Een zorgzame woesteling

Bij Psalm 23
op de zondag dat we onze doden gedenken

lees hier de bijbeltekst

 

“De Heer is mijn herder.”
Als je iemand vraagt noem een Psalm dan heb je dikke kans dat die genoemd wordt.

De Heer is mijn herder. Het blijft ook een aansprekend en zacht beeld. Zoals een herder die het beste voor heeft met zijn schaapje, zo is de Heer, God voor mij.

Voor mij: een schaapje als in “schaapje schaapje… heb je witte wol?” Nee op die manier werd niet over schapen gezongen in die tijd, in die streek. Er waren meer schapen dan koeien: er wordt dus door de Psalm geen schattig beeld  ge-schapen. Het gaat niet om de schapen.

De Heer is mijn herder: ik denk dat het dan gaat over het beeld dat de schrijver bij een herder had.

Waar moet je aan denken bij een herder? Iemand die het schaapje op zijn schouders neemt en het naar de kudde terug draagt? De Goede Herder zoals we hem kennen uit de kunst? Oh, zeker, ook al is dat een redelijk zoet beeld geworden. Een herder ís betrokken bij zijn kudde. Zoals een boer betrokken is bij zijn vee. De herder kent de schapen. Vee is een productiemiddel, maar de herder gaat er wel voor. Zorgt ervoor. Door God mijn herder te noemen, koppel je God aan een beeld van betrokkenheid en zorgzaamheid.

De Heer is mijn herder: mijn God zorgt voor mij.

Maar, opnieuw terug naar die tijd en die streek: de herder is óók een woest en ruig type. Hij is zijn eentje verantwoordelijk voor de bescherming van zijn kudde tegen wilde dieren. In de Bijbel staat ergens hoe David vertelt dat hij met beren en leeuwen vocht toen hij herder van een kudde was. De herder staat zijn dus mannetje wel.

Zijn mannetje… de herder is in de bijbel altijd een man. Dus als je God een herder noemt vergelijk je God met een man. God is niet per se man hè. We praten over God in mannelijke termen, maar ergens in de Bijbel staat dat God de mens schiep naar zijn beeld, mannelijk en vrouwelijk schiep hij hen. Ieder lichaam is dus beeld van God. En daar mag je rustig ieder gender aan toevoegen waarmee je je als mens vandaag de dag kan identificeren. Beelden van God.

God een herder noemen roept het beeld op van een zorgzame woesteling m/v. Die wil je aan je kant hebben. En die wil blijkbaar aan jouw kant staan als je zegt: hij is mijn herder. Dan kom je er wel. 

Waar kom je dan? Dat is nog een derde facet bij het beeld van God als herder. Een herder trekt rond met zijn kudde. En dat is een wonderlijk samenspel. Aan de ene kant weet hij waar voedsel te vinden is, en waar de waterputten zijn. Aan de andere kant laat de herder de schapen in zijn kudde overdag vrij om zelf wat rond te struinen en hun kostje bij elkaar te knabbelen. 

Er is dus leiderschap maar ook een zekere vorm van vrijheid. Het beeld van de ouder die het kind ruimte geeft om de wereld te ontdekken en het daarbij zonder zich op te dringen met zachte hand begeleidt.

De Heer is mijn herder, het roept allerlei beelden op. Beelden van geleid worden, gedragen en beschermd. Je ziet ze in de Psalm terug. Beelden van veiligheid en voorspoed ook, van geluk en genade, van thuis komen uiteindelijk.

Thuis komen. Als er iets is waar de dood mensen raakt, is het wel in hun gevoel thuis te zijn. Alsof in het huis van je leven plotseling een deur wordt opengetrapt en een koude stroom tocht binnenkomt. Of, erger misschien: je herkent je leven niet meer en kunt de draad niet weer oppakken, je draai maar steeds niet vinden. Of: je herkent jezelf niet helemaal meer met wat je allemaal voelt. Of dit allemaal voortdurend en tegelijk. 

Het leven waarin zoveel vanzelfsprekend was, is weg. Waar je, achteraf gezien, zo vertrouwd mee was is nu onbekend land. Achteraf gezien zie je de glans die die ander gaf. Heimwee.

Al kan het natuurlijk ook anders zijn hè, met dat thuis. Als je iemand verliest die geen glans gaf, terwijl dat eigenlijk wel had gemoeten. Als je iemand kwijtraakt in de dood die je in je leven steeds gezocht maar nooit gevonden hebt. Als het proces van afscheid nemen in het teken staat van onvervulde beloftes en nooit gerealiseerde verlangens. Nooit die waardering. Nooit die hechte band. Nooit die vriendschap. Nooit die steun. En nu never nooit meer. Je moet het zelf maar doen, zoals je dat altijd met hangen en wurgen gedaan hebt, maar nu definitief. Het boek van ieder leven mist bladzijden. Valt daar soms op open. Leef daar maar mee.

De heer is mijn Herder het ontbreekt mij aan niets, zingt de psalm. Wat kan dat dan ineens als diep besef je leven binnendringen: dat er mensen ontbreken, dat er ervaringen ontbreken, dat gemis op een pijnlijke manier door ieder leven is heen geweven. En dat hoort niet zo, dat voel je, het is niet te rijmen met wat je als een vanzelfsprekendheid diep in je vezels meedraagt. Jij hebt recht op genoeg. Het is je geboorterecht.

Veel meer dan beelden van overvloed gaat het in de Psalm dus over beelden van genoeg. Genoeg om rust te vinden. Genoeg om op te ademen. Genoeg om tot jezelf te komen ondanks alles wat je bedreigt en belast. Dat is genade en geluk: de ruimte om te ademen te midden van alles wat je benauwt. Dat kleine lichtje dat brandt als alles duister is. Het gevoel dat ook als alles wankelt en gevoelens als golven over je heen staan ergens diep onder je voeten vaste grond is. En de veilige wal niet ver weg, en dat je als je moe bent van het spartelen ook veilig drijven kunt.

Mogen die genade en dat geluk ook jullie volgen. Volgen, want het leven moet voorwaarts geleefd worden en de dingen krijgen vaak pas een plek als je omkijkt. Mag je terugkijkend zien hoe je het tot hier hebt gered. En daaruit vertrouwen putten voor vandaag en morgen.