Ouderliefde is iets prachtigs. Het is zelfs een voorwaarde voor een goede start. Als een klein baby’tje niet gekoesterd wordt, gaat het dood. Dat is gebleken uit een onderzoek met mensapen. Een wreed onderzoek, dat voel je meteen. Het gaat tegen je gevoel in om zo’n klein ding niet aan te raken, te strelen, sussende woordjes toe te fluisteren.
Dat geldt ook voor grotere ‘dingen,’ oudere kinderen. Het is bekend dat de band met de moeder, moederliefde voor zover die ervaren wordt door het kind, belangrijk is voor de ontwikkeling van basisvertrouwen.
Een basishouding van vertrouwen dat de wereld goed is, dat anderen het beste met je voor hebben. Je hebt het nodig om dagelijks je nest uit te komen. Om relaties met anderen aan te kunnen gaan. Bij kinderen waarmee na hun geboorte veel geleurd of gesold is, of waar de moeder door omstandigheden emotioneel afwezig was, ontstaat op latere leeftijd hechtingsproblematiek.
Het zou best eens kunnen dat liefde en koestering in de eerste jaren een voorwaarde zijn voor geloofsontwikkeling. Want als geloven iets van je vraagt, is dat je je toevertrouwt aan iemand buiten je zelf. Die je niet kan zien, vaak niet waarneemt of ervaart. Gelovigen vertellen vaak dat hun geloof een soort basisvertrouwen is. Zoals iemand het eens verwoordde: ook als het niet goed komt, komt het toch goed.
Dat is ook het vertrouwen dat ons wordt toegezegd door de profeet Hosea. Het laat zien hoe profeten werken: in profetenboeken is vaak God aan het woord die tegen zijn volk praat. Zijn volk, de Israëlieten. En uit hoe hij over en tegen zijn volk spreekt, blijkt zijn betrokkenheid. God is hartstochtelijk bij zijn volk betrokken. Dat betekent dat hij soms kwaad is over wat ze doen, als een teleurgestelde minnaar, of een vader. Maar hij laat zijn mensen in zijn boosheid niet vallen. Hij blijft betrokken. Zijn liefde blijft.
In de profetie van Hosea spreekt God tegen het volk, Efraïm wordt het hier genoemd. En het beeld wordt gebruikt van het volk als zijn kind. Hij was bij het begin toen hij het bevrijdde uit Egypte en nam het aan de hand en zorgde ervoor. Hij leerde het lopen, nam Efraïm op zijn arm. Maar het volk besefte niet dat HIJ het was die voor ze zorgde. Na een paar verzen wisselt het beeld. Het volk is nu een os, of een ezel, dat aan de teugels zacht werd weggeleid uit Egypte, bevrijd van het zware juk, dat voedsel kreeg, het niet eens hoefde te zoeken.
Alle goede dingen die op het volk afkwamen, ze realiseerden zich niet dat die uit Gods hand kwamen, ze dankten hem er niet voor en brachten offers aan andere goden om aan die andere goden om meer goeds te vragen. Even later lezen we ook in Hosea dat God boos is. Het is de boosheid waaronder de kwetsbaarheid ligt van de liefde die voortduurt. Zoals je meest geliefden nog zo ver van je weg kunnen raken, je blijft van ze houden.
Mattheüs citeert uit Hosea in zijn kerstverhaal. Meteen na het geboorteverhaal volgt het bezoek van de drie koningen, en vervolgens de vlucht naar Egypte. Mattheüs vindt het in zijn verhaal over Jezus heel belangrijk om erop te wijzen dat die een zoon van het Joodse volk is, iemand als Mozes. Mozes kwam uit Egypte, dus is het ook belangrijk dat Jezus uit Egypte kwam. Jezus is de nieuwe Mozes. Zoals Mozes aan de woede van de Farao ontsnapte in een biezen mandje, zo ontsnapt Jezus aan de woede van koning Herodes. Zoals Mozes de Tien Geboden geeft, zal Jezus als hij volwassen is de Zaligsprekingen geven. En de samenvatting van de geboden ‘heb uw naaste lief als uzelf’.
Opvallend is dat de aangenomen vader van Jezus, Jozef de droom krijgt waarin een engel aan hem verschijnt. Jozef wordt opgeroepen te vertrekken naar Egypte. Kent u dat verhaal nog, van die andere Jozef die zoveel droomde. Jozef met zijn veelkleurige mantel? Die Jozef werd door zijn broers verkocht en kwam terecht in… Egypte, juist! Ook hierin een verband met het Oude Testament.
Maar los hiervan: het voorbeeld van Jozef geeft aan dat er liefde mogelijk is die zich uitstrekt voorbij de aangeboren liefde. Het is een liefde die hand in hand gaat met verantwoordelijkheidsgevoel. Een liefde die groeien kan, blijkbaar, ten aanzien van iemand die niet uit jezelf geboren is. En die liefde is God welgevallig, want hij maakt er gebruik van om op aarde de dingen te laten gebeuren die zijn belang dienen.
Het kerstverhaal is dus niet alleen een verhaal dat liefde oproept tot God, omdat een klein kindje liefde oproept. Het gaat ook over hoe God liefde heeft voor mensen. En dan niet door ons erop te wijzen dat het Christuskind geboren is om voor ons te sterven, of zo. Het kruis mogen we met recht weghouden van de kribbe in de stal. Nee, God die geboren wordt in een klein kind wijst ons erop dat God van ons houdt, zijn we niet allemaal als kleine kinderen, in zekere zin? En dat we ook iets met die liefde mogen doen naar elkaar toe.
Liefde voor de wereld, voor ons, voor onze naaste. Steeds weer geven die drie stappen het ritme aan van de dans van ons geloofsleven. En de liefde is de melodie waaraan we ons kunnen overgeven.
Bij: Mattheüs 2 en Hosea 11:1-4