dat je hulp krijgt.

 

De lichamelijke resten van heiligen werden gezien als dragers van wonderkracht. Resten van heilige lichamen, maar ook stukjes van bijvoorbeeld het kruis van Jezus werden in kerken tentoongesteld, of ingemetseld op een centrale plek. Mensen gaven hun kerk de naam van heiligen als een soort ‘kado’ aan die heiligen, in de hoop dat zij hun zouden beschermen tegen onheil.

 

Iedere dag van het jaar was wel de sterfdag van een of meer heilige: kinderen kregen als eerste of tweede naam de naam van de heilige op wiens dag ze waren geboren. De jongensnaam Jan komt van de heilige Johannes. Catharina (Tina, Rina) was een beroemde vrouwelijke heilige. Jaap of Jacob komt van de heilige Jacobus. Martine van de heilige Martinus.

 

Sommige sterfdagen werden nationale feestdagen, zoals Sint Nicolaas en Sint Maarten.

 

Protestanten (oorspronkelijk mensen die de kerk probeerden terug te brengen naar hoe het volgens hun bedoeld was, die toen dat niet lukte in de 16e eeuw een eigen christelijke kerk werden) hebben de verering van heiligen afgeschaft: zij geloven dat je alleen tot God en Jezus mag bidden. Katholieken en Orthodoxen vereren nog wel heiligen: dat zie je terug in beelden en afbeeldingen in hun kerken. Het zijn er, onder invloed van de protestanten, wel minder dan in de middeleeuwen.

 

In het Nieuwe Testament kan ‘heiligen’ ook gewoon de leden van de kerkgemeenschap betekenen.

 

HEILIGEN zijn DICHT bij GOD

 

6.5      HEILIGE PLAATSEN

Voor christenen is Jeruzalem de heiligste plaats ter wereld. Daar is Jezus gedood en opgestaan, en na veertig dagen opgenomen in de hemel. In de christelijke Bijbel wordt de nieuwe hemel en de nieuwe aarde die zal komen als alles is afgelopen, wel verbeeld als ‘Nieuw Jeruzalem’.

 

De kruistochten in de Middeleeuwen waren erop gericht om de moslims uit Jeruzalem te verdrijven en de heilige plaatsen toegankelijk te maken voor pelgrims. Door de eeuwen heen zijn ook andere plaatsen in Europa, vooral waar belangrijke resten van heiligen lagen, doel van pelgrims geweest. Santiago de Compostela is een bekend voorbeeld. Een heiligdom dat in de 19e eeuw ontstond is Lourdes, waar een meisje Maria gezien zou hebben, de moeder van Jezus.

 

Rome is voor veel christenen ook een heilige stad. Hier staat de Sint Pieter (heilige Petrus) op, volgens overlevering, de plaats waar Jezus’ leerling Petrus gedood werd. Volgens de traditie was Petrus degene die van Jezus zelf de opdracht kreeg om de gemeenschap van christenen te leiden. Katholieken geloven dat de lijn van leiderschap zich tot op de dag van vandaag voortzet in de persoon van de paus in Rome. In de Orthodoxe kerk heeft men in verschillende stromingen eigen leiders, de Patriarchen. Protestantse kerken hebben minder sterke centrale leiding, en geen speciaal leidersfiguur.

 

Kloosters worden ook gezien als heilige plaatsen. Daar wonen nonnen of monniken: vrouwen of mannen die besloten hebben hun hele leven bezig te zijn met bidden en kerkdiensten. Ze staan soms in het midden van de stad, maar vaak ook op afgelegen plaatsen in bossen of bergen.

 

Ook de kerk, vooral in de katholieke en orthodoxe stroming, is voor christenen een heilige plaats. In de Middeleeuwen gold zelfs dat je een boef die een kerk binnenvluchtte, niet mocht arresteren: hij werd daar beschermd door God en door de resten van heiligen. Die heiligheid verdroeg geen gewelddadige arrestatie.

 

Toch is de gemeenschap belangrijker dan het gebouw. Voor allebei wordt het woord kerk gebruikt.

 

JERUZALEM, ROME, KLOOSTERS en de KERK

 

6.6      BIDDEN

Christenen hebben de gewoonte om op verschillende momenten van de dag te bidden. Die momenten worden niet voorgeschreven, maar vallen meestal samen met het begin en het einde van de dag, en de maaltijden. Christenen bidden vaste gebeden, zoals het Onze Vader (een gebed dat Jezus aan zijn volgelingen leerde), maar ook bidden en danken ze in eigen bewoordingen. Christenen bidden ook om de Heilige Geest, zodat ze geïnspireerd worden om in elke situatie het goede te doen. Jezus heeft volgens de Bijbel namelijk gezegd: ‘alles wat jullie mijn Vader in mijn naam zullen vragen, zal gebeuren’. Het gebed is voor veel christenen een intieme vorm van communicatie met God.

 

In de bijeenkomst in de kerk op zondag (sommige stromingen komen meerdere keren bij elkaar) wordt ook gebeden. God wordt opgeroepen om te helpen bij nood in de wereld, en God wordt gedankt voor al het goede en de hemel in geprezen omdat hij God is. Gebeden worden soms gezongen.

 

Er zijn binnen het christendom verschillende houdingen waarin gebeden wordt. De vroegst bekende houding is staande, met de armen iets opgetild en de handen open naar boven. Sommige christenen knielen als ze bidden. Liggend en zittend bidden kan ook. Om niet afgeleid te raken worden vaak de ogen gesloten en de handen tegen elkaar of in elkaar gevouwen. Sommige christenen tekenen een kruis met hun hand op hun lijf als gebed.

 

Sommige christenen gebruiken een gebedenboek met vaste teksten, of een kralenketting. Bij het aanraken van iedere kraal wordt een gebed opgezegd. Het aansteken van een kaarsje kan ook als gebed worden gedaan.

