Bang voor de beker

Preek bij Marcus 14:32-42

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Ik was gisteravond bij de film ‘The zone of interest’, over het huishouden van de familie Höss. Ze wonen in een villa en hun paradijselijke tuin met bloemen, planten, groenten en een zwembad deelt een muur met het concentratiekamp Auschwitz. Het is een heerlijk leven, met feestjes en bezoek, en een heerlijke rivier in de buurt om te vissen en te varen. En als mevrouw Höss een mooi kledingstuk wil, of parfum, of lekkere chocolade, dan regelt haar man dat eenvoudig voor haar. Dat compenseert weer een beetje dat haar man zo vaak aan het werk is als commandant. Gaandeweg de film kom je erachter dat zij heel goed weet welk werk hij doet, en heel goed doorheeft wat er zich aan de andere kant van de muur afspeelt. Je hoort de geluiden. En  ’s nachts licht de kamer oranje op van de vlammen die uit de schoorstenen slaan. Maar ze heeft het er niet over. Ze geniet van deze plek, het is echt het thuis voor haar en hun gezin waar ze altijd van gedroomd heeft.

Het is een film die je niet bepaald positief beeld van de mens geeft. Ook de mens van vandaag. De film is in zekere zin actueel, niet alleen om dat dit soort kampen nooit ver weg zijn in onze wereld, maar ook omdat in bredere zin ons paradijs altijd aan alle kanten grenst aan ellende. We moeten het soms wel negeren, denken we, omdat we anders knettergek vrezen te worden. Of we vluchten in andere angst, waarin we bang zijn om ons eigen hachje en niet om dat van een ander. We zijn gevoelig voor de bangmakerij dat de ander de vijand is, die dus buiten ons zicht achter de muur moet blijven, zelfs als wordt hij daar afgemaakt. Pech, had ze daar maar niet geboren moeten worden.

Bang. Het is vandaag nodig om het over angst te hebben. Want angst staat centraal in het verhaal van Gethsemane. De angst van Jezus die geen andere woorden meer over heeft om te bidden dan ‘Abba, Vader, voor U is alles mogelijk, neem deze beker van Mij weg, maar niet mijn maar uw wil geschiede.’

Eerst even over die beker, die in ons taalgebruik tot een gezegde is geworden, ‘Ik laat deze beker liever aan mij voorbijgaan’. Maar die komt ergens vandaan. In het voorgaande deel van het verhaal lezen we hoe Jezus net het Pesachmaal met zijn leerlingen heeft gegeten. Ze hebben de lofzang gezongen en zijn toen vertrokken.

Bij die maaltijd wordt vier keer een beker gezegend en rondgegeven. Daarbij wordt een tekst uit het verhaal over de bevrijding van Egypte aangehaald, in 4 delen opgezegd. “Ik ben de HEER. 1. Ik zal de last die de Egyptenaren jullie opleggen van je afnemen, 2. Ik zal jullie uit je slavenbestaan bevrijden. 3. Ik zal jullie verlossen met opgeheven arm en de Egyptenaren zwaar straffen. 4. Ik zal jullie aannemen als mijn volk, en Ik zal jullie God zijn. Het is eigenlijk een samenvatting van Exodus.

Maar welke beker bedoelt Jezus dan? Het zou de 5e beker kunnen zijn, de beker die symbolisch is gereserveerd voor de profeet Elia. Het geloof is, dat aan het einde van de tijd Elia zal komen om de ouders met hun kinderen en de kinderen met hun ouders zich te laten verzoenen, voordat de Dag van de Heer aanbreekt. Ouders en kinderen herinnert ook aan de eerstgeboren zonen die in de nacht van de uittocht stierven. Behalve bij degene die het bloed van een lammetje aan de deurpost hadden gesmeerd.

Zou dat zijn hoe Jezus zichzelf heeft verstaan, en dat wat er zou gaan gebeuren? Zou het de angst zijn om die beker leeg te drinken en de dood te ondergaan? Een beker met lijden, een gifbeker zo je wilt? Jezus ziet dan bevend van angst zijn terechtstelling tegemoet.

