Stop dat zwaard weg

Overweging bij Matteüs 26:46-56

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

We leven in een wereld vol geweld en dreiging van geweld. Oorlogsgeweld bij ons om de hoek. Kunnen we voor de strijd op het Afrikaanse continent onze oren en ogen nog wel sluiten, Oekraïne en Gaza zijn aan de orde van de dag.

Hoe moet je je daar nu toe verhouden vanuit het perspectief van de christelijke traditie. Of, hoe wordt er in de christelijke traditie en ethiek naar gekeken? Oorlog is zo oud als de wereld. De filosoof Bourdieu concludeerde zelfs, dat niet vrede maar strijd de normaaltoestand van de wereld is. Vrede is de periode tussen twee oorlogen. En kijk je naar onze geschiedenis dan kun je weinig anders dan instemmend knikken, en je verbazen over hoe lang de vrede in dit land al duurt.

Hoe kijkt de christelijke traditie naar oorlog of, breder gezien, geweld?  Ik weet niet of ik het eerder heb verteld, maar het christendom is niet in een vacuüm ontstaan. Jezus was geen radicale vernieuwer, en zijn volgelingen duidden diens leven en spreken met de gereedschappen van filosofie en theologie die zij in hun tijd voorhanden hadden.

De evangelieschrijvers beginnen niet bij nul. En ook Paulus niet. En daarom kom je binnen 20 jaar na Jezus’ dood al zeer rijke en uitgedachte visies tegen op wat Jezus’ leven en dood in het licht van zijn (oké, vermeende) opstanding betekenen. We mogen er dus vanuit gaan dat de evangelieschrijvers weten wat ze opschrijven, en dat heel bewust doen.

En als je daarvan uitgaat, kun je zeggen dat het verhaal van de gevangenneming van Jezus niet alleen over de gevangenneming gaat, maar ook de vraag naar een christelijke omgang met geweld aankaart.

Eerst neem ik jullie even mee naar de Heliand. Dat is een bijbelvertaling uit 830, in het Saksisch. De taal die toen in deze streek gesproken werd. Je moet je voorstellen dat deze gebieden toen nog niet bepaald christelijk waren. Uit 800, 30 jaar daarvoor, is bijvoorbeeld een doopbelofte bewaard gebleven waarin de dopeling plechtig belooft dat hij afstand doet van Donar en Wodan en Saxnoot. De Saksen waren nog niet bepaald los van hun eigen godsdienst en cultuur.

De Saksische samenleving was vol strijd, en heldenmoed werd beloond. De monnik die een soort samenvoeging van evangelieverhalen heeft vertaald naar het Saksisch, deed dat dan ook helemaal in Saksische stijl. In de rijmvorm waarin heldengedichten werden geschreven die op feesten en bij andere gelegenheden werden voorgedragen voor de Saksische edelen. Heliand heet het boek, omdat dat de naam is voor Christus. Het betekent zoiets als heler, genezer, redder. En hij heeft in het evangelie voor de Saksen wel iets van een koning.

Eens even zien hoe in de Heliand de gevangenneming geschetst wordt…

“De verbolgen mannen naderden nijdig totdat de genezer en redder

door het volk was omsingeld. De volgelingen van Christus,

wijze mannen, weenden bitter

om de verderfelijke daad en tot hun dienstheer spraken ze:

‘Als het echt uw wil is, alheersende vorst,

en hun spitse speren verspillen ons bloed,

hun wapens verwonden ons, wat wensen wij anders

dan voor onze leidsman hier ons leven te geven,

te verbleken door de dood?’ Verbolgen raakte hij,

de snelle zwaardknecht, Simon Petrus.

Witheet van woede kon hij geen woord uitbrengen:

zo ging het hem aan het hart dat ze zijn heer en leidsman

in de boeien wilden slaan. Verbolgen stapte hij naar voren,

ging dapper en driest voor zijn dienstheer staan,

heldhaftig voor zijn heer. In zijn hart was geen angst,

in zijn borst geen twijfel. Hij trok zijn bijl tevoorschijn,

het zwaard aan zijn zijde, en sloeg daarmee

de voorste der vijanden met volle kracht.

…
Het volk hield afstand om de beet van de bijl.”

 

Hier zwelt je borst toch van op! Maar dan zegt de Heliand:

 

“doe je zwaard terug in de schede.

God de heer de vader in zijn almacht, heeft anders beschikt

wij moeten alles velen wat dit volk ons toebrengt,

bitter leed. Laten we niet verbeten strijden

ons niet in woede weren: wie met wapens dreigt

gretig grijpt naar de grimmige speer,

sneuvelt zelf door de snede van het zwaard gedrenkt in bloed.”

(tot zover)

Ook hier, in een samenleving gekenschetst door strijd, blijft die boodschap van Jezus overeind. Steek je zwaard terug op zijn plaats. Want wie naar het zwaard grijpt, zal door het zwaard omkomen. [1]

Het is wat, de enige die de middelen heeft om zijn vriend en heer te beschermen, mag dat middel niet gebruiken. ‘Als ik geweld had willen gebruiken, had ik dat wel gedaan, met legioenen engelen was er van deze menigte niets heel gebleven.’ Daar sta je dan, bedreigd en belaagd en alle wapens worden je uit handen geslagen.