 

BIDDEN Iis ROEPEN om HULP, GOD PRIJZEN en MET HEM PRATEN

 

6.7      LEEFREGELS

Christenen proberen in hun dagelijks leven de Tien Geboden te volgen. Daarnaast hebben ze van Jezus een aantal richtlijnen meegekregen die gaan over hoe je met God en andere mensen moet omgaan. Zorgen voor kwetsbare mensen hoort daarbij, en anderen vredelievend en vergevingsgezind tegemoet treden. ‘Barmhartig zijn’ wordt dat wel genoemd. ‘Heb de Heer uw God lief met heel uw hart, uw ziel en al uw krachten’ en ‘heb uw naaste lief als uzelf’ zijn de woorden waarmee Jezus die leidraad aan zijn volgelingen gaf.

 

De christelijke religie heeft geen vaste voorschriften ten aanzien van eten. Bepaalde stromingen eten op vrijdag geen vlees, om extra stil te staan bij het feit dat Jezus op die dag gestorven is. Zij eten op zondagmorgen ook niets voordat ze de rituele brood en wijn hebben gehad. Er zijn in het christendom geen reine of onreine dieren. Jezus heeft ergens gezegd ‘niet wat de mond ingaat maakt de mens onrein, maar wat er aan woorden uitkomt kan hem onrein maken’.

 

Van christenen wordt verwacht dat ze naar de kerk gaan op zondag. In sommige stromingen lezen mensen zelf thuis ook uit de Bijbel. Bidden hoort er steeds bij.

 

Er zijn geen speciale rituelen die christenen uitvoeren om hun lichaam heilig te houden. Wel wordt er in bepaalde periodes gevast. Dat betekent dat er minder gegeten wordt, of soberder. Op die manier bereid je je met aandacht voor op een kerkelijke feestdag zoals Pasen, het feest van de opwekking van Jezus uit de dood.

 

Van priesters, monniken en nonnen wordt verwacht dat ze geen seksuele omgang hebben omdat ze zich met hart en ziel wijden aan het dienen van God.

 

GEBED, BIJBEL en BARMHARTIG ZIJN

 

6.8      RITUELEN

In de Katholieke en Orthodoxe kerk zijn in de kerkdienst op zondag meer rituelen dan in de Protestantse kerk. Er is daar vaak ook een speciale taal voor kerkelijke rituelen, zoals het Latijn in de Katholieke en het Grieks in de Orthodoxe kerk. Protestanten zeggen alles in hun eigen taal. Het belangrijkste ritueel in de Katholieke en Orthodoxe kerk is het delen van brood en wijn. Daar wordt vaak speciaal brood en speciale wijn voor gebruikt. Door de handelingen die de priester doet, krijgen brood en wijn een heilzame kracht voor wie ervan eet en drinkt.

 

Binnen de christelijke religie is een aantal rituelen bij levensovergangen. Het belangrijkste ritueel is de doop. Daarbij krijgt iemand een beetje water over het hoofd gesprenkeld, of wordt hij helemaal ondergedompeld. Het doopritueel betekent dat iemand schoon wordt voor God. Water is symbool van schoonmaken, maar ook van dood gaan. Onder water kun je immers niet ademen. Door kopje onder te gaan en weer boven te komen, doe je de dood en opwekking van Jezus na, en raak je vrij van zonde. Het doopritueel is het begin van een nieuw vrij leven, en maakt de gedoopte lid van de kerkgemeenschap. Oorspronkelijk was dopen iets dat je deed als je volwassen was. Tegenwoordig worden ook veel kinderen gedoopt.

 

Voor rooms-katholieke kinderen is het moment dat ze voor het eerst mee mogen doen aan de symbolische maaltijd in de kerk een belangrijk overgangsmoment. Ze zijn dan zeven tot negen jaar oud.

 

Christenen trouwen in de kerk. Daar beloven ze elkaar trouw tot de dood. Op die plek krijgt de belofte extra nadruk, omdat de kerk verbonden is met de aanwezigheid van God. Die wordt als getuige bij het huwelijk betrokken. Het echtpaar krijgt dan, namens God, van de priester (katholiek, orthodox) of voorganger (protestant) een zegen over hun huwelijk.

 

Het overlijden van iemand is droevig, maar christenen vieren die dag ook. Ze geloven dat iemand na zijn dood naar een goede plaats gaat, die ze hemel noemen. Voordat de overledene wordt begraven of gecremeerd, vindt een speciale kerkdienst plaats met zingen, bidden en bijbellezen. God wordt in het gebed gevraagd om de verdrietige nabestaanden te troosten en te helpen.

 

RITUELEN BEGELEIDEN de OVERGANG

 

6.9      FEESTEN

Christenen volgen de zonnekalender. Op vaste momenten in het jaar vinden er religieuze feesten plaats. Die hebben vaak te maken met de gebeurtenissen in verhalen over het leven van Jezus en zijn volgelingen. Vaak ligt er ook een koppeling met de veranderingen in de seizoenen.

 

Pasen

Eind maart of begin april vieren christenen het feest van de opwekking van Jezus uit de dood. Deze feestelijke zondag wordt voorafgegaan door een periode van veertig dagen die in het teken staan van voorbereiding op Pasen. De week voor Pasen wordt op verschillende dagen stilgestaan bij verschillende momenten in het leven van Jezus die direct aan zijn kruisiging en opwekking voorafgingen. Die dagen heten Witte Donderdag (de laatste maaltijd van Jezus met zijn leerlingen), Goede Vrijdag (dag van de dood aan het kruis), en Stille Zaterdag (Jezus was begraven). Christenen maken van Pasen een feestdag. De kerkruimte is vaak versierd, en er wordt vrolijk gezongen en lekker gegeten. Soms geven ze elkaar paaseieren, als symbool voor nieuw leven. Pasen als feest van nieuw leven valt samen met het begin van de lente. In de Paasweek wordt traditioneel een Palmpasenstok gemaakt: een kruis met symbolen van de lente erop, en bovenop een broodhaantje.