Ook uit het verhaal van een andere beroemde leermeester in de geschiedenis kennen we die beker trouwens. Wie is er bekend geworden met het leegdrinken van een gifbeker, toen hij de keuze kreeg? Juist, dat is Socrates.

Maar die beker is haast het tegenovergestelde van de beker in het verhaal van Gethsemane.

Bij Socrates smeken zijn vrienden die hem om de gifbeker niet te drinken. Ze hadden liever dat Socrates zou toegeven aan zijn vijanden, en de valse aanklacht bevestigen dat hij de jeugd van Athene bedierf met zijn filosofie, en dan verbannen worden naar een plek waar het veilig was. Zijn vrienden zijn in paniek, maar Socrates blijft rustig en legt uit waarom hij de beker moet drinken.

In Getsemane zijn het de vrienden die rustig blijven, terwijl Jezus in zijn eentje paniekerig bidt.

De overeenkomst is wel, dat zij allebei ja zeggen tegen die beker. Zoals Socrates ja had kunnen zeggen tegen zijn aanklagers om de dood te ontlopen, had Jezus makkelijk kunnen vluchten naar een plek waar het veilig was. Je bent vanuit Gethsemane zo in het berggebied waar hij zich had kunnen verstoppen. Maar dat is blijkbaar niet de bedoeling.

Socrates drinkt de gifbeker liever dan dat hij zijn eigen boodschap verloochent. Alles waar hij voor staat zal teniet worden gedaan. En Jezus om dezelfde reden slaat Jezus niet op de vlucht. Hij is al een tijdje onderweg naar dit moment. Dat zijn leven gevaar loopt, is geen nieuws. Het is of hij zelf besloten heeft zijn tegenstanders tegemoet te treden en ze niet langer te vermijden. Als dit de consequentie is van zijn boodschap, dan wil hij liever die consequentie dragen dan zijn boodschap verloochenen.

Maar waarom dan toch die angst en die onrust, die hij verwoordt met ‘ik ben diep bedroefd, tot stervens toe’? Angst waarmee hij zich onderscheidt van de rust van Socrates, en van al die andere grote verhalen over grote vrouwen en mannen in de geschiedenis die rustig en beheerst hun wijsheid uitdragen.

We hebben ons in de geschiedenis allerlei voorstellingen van die angst gemaakt. Bij Lucas zweet Jezus zelfs bloed. En we hebben gezegd: die angst laat Jezus’ menselijkheid zien in het aangezicht van de dood. Want voelen we ons soms niet allemaal godverlaten en kwetsbaar en alleen? Jezus gaat de weg van de mens tot in het uiterste, inclusief de godverlatenheid.

De Duitse dichter Rilke schreef erover, ik lees een Nederlandse vertaling:

 

De Olijvenhof

 

Hij liep omhoog door het grauwe loof,

zelf grauw, opgaand in ’t land van de olijven,

waarna hij zijn met stof bedekte hoofd

in zijn bestofte, hete handen vlijde.

 

Na alles dit nog. En dit was het einde.

Nu moet ik gaan, terwijl ik word verblind;

en waarom wilt Gij dat ’k U als de Zijnde

verkondig als ik zelf U niet meer vind.

 

Ik vind U niet meer. Niet in mij, o neen.

Ook in geen ander. Niet in deze steen.

Ik vind U nergens meer. Ik ben alleen.

 

Ik ben alleen met al het leed der mensen

dat ik door U te lenigen mij wenste,

Gij die niet zijt. O schaamte zonder naam…

 

Men zegt dat toen een engel is gekomen –.

 

Waarom een engel? ’t Was de nacht die kwam

en die verstrooid bladerde door de bomen.

Discipelen roerden zich in hun dromen.

Waarom een engel? ’t Was de nacht die kwam.

 

De nacht die kwam was geen buitengemene;

zo zijn er vele gepasseerd.

