Overweging bij Matteüs 16:13-23
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Ik verbaas me iedere keer weer over die Petrus. Hij was, zo wordt algemeen aangenomen, een vooraanstaande figuur in de gemeenschap van volgelingen van Jezus. Iemand met gezag, de leider van de gemeente in Jeruzalem.
Hoe zou je verwachten dat zo iemand zou worden beschreven? Ik zou in ieder geval denken: wijs, bedachtzaam, een echte leerling van Jezus. Maar keer op keer lezen we hoe Petrus enthousiast is, eerst zijn hart laat spreken en dan pas nadenkt. Een beetje een ongeleid projectiel lijkt hij. En die was dan de leider van de eerste gemeente.
Hij had status, en dat lees je ook al in het evangelie van Mattheüs terug. Het staat ook op de koepel van de Sint-Pieter in Rome: tu es petrus, et super hanc petra aedificabo Ecclesiam meam. Jij bent Petrus, en op die rots zal ik mijn kerk bouwen.
Maar hoe verwarrend dan in onze tekst vanmorgen, dat Petrus ook als iets anders aangeduid. En dat staat niet op de koepel van de Sint-Pieter. ‘Ga achter mij, Satan.’
Jezus reageert zo, wanneer Petrus weer eens opgeveerd is. Eerder in de tekst is hij het die meteen uitroept, als Jezus vraagt wie de mensen zeggen dat hij is, U bent de Messias! Maar vervolgens vertelt Jezus wat dat dan inhoudt, dat de mensenzoon moet lijden en sterven.
Ik kan me voorstellen dat Petrus, zijn vriend, daar zo van schrikt dat hij fel wordt. Dat kun je toch niet zeggen, dat kun je toch niet ondergaan, God verhoede het, dat zal U zeker niet gebeuren Heer!
Petrus, tot wie Jezus in het begin van het evangelie nog zei: ‘kom, volg mij’ (deute opisoo mou) hoort nu ga, achter mij (hupage opisoo mou) satan. Bijna dezelfde woorden, maar nu krijgt hij geen plek, hij wordt op zijn plek gezet. Jezus draait hem acuut de rug toe. Uit mijn ogen!
Petrus is, als hij Jezus hoort praten, bang om zijn vriend te verliezen. Iets anders kan ik me niet voorstellen. Daar komt de passie vandaan waarmee hij zegt ‘zoiets moet je toch niet zeggen.’ En dan krijgt hij van Jezus om zijn oren. Ho, vriend, je weet wel tegen wie je het hebt hè.
Petrus, de rots waarop de kerk gebouwd is, heeft het blijkbaar ook niet altijd bij het rechte eind. ‘Je bent een valstrik voor me’ zegt Jezus, zoiets als een ‘struikelblok’. Het woordenspel met de rots en de het blok steen waarover je valt zal jullie hier niet ontgaan.
Op de Sint-Pieter zou dus niet alleen geschreven moeten staan Jij bent de Rots maar ook Jij bent Satan. Want als we naar de geschiedenis van de wereldkerk kijken, waar wij een loot van zijn, zijn allebei waar. Tot op de dag van vandaag. De kerk heeft vooropgelopen in het in alle eenheid verspreiden van goede werken over de wereld. Voorgeleefd dat waarden van medemenselijkheid ertoe doen. Maar de kerk heeft ook vooropgelopen in het verspreiden van hoogmoedige en dwingende religiositeit, die ten koste is gegaan en gaat van goede werken en medemenselijkheid. Alleen zien we dat laatste wel eens over het hoofd.
Dat zagen de eerste christenen dus duidelijk niet over het hoofd. Ze hebben niets weggepoetst van het drieste karakter van Petrus. En ondanks diens leiderschapspositie hebben ze, misschien zelfs nog wat uitvergroot, weergegeven hoe Jezus Petrus terechtwijst, omdat Petrus het steeds maar niet lijkt te begrijpen. De idee van een ‘platte kerk’ waarin iedereen zijn steentje bijdraagt, met vallen en opstaan, is daar dus al aanwezig.
Toch nog even terug naar de harde woorden van Jezus tegen Petrus. Je zou maar Satan genoemd worden door je vriend. Leid me niet af van de weg die ik moet gaan, betekent dat.
Gebeurt het niet ook in ons leven, dat juist vrienden en vriendinnen ons van de juiste weg afhouden? Ik denk aan drinkmaatjes, of vrienden met wie je drugs gebruikt, als jij daar eigenlijk mee wilt stoppen.
Maar je kunt ook denken aan anderen, die jou uit liefde klein houden. Want dan hebben ze je in de buurt en kunnen ze voor je zorgen. Loslaten brengt angst met zich mee.
Ook onder jullie zullen mensen zijn die hebben ervaren dat kiezen voor je eigen weg soms een vriendschap op het spel kan zetten. Omdat het fundament verdwijnt, de gedeelde grond waarop je samen stond.
Daar wordt wel eens heel kattig over gedaan. Heel teleurgesteld. In tijden van verandering leer je je echte vrienden kennen, zeggen ze wel. Maar ik denk dat het anders is, namelijk dat mensen veranderen en dat jij verandert, deels een ander kan worden, en dat het dan soms gewoon niet meer aansluit.
Een keer trek je de conclusie, vriendschap is een illusie, zong Het Goede Doel. Maar daar zit dus een beeld van vriendschap achter als iets dat onveranderlijk is. Terwijl vriendschap soms zo verweven is met de omstandigheden waarin je vrienden bent geworden, en met de activiteiten die je als vrienden hebt gedeeld, dat verandering bij de een of bij de ander voor een proces van loslaten, een losweken, een onthechten van de vriendschap zorgt. Ont-wikkeling.
J.H. Leopold dichtte al in 1925:
Men zoekt zich en men raakt elkander kwijt,
men volgt met vreugde en ontvlucht in spijt,
men twist en ruziet en is ontevreden
en weer verzoend en alles zonder reden.
Petrus ontvlucht zijn vriend niet hè. En Jezus raakt hem niet kwijt. Ondanks de felle woorden waarmee Jezus hem toespreekt, neemt die Petrus en twee anderen in het volgende hoofdstuk mee om als enige van de discipelen getuige te zijn van zijn verheerlijking op de berg. En na Petrus’ verloochening ‘ik ken die man niet’ zegt de engel bij het open graf ‘ga zijn discipelen én Petrus vertellen dat hij jullie voorgaat naar Galilea.’ Petrus blijft zijn plekje houden.
Wij kunnen elkaar dus afhouden van de juiste weg. Wat die juiste weg is, daarover lezen we op andere plekken in de Bijbel. Bij Jezus is het in ieder geval een weg waaraan anderen aanstoot kunnen nemen. Dan kun je dus ‘laat me los’ zeggen. Maar ook ‘ga achter mij’. Volg me maar even, als je mijn keuzes niet kunt volgen. Laat me niet los, vriend.
Amen