 

Hemelvaart en Pinksteren

40 dagen na Pasen wordt gevierd hoe Jezus opgenomen werd in de hemel. En op de 50e dag wordt gevierd dat de Heilige Geest gestuurd werd naar de volgelingen van Jezus. Deze kracht van God helpt ze en inspireert ze. Het feest van de Geest wordt Pinksteren genoemd.

Er zijn Protestantse kerken waar iedere zondag vooral gevierd wordt dat je de inspiratie van de Heilige Geest kunt voelen en meemaken. Zij worden wel Pinksterkerken genoemd.

Kerst

Rond het einde van het jaar wordt gevierd dat Jezus is geboren. Aan de feestelijke geboortedag gaat een periode van voorbereiding vooraf die ‘Advent’ wordt genoemd. In de vier weken van adventstijd gaat het om de verwachting: de verwachting van Kerstfeest maar ook de verwachting van het moment dat Jezus terug zal komen om het begin van de nieuwe schepping te maken. Er worden in de adventstijd vier kaarsen gebrand: elke week komt er eentje bij. Het wordt steeds lichter, terwijl het buiten donkere winter is.

Kerst is een feest van licht en gezelligheid, om met de familie te vieren. Het huis wordt versierd met kerstballen die het licht reflecteren, en met een boom die ook in de winter groen blijft: symbool van leven dat sterker is dan de dood. In veel landen geven christenen elkaar met kerst kadootjes.

 

FEESTEN GEDENKEN VERHALEN en FEESTEN VIEREN het LEVEN

 

6.10    KUNST

De christelijke religie heeft grote invloed gehad op de ontwikkeling van de kunst. Eeuwenlang was de kerk de belangrijkste opdrachtgever van kunstenaars, en hoorde het uitbeelden van religieuze verhalen en figuren tot de core-business van kunstenaars. Ook nadat kunstenaars zich emancipeerden van hun opdrachtgevers, duiken nog steeds thema’s, symbolen en verhalen uit de christelijke religie in kunstwerken op.

 

BAND tussen KERK en KUNST

 

6.11    MUZIEK

Vanaf de begintijd van het christendom worden rituelen begeleid door gezang. Ook bidden kan zingend gebeuren, vaak met liedteksten (Psalmen) uit de bijbel. Dat laatste is het geval bij Gregoriaanse muziek. Voor het componeren van kerkmuziek werden speciale toonsoorten ontwikkeld.

 

De muzikale ontwikkeling van het christendom heeft zich aangesloten bij ontwikkelingen in de tijd. Naast rituele muziek kwam er ook muziek waarin verhalen werden uitgezongen, gevoelens werden verwoord, of God werd geprezen.

 

De ontwikkeling van de christelijke muziek gaat door tot op de dag van vandaag: het is christenen toegestaan om God te dienen met gebruikmaking van elke stijl, tot rap en metal aan toe.

 

ALLE MUZIEK kan GOD DIENEN

 

 

6.12    VERHALEN

Het Oude Testament en het Nieuwe Testament staan vol verhalen. Jezus vertelde vaak verhalen om zijn volgelingen iets mee te leren. Sommige van deze verhalen worden gelijkenissen genoemd. Het lijken op het eerste gezicht gewone verhalen over gewone gebeurtenissen, maar wie goed luistert hoort dat het eigenlijk gaat over hoe mensen volgens de wil van God moeten leven.

 

VERHALEN als LES voor het LEVEN

 

  1. ISLAM

 

Zoals voor alle religies geldt: ook het Islam kent meerdere stromingen. Die stromingen verschillen in opvatting van wie na de dood van Mohammed het religieuze leiderschap heeft voortgezet: familieleden of religieuze leiders.

 

7.1      HET GROTE VERBAND

Het Arabische woord islam betekent ‘overgave’. Een aanhanger van de islam wordt Moslim genoemd en dat betekent ‘iemand die zich overgeeft’. Moslims geven zich over aan wat ze geloven dat God van hen wil. Ik schrijf God met een hoofdletter, omdat het voor de Moslims een heilige god is. Het Arabische woord voor God is Allah. Ik zal hieronder de Nederlandse aanduiding gebruiken. Islam is een werkwoord, daarom schrijf ik het met een kleine letter, net als het woord moslim. Moslims zelf doen dat ook.

 

Volgens moslims is er maar 1 God. Er is dus ook maar één ware godsdienst. God heeft het heelal gemaakt en alles wat daarvan deel uitmaakt. De mens maakt deel uit van de schepping, maar heeft wel een eigen wil. Hij kan bijvoorbeeld kiezen tussen goed en kwaad. Mensen hebben de neiging om te kiezen wat niet goed is, of te weinig inzicht om de juiste keuzes te maken. Daarom heeft God in de geschiedenis steeds weer mensen uitgekozen en geïnspireerd om de mensheid op de goede weg te helpen.

 

Die mensen, profeten of boodschappers van God, waren achtereenvolgens Adam, Ibrahiem (Abraham), Noach, Mozes (Moesa), David en Jezus (Isa). Het klopt dat de namen lijken op namen uit de joodse Tora en uit het christendom: het gaat om dezelfde mensen. Maar de belangrijkste profeet kwam na Jezus, en dat is Mohammed. De komst van deze laatste profeet was belangrijk: hij heeft de ware godsdienst niet aan een specifieke groep verkondigd, maar aan de hele wereld.

 

Om in harmonie met het grote verband te kunnen leven, moet de moslim vijf basisplichten vervullen. De religie wordt wel verbeeld als ‘huis’; de vijf basisverplichtingen worden ook wel de vijf ‘zuilen’ genoemd. Daarnaast is er een groot aantal leefregels om je aan te houden.

 

De schepping van hemel en aarde loopt uiteindelijk uit op een leven na de dood. Iedereen wordt na de dood beoordeeld.  Dat gebeurt in een soort tussenperiode. Uiteindelijk zal de hele schepping op een dag plaatsmaken voor een nieuwe toestand. Dat gebeurt op de Dag van het Oordeel. Wie goed geleefd heeft (volgens de regels van God, en trouw de vijf zuilen vervuld) wordt toegelaten tot het paradijs, een soort heerlijke tuin. Wie slecht heeft geleefd, en geen berouw voelt, krijgt straf in de hel.