Er slapen honden en er liggen stenen.

Een droeve nacht, gewoon een van degene

die wachten tot het daglicht wederkeert.

 

Want zulk gebed lokt engelen niet aan

en zulk gebed maakt ook de nacht niet groot.

 

Wie zich verliezen: alles laat hen gaan,

ze hebben voor de vader afgedaan

en zijn verstoten uit de moederschoot.

 

We kennen deze ervaring toch? De nacht die kan vallen en dan is het alsof de nacht valt over heel je leven. Alles waaraan je je vasthield, verbrokkeld en glijdt als zand door je vingers, je verliest je grip en tast in een leegte.

Wie je bent is alleen nog maar een bron van schaamte, want je voelt jezelf klein en hulpeloos. Je bent alleen. Je moet het helemaal alleen doen. En dat red je niet. En wat als je dan God ook niet meer ziet.

Ziet God dan nog naar jou, als je hem niet eens meer kunt vinden. Wat ben je dan nog voor gelovige dat je geen kracht meer uit je geloof kunt halen? Je stil uitgesproken gebeden kaatsen terug van de holle wanden van je hoofd. Niets… er komt geen antwoord.

Is dat Jezus’ ervaring in dit verhaal? Straks, bij de kruisiging, spreekt hij de woorden ‘Mijn God waarom heb je me verlaten!’ maar ze hebben hem ook horen zeggen ‘Vader, in jouw handen beveel ik mijn Geest.’ Voelt hij zich wel van God verlaten? Hij spreekt in Getsemane God toch biddend aan, heel intiem, met papa, Abba, zoals een kind zich tot een vader richt?

Stel het is niet de Godverlatenheid? Waarom is hij zo dan bang? Niet voor de beker die hij moet drinken, want daar ziet hij de noodzaak van, die hij bereid is om te dragen. Misschien is het de reactie van zijn vrienden wel die hem angst inboezemt. Petrus en de twee anderen. Want er is ook heel veel aandacht voor hoe die zich in Getsemane gedragen.

Ze vallen in slaap.

Ik denk dat daarmee meer bedoeld wordt dan dat ze gewoon zo moe waren. Dat valt niemand te verwijten toch? Ik denk dat het dus om iets groters gaat. Als we slapen sluiten we onze ogen.

De leerlingen sluiten hun ogen zelfs als Jezus heel letterlijk heeft gezegd wat er voor hem op het spel staat. Misschien zegt dit wel dat we als mensen onze ogen sluiten zelfs als de waarheid als een koe voor ons staat.

We weten toch wat waar is en goed, maar we sluiten onze ogen ervoor. We zijn misschien heel traag met in beweging te komen in de hoop dat anderen een grote slok uit de beker nemen voordat wij aan de beurt zijn. We doen oordopjes in want die roepende stemmen zijn zo hinderlijk. We houden strak vast aan het ingesleten spoor van onze gewoontes zodat we in een ingekeerde toestand door onze dagen kunnen gaan. We vallen terug in oude patronen die ons gevangen houden als het erop aankomt.

Of we sluiten onze ogen voor wat waar is en goed om te doen, omdat we bang zijn en liever vluchten in de slaap, in een droombeeld van een luilekkerland dat ons wordt beloofd.

Is het misschien de angst voor dit onveranderlijke kenmerk van de mens die Jezus zo laat sidderen? Heel begrijpelijk, toch? Want ook wij zien de geschiedenis zich herhalen. We zien mensen die door mensen aan de macht worden gebracht, waarvan we niet begrijpen hoe er ooit mensen kunnen zijn die voor die mensen kiezen. Leren we dan niets van het verleden? We blijven traag reageren op onrecht, sluiten het ongemak buiten, vinden klimaatdemonstranten irritant. We houden regels overeind, als we daar zelf geen last van hebben, of profijt van hebben, zelfs wanneer die anderen hopeloos in het nauw brengen. We laten de angst aan de macht en vluchten in droombeelden van een verleden dat nooit heeft bestaan, in ieder geval niet ten koste van het welzijn van talloze anderen aan de andere kant van de muur van ons paradijs.

