Overweging bij Johannes 13:1-15
*****
Vooraf: Petrus denkt…
“Zeg eens Jezus, wie ben jij? Ben jij de zoon van God, de Messias? Zo ja, wat betekent dat dan eigenlijk? Kijk, ons volk leeft al eeuwen met de verwachting van een Christus, een door God zelf aangestelde koning om ons te bevrijden van onze overheersers, en vrede en voorspoed terug te brengen.
En het ene moment zie ik in jou dat jij dat bent, dan opent mijn hart zich en kan ik het helemaal beamen. Maar het andere moment, als ik hoor wat je soms zegt over lijden en sterven, als ik het besef toelaat waarheen onze weg ons op dit moment voert, dan ontstaat er kortsluiting in mijn hoofd. Ik kan die twee dingen niet met elkaar rijmen.
En daarnaast ben je mijn leraar, mijn voorbeeld, mijn vriend. Ik ben er trots op dat je mij toelaat tot je kring van naasten. Dat je interesse in me hebt, dat we samen met jou mogen eten en bidden en lachen. Dat we deze reis samen ondernemen. En dat je altijd vraagt naar mijn gedachten.
Maar ik raak van binnen in de knoop wanneer je dingen doet die niet passen bij iemand met jouw status. Als ik zie hoe jij jezelf soms moedwillig verlaagt, dan voelt mijn trots op jou plotseling belachelijk. Dan hoor ik buitenstaanders al zeggen: hoor jij bij hem, zet jij die dwaas op een voetstuk? De onmacht die ik dan voel maakt me woedend.
Dan roep ik dingen als ‘maar dit ben je niet, zo ben je niet’ terwijl ik eigenlijk bedoel ‘ik wil niet dat je zo doet want daar word ik ongemakkelijk van.’
En zo kan ik op het ene moment als het ware over het water lopen en zakt op het andere moment de grond onder mijn voeten weg.
Soms doe ik een vlucht naar voren. Dan maar niet begrijpen. Dan maar blind erin. Als ik je maar niet kwijtraak.
Wie ben je toch Jezus. Steeds als ik denk dat ik je doorheb, weet waarop ik kan rekenen, gebeurt er weer iets onverwachts. Het verwart me. Het vermoeit me. Maar ik laat je niet los. Laat mij ondanks alles niet los.”
*********
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Natuurlijk weet ik niet wat Petrus gedacht heeft. Wat de motivatie is achter zijn snelle reageren op wat Jezus vraagt of doet.
En door de eeuwen heen zijn bijbelverhalen zo bekend geworden dat ze zijn verplat tot eendimensionale plaatjes over wat die goddelijke Jezus allemaal heeft gedaan.
Dat is niet de bedoeling geweest van de verhalen denk ik. Ze werden verteld aan mensen die leefden in dezelfde eeuw als Jezus. Die via ouders of grootouders nog mensen kenden die Petrus hadden gekend of hadden kunnen kennen.
En daarom kun je aannemen dat juist dat menselijk aspect van het verhaal, wat gebeurt er in de relaties tussen Jezus en de mensen die hem ontmoeten, oorspronkelijk minstens zo belangrijk was.
Tot de mens Petrus hebben we geen toegang, we kunnen het hem niet vragen. En hij heeft ook geen dagboek bijgehouden. De enige toegangsweg is onze verbeelding, gestaafd door de absolute zekerheid dat Petrus mens was, zoals wij mensen zijn.
Als we onze verbeelding gebruiken om onszelf in de schoenen van Petrus te verplaatsen in plaats van altijd maar weer in de veel te grote sandalen van Jezus proberen te gaan staan, dan doet het verhaal een appèl op ons.
Wij weten wat er staat te gebeuren. We hebben voorkennis omdat we leven lang nadat Jezus leefde, een marteldood stierf en werd opgewekt uit de dood. Wat dat laatste ook mag betekenen, de volgelingen van Jezus hebben het verhaal over de ‘Messias’ gaandeweg een radicaal nieuwe invulling gegeven.
Hun grote nieuwe verhaal was dat niet de bevrijding van het volk, maar de bevrijding van de hele kosmos op het spel stond. En daarvoor moest God tot op de bodem gaan, om van de grond af alles mee te voeren naar het licht.
Hun kleinere nieuwe verhaal was dat de Messias, de Mensenzoon, de wereld vooruit wil helpen als hij mensen voordoet hoe je mens bent tussen de mensen. En dat is door elkaar te willen dienen. Dienstbaar te zijn, jezelf niet voorop te stellen. Bereid zijn om, als het goede dat van je vraagt, ruimte te maken voor een ander.
Dat lijkt een superongemakkelijke boodschap. Die ruimte maken. We hebben wel wat van Petrus wat dat betreft, die Jezus tot de orde roept. Maar Petrus krijgt een boodschap die het lichter maakt. Je bent al rein, zegt Jezus. Met andere woorden: zo’n groot gedoe is het helemaal niet om te doen wat ik doe.
En kijk eens naar hoe die dopeling die straks zal worden binnengebracht, heel vanzelfsprekend haar ruimte is gaan innemen in het gezin van haar ouders. En hoe vanzelfsprekend het is dat wij ruimte maken voor haar als gemeente van Christus.
We wassen haar voeten niet, en ook niet haar hoofd. Het water van de doop betekent opname in de gemeenschap van mensen die zeggen: wij hopen dat we, als het erop aan komt, kunnen geloven dat er een weg door het water is. Dat we, als we Jezus volgen, het vertrouwen vinden dat er zelfs een weg is door de dood.
Vanuit dat vertrouwen is het opeens zo eng niet meer om dienstbaar te zijn. Om een beetje dwaas te zijn in de ogen van anderen.
Het goede doen is zo gek nog niet.
Amen