 

Schepping——>    [mensen vervullen de vijf zuilen en houden zich aan de leefregels] ——> Dag van het Oordeel ——> Paradijs of Hel

 

 

7.2      HEILIGE BOEKEN

Volgens Moslims zijn er vier heilige boeken waarin God via de profeten zijn regels aan mensen heeft gegeven. Het eerste was de tauraat (Tora) die aan de profeet Moesa (Mozes) is bekendgemaakt. Het tweede boek was de Zaboer (Psalmen), bekend gemaakt aan Dawoed (David). Het derde boek was het Nieuwe Testament, geopenbaard aan Isa (Jezus).

 

De boeken van de Tora en de Psalmen horen ook tot de heilige boeken van de joden. De boeken van de Tora en de Psalmen en het Nieuwe Testament zijn ook heilige boeken voor de christenen. Hier zie je dat de Islam de jongste religie is. Volgens de islam zijn die heilige drie boeken niet zorgvuldig genoeg opgeschreven. De boodschap van God is door de volgelingen van de drie profeten niet goed geïnterpreteerd. Er was een vierde openbaring nodig om alles recht te zetten. Dat is het vierde heilige boek, het heiligste boek voor de Moslims, de koran.

 

De koran is doorgegeven door de profeet Mohammed, in het Arabisch van zijn tijd, in het jaar 610 van onze jaartelling. Een van de engelen van God, Djibriel (Gabriël) onthulde Gods heilige boodschap aan Mohammed en gaf hem de opdracht deze te verspreiden. Djibriel zei de heilige woorden op, in verschillende delen, gedurende een periode van 22 jaar. Uiteindelijk waren er 114 gedeeltes, die soera’s worden genoemd. Omdat Mohammed niet kon lezen en schrijven, was er in 650 iemand anders die de koran opschreef.

 

De koran is bedoeld om voor te dragen, op zangerige toon. Korangeleerden kennen daarom alle soera’s uit hun hoofd. De taal van de koran, het Arabisch van het jaar 650, is de enige taal waarin de koran mag worden voorgedragen: dat is immers de taal waarin de heilige God zich aan Mohammed heeft bekendgemaakt.

 

In de soera’s wordt, op rijm, heel gedetailleerd beschreven hoe een gelovige in harmonie met het grote verband kan leven. De mens heeft in zich een slecht stuk, en in de wereld is ook kwaad aanwezig. Met hulp van de regels in de koran blijft de mens zich bewust van God, en krijgt hij grenzen waarbinnen hij veilig is tegen het kwade. Zo hoopt hij uiteindelijk het paradijs te bereiken.

 

Er zijn nog andere belangrijke geloofsteksten voor moslims, namelijk die waarin verteld wordt hoe Mohammed zelf in de praktijk van het leven met zijn geloof omging. En wat hij tijdens contact met zijn volgelingen naast de koran nog meer vertelde over God en de wereld. Die regels worden hadieth genoemd, wat ‘overlevering’ betekent. Verzamelaars trokken de hele Islamitische wereld door om uitspraken van en verhalen over Mohammed te verzamelen. Aan de leefregels in de hadieth moeten moslims zich houden. Omdat de uitspraken en handelingen van Mohammed (de soenna) zijn doorgegeven en pas rond de 9e eeuw en later zijn opgeschreven, hebben ze niet dezelfde status als de koran.

 

Koran (het heilige boek) en soenna (het voorbeeld en uitspraken van Mohammed) vormen samen de sjaria, de wetgeving. Heel het leven wordt erin met regels omschreven.

 

Moslims houden van de koran. Het is niet ongebruikelijk om, voordat ze erin lezen, eerst een kus op het kaft te drukken.

 

DE KORAN is de ware definitieve boodschap van God

DE HADIETH is de praktische uitwerking van de Koran in het leven van Mohammed

 

7.3      HEILIG HUIS, HEILIGE DAG

Moslims komen bij elkaar om te bidden in een gebouw dat Moskee genoemd wordt. De Moskee is ontstaan uit het huis van Mohammed waar hij begon zijn leer te verkondigen. De moskee heeft een centrale ruimte die helemaal ingericht is voor het gebed. Aan een van de wanden is de Mihrab, een mooi versierde nis met een koepel, die de richting van Mekka aangeeft. In Mekka staat namelijk het belangrijkste heiligdom van de islam. (Vergelijk: joden richten de kast met de Torarollen op Jeruzalem).

 

Op de vloer in de gebedsruimte liggen kleden om op de grond te kunnen bidden. Er is een verhoging van waaraf uit de koran wordt gereciteerd. Er is ook een trapvormige verhoging aanwezig, waar de gebedsleider, de Imam, tijdens het vrijdaggebed de teksten uitlegt. De Koran wordt voorgelezen vanaf een verhoging, door een speciale voorlezer, de Qari. Het heilige boek moet op een perfecte manier worden voorgedragen. Vrouwen en mannen zitten in de moskee gescheiden, de vrouwen vaak op een tribune.

 

De Imam zit vooraan en gaat voor in het gebed. Soms staat in het midden een verhoging waarop iemand staat die hem nadoet, zodat iedereen op hetzelfde moment opstaat en buigt. Er is een lezenaar waar de Qari de Koran reciteert.

 

Rondom de gebedsruimte heeft de Moskee een plek waar je je ritueel kunt wassen om ‘schoon’ de gebedsruimte te kunnen betreden. Je laat daar ook je schoenen achter.

Daarnaast zijn er ruimtes om elkaar te ontmoeten en te spreken.

 

Aan de moskee zit een torentje vast, een minaret. Van oudsher kon daar in de hoogte op zangerige toon door de gebedsoproeper (muezzin) geroepen worden dat het tijd was om te bidden: iedereen rond de moskee kon dat dan horen. Tegenwoordig is er vaak een luidspreker in de minaret geïnstalleerd.

