Overweging bij Jesaja 55 en Matteüs 13:1-9, 18-23
Een zaaier ging uit om te zaaien, hij zaaide zo wijd als de wind. Zo wijd als de de winden waaien waar niemand een spoor van vindt… Die Willem Barnard toch… Niet elke dominee is fan hoor, maar ik wel. Want hij weet in zijn gedichten met minimale woorden maximale beelden op te roepen en voor mij is dat smullen.
Want wat doet hij, door naast zaaien in dit zinnetje ook de wind te noemen? Hij verbindt het verhaal van de zaaier met het beeld van de Heilige Geest. Daarvan staat immers ook in de Bijbel geschreven dat zij ‘waait waarheen zij wil.’ Grenzen doen er niet toe, overal kun je sporen van God tegenkomen.
Sporen… en dan niet in de zin van afdrukken op een bospad maar sporen als het zaad van paddenstoelen. Dat komt van het griekse SPORA wat zaad betekent. Paddenstoelen verspreiden zich door sporen. En een vrucht of een zaad, een graankorrel wordt in de plantkunde dia-spore genoemd.
Overal zijn sporen van God te vinden als zaden gezaaid die, afhankelijk van de omstandigheden zomaar kunnen opkomen.
Dankjewel Willem Barnard voor dit beeld. Dankjewel ook aan een vriend die jarenlang verbonden is geweest met het boerenbedrijf. Toen ik hem ooit eens vroeg dit verhaal eens door de ogen van een boer te bekijken concludeerde hij:
Die zaaier is een slechte boer. Weet je hoe kostbaar zaaizaad is? Vandaag de dag is het gekweekt, gecontroleerd, geregistreerd om de kwaliteit te garanderen. Maar ook in de tijd van Jezus ging je er zorgvuldig mee om.
Dat doet de zaaier in het verhaal wel. Hij heeft letterlijk zelf toch zelf in de hand waar het zaad neerkomt. Het komt op de weg terecht! Als je met de hand zaait langs een weg, wat doe je dan? Dan ga je met je rug naar de weg zijwaarts zaaien zodat er geen korreltje verloren gaat. En je kent je land op je duimpje. Waar rotsen zijn en weinig aarde is, dat weet je, daar zaai je niet. En waar distels groeien ook niet.
Geen wonder dat er maar een beetje zaad in goede grond viel. De zaaier in het verhaal doet maar wat, zaait maar wat en hij ziet wel wat er opkomt.
En zo is het dus gewoon. Jezus lijkt deze gelijkenis niet te vertellen om zijn leerlingen te leren hoe de wereld zou moeten zijn, maar om zijn leerlingen te leren hoe de wereld in mekaar zit. Wat ze kunnen verwachten. God als slordige zaaier… of ruimhartige zaaier, zo van wie weet… Het zaad is overal te vinden.
Het zaad is de boodschap van het koninkrijk en wij mensen zijn de bodem die het ontvangt.
Sommigen begrijpen het niet, het is aan dovemansoren gezegd alsof het op de weg valt. Sommigen horen het wel en ontvangen het met vreugde maar zijn te bang om het te omarmen. Dat is de rotsachtige grond.
Sommigen begrijpen het wel maar gaan zo op in de waan van de dag dat het niet beklijft. Zij zijn de grond met distels.
Zij die het horen en begrijpen en eruit leven, zijn de goede grond en dragen vrucht.
Er zijn mensen waarbij het gewoon niet landt, er zijn mensen waarbij angst het uitwist, er zijn mensen bij wie de waan en zorgen van alledag het overwoekeren, en er zijn er die vrucht dragen. Dat kunnen de leerlingen verwachten als ze met het woord op pad gaan de wereld in.
Realistische verwachtingen over hoe de mensen reageren op wat er gezaaid wordt. Wat de bedreigingen zijn.
En wat de opbrengst is die er te verwachten is: daar waar het zaad opkomt en vrucht draagt, verschilt het per geval hoeveel vrucht dat is: bij de een meer dan bij de ander.
Al met al lijkt de gelijkenis dus te gaan over de ervaringen bij het verspreiden van het verhaal over Jezus. Wil het oproepen tot dankbaarheid voor de overvloed van zaaigoed die over de wereld is uitgestrooid. God dank voor de slordige hand van de zaaier. En waarschijnlijk wil de gelijkenis oproepen tot dankbaarheid voor die plekken waar de sporen van God uitgroeien en vrucht dragen.
Wat is het belangrijkste in de gelijkenis? Waarop richt jij je?
Op de mensen die goede vruchten voortbrengen, op de mensen die de liefde vermeerderen? Of op de mensen waarbij het goede sneuvelt vanwege andere belangen? Beide soorten mensen horen bij deze wereld, dat is een gegeven, zegt de gelijkenis. Wat weerhoudt je er dan van om je blijdschap over hen die vrucht dragen, zwaarder te laten wegen dan je verdriet of boosheid om de rest? Waarom zou je cynisch worden in plaats van optimistisch.
Het is de vraag waarop je je richt. Richt je je op de onzin of op de zin van het bestaan. Richt je je op de dood of op het leven? Zoals Barnard het verwoordt in zijn lied: De lage, de hoge gevaren bedreigen het kiemende graan, maar soms kan het openbaren de zin van het aardse bestaan. Dan blijkt dat Gods woord niet leeg of krachteloos is, maar vrucht draagt.
Wat voor grond ben jij eigenlijk? Die vraag komt natuurlijk ook op. Jezus kan dan wel vertellen dat de wereld nu eenmaal zo in elkaar zit dat er wat goede grond is en ook heel veel minder goede en slechte grond. Maar heb je invloed op je eigen ontvankelijkheid voor het goede? Heb je invloed op de hoeveelheid en de kwaliteit van de vrucht die jij draagt ?
Een boer die weet dat wel. Als de grond arm is dan zaait hij klaver om de aarde weer doorlaatbaar te maken zodat de voedingsstoffen weer opgenomen kunnen worden. Een boer brengt soms mest op, om voedsel aan de grond toe te voegen. Je hebt echt wel invloed op de bodem.
Naast alles waarop je geen invloed hebt natuurlijk. De zorgen en stress van alledag, het juk dat je door omstandigheden draagt of juist niet: omstandigheden waar je geen invloed op hebt zoals de zaaier geen invloed heeft op het weer.
Maar… hoe verbeter jij je bodem? Hoe zorg jij dat het goede in jouw bestaan wortelt? Dat het zin heeft en dat je bij die zin stilstaat?
Sommigen van ons mediteren om hun bodem te verrijken. Anderen bewegen, per fiets of te voet of zeilend. Weer anderen lezen of reizen. Nog weer anderen steken de handen uit de mouwen om anderen te helpen. Maar regel is, denk ik, dat je om ontvankelijk te blijven voor het goede je met regelmaat met dat goede in verbinding moet stellen.
Zoek de Heer nu hij zich laat vinden, zegt de profetie van Jesaja. Sporen van God zijn wijd en zijd verspreid, zijn aan het kiemen en zullen vrucht dragen, zelfs in de diaspora. Overal in deze wereld. Zoek het goede en zorg voor goede grond, dat je het niet over het hoofd ziet, dat je al die observaties in jou wortel kan laten schieten. En als je het gevonden hebt, voed het en blijf dat doen. Laat zo zelf sporen van het goede na. Zaai jezelf in deze wereld.