De angst voor die mensverlatenheid, voor lege blikken, voor onverschilligheid en cynisme ten opzichte van de andere kant van de muur. Is dat misschien uiteindelijk de angst van Getsemane? Ik lijd straks, maar je zult zien, ze laten me alleen.

Jezus slaat al steeds een bres in die muur, beweegt zich even makkelijk naar de andere zijde als aan onze kant en roept in Getsemane naar ons, zoals naar zijn leerlingen: laat me ook hier niet in de steek. Steek met mij over, wees ook hier een goed mens.

We kunnen niet werkelijk gelukkig zijn als we muren om ons mededogen bouwen en zeggen dat reikt tot daar en verder kunnen we het niet oprekken. Een goed mens zijn en leven volgens je waarden is lastig en heeft in deze wereld consequenties. De weg naar de waarheid, naar het goede leven, gaat niet over rozen. Wijsheid wordt veroverd op de fouten en de tragedies van het leven. Vreugde begint voorbij de tranen.

Ze laten hem in de steek, Jezus’ vrienden. Zijn angst lijkt terecht. Nog even en Judas staat voor zijn neus om hem te verraden. En dan gaat hij die lange weg alleen. Maar dat is niet het einde. Jezus staat op en keert naar zijn vrienden terug. Blijkbaar geldt dat als wij God verlaten, God ons niet verlaat. Door die nacht van angst gaat Jezus heen in Gethsemane, en hij vindt het vertrouwen weer in de mens.

Wat betekent dat voor jouw angst? Als God in jou vertrouwt, gewoon zoals je bent? En in anderen. Je niet verlaat. Hoe sta je dan in het leven? Kastijd je jezelf dan nog, vervloek je jezelf om je tekortkomingen? Treed je anderen met wantrouwen tegemoet? Heb je dan nodig te vluchten in dromen, durf je dan nog steeds niet af te wijken van de regels, uit je patronen te stappen, de macht van je gewoontes te doorbreken? Of valt er licht in de nacht?

De regisseur van The Zone of Interest, Jonathan Glazer, vertelde in een interview hoe hij de film aan het maken was en wilde stoppen. Zo donker was de aard van de mens die hij zich door het verhaal, door de geschiedenis, realiseerde. Neem deze beker maar van mij weg, zei hij door de telefoon tegen de producent. Al gebruikte hij natuurlijk andere woorden.

Maar toen, ze filmden in Polen, kwam hij erachter dat hij bleek te overnachten in het huis van iemand die daar ook al in de oorlog woonde. Een vrouw, Alexandria. Ze was toen kind, een meisje nog. En in de nacht fietste ze met een tas vol appeltjes langs de plekken waar gevangenen overdag hun slavenwerk moesten verrichten. En ze verstopte die voor ze zodat de gevangenen ze misschien zouden vinden.

Toen hij dat verhaal hoorde, over die kleine tekens van menselijkheid, kon de regisseur verder. Hij besloot het in de film te verwerken. Hij zei: “Die kleine daad van verzet, de eenvoudige, haast heilige daad van het achterlaten van voedsel, is cruciaal omdat het ’t enige lichtpuntje is. Het voelde voor mij onmogelijk om alleen de diepe duisternis te laren zien, dus zocht ik naar het licht en ik vond het, in het verhaal van deze vrouw. Zij is de kracht van het goede.’

De verhalen over God en Jezus blijven steeds een prikkel geven om dit soort lichtpuntjes te zoeken. Wees niet bang, ook als je het even niet meer weet, er komen lichtpuntjes op je pad.

En als je je door cynisme, door angst en wantrouwen laat leiden, zie je dit soort tekens over het hoofd. Wees dus verdorie niet zo bang.

En als je bang bent weet dan in elk geval: God is niet bang voor jou.

Amen