 

De week van moslims duurt zeven dagen. Volgens de koran schiep God de hemel en de aarde in zes dagen, en trok zich daarna terug op zijn troon om het bestuur te regelen. De nieuwe dag begint in de avond. Het belangrijkste gebed in de Moskee vindt plaats op vrijdagavond, dus aan het begin van de zevende dag. Mannen zijn verplicht in de moskee te bidden op die avond.. Vrome Moslims proberen ook door de week zo vaak mogelijk in de moskee te bidden.

 

DE MOSKEE is een PLEK om SAMEN te BIDDEN

 

7.4      HEILIGEN

Er is maar 1 God. Mohammed is volgens moslims dus geen god. Je kunt moslims dus op grond van hun religie niet, zoals wel gebeurt, Mohammedanen noemen. Mohammed is na God wel de belangrijkste persoon van de religie. Dat God zich juist aan hem heeft geopenbaard maakt hem speciaal, net als de andere profeten. Als een moslim de naam van Mohammed uitspreekt, volgen ze altijd met de uitspraak ‘vrede zij met hem’. In Nederlandse teksten wordt dat afgekort, dan staat er: “Mohammed (vzmh).”

 

Naast Mohammed hebben in de islam belangrijke leiders uit de geschiedenis een bijzondere status. Zij waren tegelijkertijd religieus en politiek leider. Allereerst zijn het de vier Kaliefen, wijze mannen die na de dood van Mohammed leiding gaven aan de moslimgemeenschap. De profeet had alleen dochters: de eerste Kalief was de man van dochter Fatima, die Ali heette.

 

Toen de Kaliefen steeds meer politieke machthebbers werden, in de negende eeuw, namen soefies de spirituele leiding over. Heiligdommen op de plek waar zij leefden of stierven worden door veel mensen bezocht.

 

7.5      HEILIGE PLAATSEN

Voor Moslims is Mekka de heiligste plek op aarde. Daar staat de Grote Moskee met op het binnenplein een zwarte kubus die kaaba genoemd wordt. In de wand van de kubus is de heilige Zwarte Steen ingemetseld.

 

Mohammed begon zijn leven in Mekka, en kreeg daar in de buurt zijn eerste openbaring van God via Djibriel. Hij verliet de stad omdat ze daar meerdere goden aanbaden, terwijl Mohammed verkondigde dat er maar 1 god is. Vanuit de stad Medina voerde hij met zijn volgelingen strijd tegen Mekka, en nam de stad in 632 in. Toen riep hij zelf het belangrijkste heiligdom de kaaba uit tot heilig, en Mekka tot heilige stad.

 

De tweede heiligste plaats is Jeruzalem. Daar, op de tempelberg, zou Mohammed naar God in de zevende de hemel geklommen zijn en weer teruggekeerd. De Al Aqsa Moskee staat op de plek waar dat gebeurd zou zijn. De tempelberg is ook voor joden de heiligste plek.

 

MEKKA en JERUZALEM

 

7.6      BIDDEN

Moslims bidden vijf keer per dag. Bij voorkeur doen ze dat in de moskee onder leiding van de imam, maar het kan ook onderweg of thuis. Dan is de oudste man (bij vrouwen: de oudste vrouw) de aangewezene om het gebed te leiden. Ze bidden met hun gezicht in de richting van Mekka, bij voorkeur op een zachte ondergrond. Er zijn gebedskleedjes waarop de richting van Mekka in het patroon staat aangegeven. Bidden wordt ‘salaat’ genoemd.

 

Het eerste gebed is bij zonsopgang, het tweede vroeg in de middag, het derde in de late middag, het vierde na zonsondergang en het vijfde voor het slapen gaan.

 

Het dagelijkse gebed verloopt volgens vaststaande teksten en handelingen. Om te beginnen wordt de intentie dat je gaat bidden uitgesproken, de niyya. Tijdens het bidden wissel je een aantal keer van houding. Bij elke handeling en houding horen andere woorden: vaste gebedswoorden of een kort vers.

 

Omdat mensen bidden tot God, wordt van ze verwacht dat ze zichzelf schoonmaken. Dat gebeurt door je met water te wassen. De kleine wassing is het wassen van de armen tot aan de ellebogen en de voeten tot aan de enkels. Dat kan in de wasruimte bij de gebedsruimte. Bij ernstige vervuiling van het lichaam (na seks, na een bevalling of menstruatie) wordt verwacht dat je in bad gaat voor je bidt. Vandaar de badhuizen die in moslimlanden in alle steden en dorpen aanwezig zijn. Bidden doe je bij voorkeur in schone kleren en op een schone plek.

 

Vrouwen mogen tijdens het bidden alleen hun handen en hun gezicht onbedekt laten. Mannen moeten van hun navel tot hun knie bedekt zijn.

 

Moslims hebben ook een gebed waarbij ze een ketting met 33 kralen gebruiken. Ze voelen drie keer aan de kralen en spreken daarbij een vast gebed uit.

 

BIDDEN met VASTE BEWOORDINGEN EN HOUDINGEN in de RICHTING van MEKKA

 

7.7      LEEFREGELS

De vijf basisverplichtingen van de islam moeten door elke moslim worden nagekomen. Een van de vijf is het gebed, de salaat, zoals hierboven beschreven. De andere zijn de geloofsbelijdenis, het vasten, het geven van aalmoezen en de bedevaart naar Mekka.

 

De geloofsbelijdenis: sjahada.

Als je moslim wilt worden, moet je woorden uitspreken waarmee je getuigt van je geloof. ‘Er is geen God dan Allah (God) en Mohammed is zijn afgezant’. Als het kan, fluistert de vader van een pasgeboren kind deze woorden meteen na de geboorte in het linkeroor.

 

Het vasten: saum.

In de negende maand, die ramadan heet, is de vastenmaand. God maakte zich in deze maand aan Mohammed bekend en daarom is het een heilige maand. Moslims eten niets, drinken niets en onthouden zich van seks van het moment dat de zon opgaat, tot het moment dat de zon ondergaat. Naast een manier om stil te staan bij de heilige gebeurtenis, wordt tijdens de Ramadan ook stilgestaan bij mensen die geen eten hebben. Zo voel je hoe dat is, en zul je gemotiveerd zijn om ze te helpen.

 

Armenbelasting: zakaat

Als je het kunt betalen, moet je 2 to 2,5 % van je inkomen geven aan moslims die arm zijn, en aan mensen die de islam verspreiden. Via de moskee wordt het geld ingezameld. De belasting helpt je om je niet teveel aan bezit te hechten, en om goed te zorgen voor mensen die het minder hebben.

 

Bedevaart naar Mekka: hadj

Als je dat kunt, financieel en lichamelijk gesproken, moet je als moslim in ieder geval een keer in je leven naar Mekka reizen. Dat doe je bij voorkeur in de bedevaartsmaand. Tijdens de reis bezoek je gedurende tien dagen de belangrijke plekken die verbonden zijn aan het levensverhaal van de profeten Ibrahiem en Mohammed. Bij aankomst in Mekka kleed je je in speciale witte naadloze kleren om lichamelijk rein te zijn. Je loopt daar zeven keer om de kaaba heen. De tiendaagse pelgrimsreis wordt afgesloten met een offerritueel. Moslims die niet op reis zijn, vieren op die dag het offerfeest.

 

Kinderen vasten niet. Zieken, en menstruerende, zwangere of zogende vrouwen hoeven niet aan de Ramadan mee te doen. Zij kunnen de maand later inhalen

 

Naast de vijf voorschriften zijn er ook regels met betrekking tot het eten en het lichaam. Moslims mogen geen alcohol drinken en geen varkensvlees eten.

 

Omdat het van de grond eet en ook afval eet, is een varken geen schoon dier volgens de islam. Je mag het daarom niet eten. Dat geldt ook voor het vlees van roofdieren en van vissen die aas eten. De gedachte is dat je, door onrein (haraam) voedsel te eten, je lichaam ontheiligt. Het bloed van dieren is ook verboden voor consumptie, net als voedsel dat met het bloed in aanraking is geweest. Een enkel haraam ingrediënt (bloed, of gelatine van varkensbeenden bijvoorbeeld) kan een heel gerecht verontreinigen.

 

Niet alleen het voedsel, ook de manier waarop dieren geslacht worden is belangrijk. Een dier wordt volgens het juiste ritueel geslacht als in een haal de keelslagaders worden doorgesneden, terwijl de slachter een gebed erbij uitspreekt. Dit vlees wordt ‘halal’ genoemd.

 

Tussen halal en haram is een tussencategorie van eten dat wel mag, maar niet wordt aanbevolen.

 

Je houdt je lichaam religieus schoon door halal te eten, en door je voor het gebed te wassen of te baden. Daarnaast zijn er nog andere dingen die door de koran worden voorgeschreven.

 

Iedere jongen wordt besneden. Dat is omdat Mohammed opriep om het voorbeeld van Ibrahiem te volgen, die zich liet besnijden als teken van trouw aan God. Er wordt bij de besnijdenis een stukje voorhuid weggesneden. Dat gebeurt meestal voor het vijfde jaar, maar sommige ouders wachten er langer mee. De besnijdenis is een belangrijke gebeurtenis en een groot feest. Hoe ouder de jongen, des te meer hij ervan meemaakt.

 

Over vrouwen wordt in de koran gezegd dat ‘het sieraad’ bedekt moet zijn. Dat laat ruimte voor interpretatie. Over het algemeen wordt daarmee de aantrekkingskracht van de vrouw bedoeld. Vrouwen kleden zich dus zo, dat hun vrouwelijke vormen bedekt blijven. Ook hun haar wordt als een van de sieraden gezien. In bepaalde stromingen worden zelfs het aangezicht en de handen bedekt.

 

Gelovige moslimvrouwen drukken voor zichzelf met hun kleding en hoofddoek uit dat ze vroom willen leven, en dat ze niet zomaar voor iedere man beschikbaar zijn.

 

Je LEVEN en LICHAAM HEILIG HOUDEN met de VIJF ZUILEN

 

7.8      RITUELEN

Het gebed in de moskee, de pelgrimage naar Mekka, de slacht van dieren en het besnijden van jongens verlopen volgens rituelen. Maar er zijn ook andere belangrijke heilige handelingen. Zoals bij het trouwen en rond het overlijden.

 

Volgens de koran vullen mannen en vrouwen elkaar aan. De man betaalt voorafgaand aan het trouwen een bruidsschat aan de vrouw. Dat blijft haar geld of bezit. Je zou het kunnen zien als een soort verzekering voor wanneer de vrouw door scheiding of overlijden alleen komt te staan.

 

De dood is de overgang naar een beter leven, via een tussentoestand en de Dag van het Oordeel. Na hun overlijden moeten moslims zo snel mogelijk worden begraven. Eerst wordt de overledene gewassen, en tijdens het wassen worden gebeden uitgesproken. Na het wassen wordt het lichaam in een witte doek gewikkeld. Er is een uitvaartbijeenkomst in de moskee, die begint met een gebed om vergeving. Het lichaam wordt, op de rechterzij en met het gezicht naar Mekka, begraven. Na de begrafenis begint een periode van veertig dagen rouwen, die wordt afgesloten met een maaltijd.

 

Het is geen geheel van voorgeschreven handelingen, maar gastvrijheid is wel een heel belangrijk kenmerk van de islamitische religie. Moslims eten, als er anderen in de buurt zijn, nooit alleen. Als iemand voor zichzelf of een aantal mensen kookt, is er altijd genoeg voor meer personen. De gasten worden ontvangen in een schoon huis, dat na het poetsen extra gereinigd wordt met wierook. Ze worden soms besprenkeld met rozenwater als extra teken van gastvrijheid.

 

RITUELEN HEILIGEN HET LEVEN

 

7.9      FEESTEN

Moslims volgen een maankalender. Ze hebben maanden van afwisselend 29 en 30 dagen. Het jaar verschuift elk jaar 11 dagen naar voren ten opzichte van het zonnejaar van 365 dagen. Daarom valt de ramadan soms in de zomer en soms in de winter. De jaartelling is begonnen met de verhuizing van Mohammed uit Mekka naar Medina, die in 622 zou hebben plaatsgevonden. Dit jaar eind oktober begint het jaar 1436. Ik noem een aantal feesten.

 

Al Hidzjra: Nieuwjaarsdag

Op deze dag wordt de verhuizing van Mohammed naar Medina gevierd. Daar kreeg hij de eerste aanhangers voor de godsdienst die hem was doorgegeven. Het nieuwe jaar begint wanneer twee moslims op die dag in Caïro de nieuwe maan zien. Het is geen uitbundige feestdag, maar een herdenkingsdag waarop je de moskee bezoekt.

 

Asjoera: Tiende dag

Op de tiende dag van de eerste maand worden alle belangrijke momenten herdacht die volgens de verhalen in de Koran ooit op een tiende dag van de maand hebben plaatsgevonden. Bijvoorbeeld de uittocht uit Egypte, of de laatste maaltijd van Noach in de ark voordat de aarde weer droogviel. In Marokko is Asjoera een kinderfeest.

 

Moslims van de Sji’ietische stroming staan op deze dag stil bij het sterven van de kleinzoon van Mohammed, imam Husseyn, in een hinderlaag bij de Iraakse stad Kerbala.

 

Lailat al-Mi’raadj: Hemelvaart van Mohammed.

Op een nacht nam de engel Djibriel Mohammed, die in Mekka lag te slapen, bij de arm. Voor de poort van de moskee stond een wit paard met vleugels aan zijn hoeven. Op dit rijdier, Boerak, vloog Mohammed naar de tempelberg in Jeruzalem. Bovenop de berg zaten Moesa, Jesaja, Isa en andere profeten en ze baden met Mohammed. Met behulp van een ladder klom Mohammed vervolgens naar de zevende hoogste hemel om God te zien. Toen hij weer terugkeerde naar Mekka werd zijn verhaal niet geloofd. Dit jaar vindt het feest plaats in mei.

 

Ramzaan: Begin van de ramadan.

Dit jaar begint ramadan eind juni. Het is de negende maand, waarin Mohammed zijn eerste openbaring van Djibriel zou hebben doorgekregen. In deze maand wordt gevast, maar na zonsondergang wordt veel gegeten. Het is een echt familiefeest.

 

De zevenentwintigste nacht van de ramadan is het belangrijkste, omdat op die nacht precies de eerste openbaring bij Mohammed werd gebracht.

 

Ied-al-fitr: Eind van de vastentijd.

De eerste dag van de tiende maand wordt gevierd dat er een goede vastenmaand is geweest. Mensen gaan bij elkaar op bezoek na eerst de moskee te hebben bezocht. Iedereen die langskomt krijgt te eten, vooral zoetigheid. Eer iedereen bezocht is, zijn er een paar dagen verstreken.

Het is ook een feest waarop mensen ruzies proberen bij te leggen.

Kinderen krijgen een kadootje of geld (liefst een nieuw biljet).

Alles staat in het teken van het nieuwe begin dat na het zuiverende vasten gemaakt kan worden. Vooral onder Marokkaanse moslimvrouwen is het gebruikelijk de onderarmen en onderbenen te versieren met henna-patronen.

 

Ied al-Adha: offerfeest

Op de tiende dag van de twaalfde maand, de pelgrimsmaand, wordt er door meerdere gezinnen samen een offerdier gekocht. Dat wordt ritueel geslacht en in drieën gedeeld. Het eerste deel is voor de families, het tweede voor gasten en het derde deel is voor armen. De huid wordt verkocht en dat geld gaat naar goede doelen. Het offerfeest is een feest van delen.

 

FEESTEN GEDENKEN VERHALEN EN FEESTEN LEREN OM TE DELEN

 

7.10    KUNST

In de koran wordt het afbeelden van God absoluut verboden. Het beeld zou de plek van God in de verering kunnen innemen: God is groter en veelzijdiger dan welk beeld je ook van hem kunt maken. Moslims doen het daarom zonder afbeeldingen van God.

 

Er ontstond wel een kunstvorm rondom de Arabische letters: het kalligraferen van de verschillende aanduidingen voor God die je in de koran tegenkomt. “De barmhartige” bijvoorbeeld, of “de geweldige”, of “de trotse”. In de koran staat ook “Een goed handschrift doet de waarheid opvallen.”

 

In de begintijd van de Islam was het afbeelden van Mohammed geen probleem. Tegenwoordig wordt dat meestal niet meer gedaan, net zoals God zelf te heilig is om af te beelden. Mensen zouden eens Mohammed kunnen gaan vereren in plaats van God! Door geen afbeelding te maken, voorkom je dat.

 

KALLIGRAFIE

 

7.11    MUZIEK

Binnen de Islam verschilt men van mening of muziek mag van God. Uit de koran kun je afleiden dat muziek niet zo’n probleem is, als het luisteren je maar niet in de verleiding brengt tot overgave aan slechte daden en gedachten. Muziek is vocaal georiënteerd: de stem is het belangrijkste element.

 

ZANGERIG

 

7.12    VERHALEN

Moslims vertellen elkaar graag verhalen. De verhalen uit de Koran en de hadieth, maar ook verzonnen verhalen. Vaak gaan die verzonnen verhalen over wat goed is en wat slecht. In Indonesië, een groot moslimland, worden de verhalen verteld met behulp van Wajangpoppen.

 

VERHALEN als LES voor het LEVEN

 

LIJST MET INFORMATIE EN MATERIALEN

 

  1. voor volwassenen

Tulpen en tempels: aspecten van het Boeddhisme uitgelegd.

http://www.buddha-dharma.eu/aspecten-van-boeddhisme.html

 

Verschillende teksten over aspecten van godsdiensten (zoekbaar)

http://mens-en-samenleving.infonu.nl/religie/

 

Religieuze feesten:

http://www.beleven.org

 

Test je kennis http://www.cijfers.net/cgi-bin/reliquiz.cgi

 

  1. voor kinderen

Prachtig materiaal vind je in de beeldbank van schooltv. Zoek op de naam van de religie bijvoorbeeld. Of op Holi, Divali, Ramadan, Pasen, Chanoeka
http://www.schooltv.nl/beeldbank/

 

Religie vind je bij ‘peuters en kleuters’ onder ‘feesten’ en onder ‘de wereld – andere culturen’
bij ‘primair onderwijs’ vind je religie onder ‘levensbeschouwing’

 

Toegankelijke site over religies:

http://www.missiokids.nl

achtergrond is rooms-katholiek, behandeling religies is neutraal. Zoek op religie. Zie ook http://www.missiokids.nl/Verhalen.html

 

  1. lesmateriaal

Lessenserie over wereldgodsdiensten

http://lessenserie-wereldgodsdiensten.blogspot.nl

insteek is christelijk, wel informatief over andere godsdiensten

 

lesmateriaal (pdf downloadt vanzelf)

www.art1.nl/scripts/download.php?document=413

toegankelijke informatie over wereldgodsdiensten door Stichting Artikel 1

 

Lesmateriaal over religies:

http://www.kuleuven.be/thomas/page/in-de-kijkers-bo/

even doorklikken, bijvoorbeeld naar:
http://www.kuleuven.be/thomas/page/eet-aan-mijn-tafel/#22336

 

Overzichtspagina met veel nuttige links naar (beeld)materiaal:

http://www.samenleven.info/Websites%20leerlingen.htm

 

 

  1. op bezoek

OP BEZOEK IN EEN KERK

Assen

Protestants: http://www.opstandingskerk-assen.nl/website/

Katholiek: http://www.parochieassen.nl

Koptisch orthodox: http://koptischekerkassen.nl

OP BEZOEK IN EEN MOSKEE

Groningen: http://www.moskeewijzer.nl/d.php?lang=NL&id=GR007&gps1=53.234657&gps2=6.543673

 

OP BEZOEK IN EEN SYNAGOGE

Assen
(de Bethelkerk aan de Groningerstraat 14 is gevestigd in een voormalige synagoge)

Groningen: www.synagogegroningen.nl

 

  1. leskisten

Centrum voor Levensbeschouwing Leeuwarden –
leskist Islam, Jodendom en Hindoeïsme met lesmateriaal en voorwerpen

http://www.centrumvoorlevensbeschouwing.nl/index.php/contact/

 

  1. boeken

Over de drie godsdiensten die 1 God aanbidden (voor kids)
http://www.kwintessens.nl/levensbeschouwing/wereldgodsdiensten/god-adonai-allah

Over de wereldgodsdiensten (voor kids)
http://www.kwintessens.nl/levensbeschouwing/wereldgodsdiensten/wat-geloof-jij

 

Verhalen uit de grote wereldgodsdiensten
“Agastya drinkt de zee leeg” – Erik Idema e.a.

 

Verhalen uit de grote wereldreligies – Janny van der Molen
“Over engelen, goden en helden”

 

  1. kwartetspel

http://www.jeugdwerkidee.nl/00/jeugdwerkidee/detail/kinderen/activ/4/Sport%20&%20Spel/1/Leren/100/55/Wereldgodsdiensten_Kwartet.html

 

  1. recepten

Bij het Hindoefeest Holi eet men samosa’s:

holi samosa’s

 

Joden vieren Poerim met Hamansoren:

http://geloofik.nl/Jodendom/recept.htm

 

En joden eten Latkes met Chanoeka:
http://www.smulweb.nl/recepten/1145274/Joodse-latkes

 

Boeddhistische recepten
http://answers.yahoo.com/question/index?qid=20081013121143AAen5hN

 

Het recept voor een christelijk broodhaantje, voor Pasen, vind je hier:
http://www.marline.nl/haan.html

 

Bij het islamitische suikerfeest horen zoete amandelkoekjes: http://www.smulweb.nl/recepten/suikerfeest

  1. muziek (youtube)

 

HINDOEISME: Gebed met beeldmateriaal bij de Ganges beelden van Stoepa’s http://www.youtube.com/watch?v=e91waR1Hp-k

JODENDOM: zangerig gebed met bijpassende buigingen

 

Bekendste klezmerlied: Hava nagila

 

BOEDDHISME: Tibetaanse monniken: lage stemmen die in keelklanken de heilige tekst opzeggen

https://www.youtube.com/watch?v=hwBmkYJzDp8

CHRISTENDOM:

oude christelijke muziek uit Italië (zonder instrumenten)

een gezongen gebed: http://www.youtube.com/watch?v=IIcrgNtyX0U

 

christelijke muziek uit de Russich Orthodoxe kerk (lage stemmen- vergelijk met Tibetaanse chant)

http://www.youtube.com/watch?v=ntT2VemnVV8

 

christelijke popmuziek

DC Talk: http://www.youtube.com/watch?v=lYH9FUfCKPI

 

ISLAM: de oproep tot gebed door de voorzanger, tijdens een interreligieuze gebedsdienst in de Verenigde Staten (naast de voorzanger staat een rabbijn met gebedsmantel, en een priester in gewaad).

 

  1. kleurplaten

Schoolplaten heeft een groot aantal kleurplaten bij religies.

http://www.schoolplaten.com/kleurplaten-religie-c201.html

 

VERANTWOORDING

 

Literatuur

Voor de beschrijving van de godsdiensten is gebruik gemaakt van:

 

– Pim van Schaik, Nederland Wereldland, 10 jaar verder, Amsterdam 2008

 

– Serie: Wat weten we over (Jodendom, Boeddhisme, Hindoeisme, Islam, Christendom). Diverse auteurs, Amsterdam 2000

 

Illustraties