Net als in het Johannesevangelie identificeert de Heliand de man met zwaard als Simon Petrus. In het Matteüsevangelie is er slechts sprake van een van de metgezellen van Jezus. Het is denk ik bewust dat Matteüs diegene anoniem houdt. Omdat het niet gaat om wie dat daar toen deed, maar omdat het gaat over wat er van een metgezel van Jezus verwacht wordt. En daaronder kun je gerust de latere volgelingen van Jezus rekenen, inclusief ons, onze kerk. Om dezelfde redenen gebruikt Johannes Petrus, als ‘een die staat voor allen.’

Wat wordt er van een metgezel van Jezus verwacht? Geweldloosheid in het aangezicht van geweld, zo lijkt het.

Maar geweldloosheid van wie, en wanneer? De uitspraak ‘steek je zwaard terug op zijn plaats’ is wat die vragen betreft misschien wel veelzeggender dan ‘doe het zwaard weer in de schede’. Jezus zegt niet: gooi je zwaard weg, wat je ook zou kunnen verwachten. Maar zegt: stop het terug op zijn plek. Zou je dat zo kunnen lezen als: er is een plek voor het zwaard in deze wereld, maar die plek is niet in jouw hand?

Dat is een oproep die haaks staat op onze beleving van de wereld. Want als mensen je naar het leven staan, dan kun je dat redelijkerwijs toch niet over je heen laten komen. Je moet je kwetsbaarheid toch kunnen beschermen? Hoe moet je als christen omgaan met geweld? Als je naar de geschiedenis van de kerk kijkt, en de uitleggeschiedenis van deze tekst, dan zie je ook dat de vraag naar individuele zelfverdediging eigenlijk geen rol speelt. Die spreekt voor zich. Individuele wraak en vergelding, daartegen spreekt Jezus zich in het evangelie wel uit, met bijvoorbeeld de andere wang.

Stop je zwaard terug op zijn plek horen we liever als een oproep aan de kerk. En als je door die ogen naar het verhaal kijkt, is het tekenend wat er gebeurt als het zwaard wel in de hand van de kerk terechtkomt.

We lezen hoe de metgezel van Jezus uithaalt met zijn zwaard, en het oor afhakt van de knecht van de hogepriester. Dat oor, daarmee kun je luisteren en horen wat een ander te zeggen heeft. En als de kerk geweld gebruikt, heeft dat gevolgen voor de mate waarin mensen in de wereld nog willen luisteren naar wat de kerk te zeggen heeft. Geweld uit naam van je religie maakt anderen doof voor de boodschap die deze godsdienst te vertellen heeft. En tot op de dag van vandaag merken we daar ook als christenen de gevolgen van.

Van de kruistochten.
Van de inquisitie.
Van het antisemitisme.
Van het goedpraten van slavernij.
Van de uitsluiting en uitstoting uit de gemeenschap.
Van de onderdrukking van vrouwen.

Christenen die menen dat ze (hun opvatting) van God en Christus moeten verdedigen met geweld, daar is God niet van gediend. Daar dien je de goede zaak niet mee. Geef ze maar eens ongelijk, de mensen die zeggen dat religie geweld en onrecht veroorzaakt of van legitimatie voorziet. Daar moeten we niet aan meedoen.

Steek je zwaard terug op zijn plek. Het hoort niet in de hand van de kerk. Het hoort niet in de hand van een gelovige onder het mom van een heilige oorlog of een gevecht voor de eigen joods-christelijke waarden. Geen zegen over geweld, geen goedpraten van geweld, niet wegkijken of het zwijgen ertoe doen.

Wat kan de kerk dan wel?

  • Zorgen dat de namen van slachtoffers van geweld niet worden vergeten
  • Open en eerlijk uitkomen voor het gewelddadige verleden van de kerk, erkennen dat uit naam van ons geloof slachtoffers zijn gemaakt, en daar verantwoordelijkheid voor nemen,
  • Je standpunt bepalen ten opzichte van geweld door de overheid.

Want dat is misschien wel de plek waar het zwaard hoort. In handen van de overheid. En dan niet braaf bedoeld als ‘de overheid die boven je gesteld is’. Daar hebben theologen al lang geleden een ander standpunt over ingenomen. De kerk heeft, zeker in tijden dat ze nog macht had in de wereld, kritisch gekeken naar hoe de staat met haar geweldsmonopolie is omgegaan.

Bij Thomas van Aquino, de beroemde middeleeuwse theoloog, lees je al over de vraag wanneer geweld gerechtvaardigd is. Wanneer is oorlog voeren gerechtvaardigd? Hij kwam uit op een aantal criteria. Die je nog steeds kunt toepassen, ook op het geweld dat de staat tegen haar burgers mag uitoefenen via de politie. Voor ‘de oorlog’ kun je dus ook ‘geweld’ invullen.

1- degene die de oorlog verklaart spreekt daarbij namens de meerderheid van de mensen die hij vertegenwoordigt

2- de oorzaak van de oorlog moet rechtvaardig zijn, bijvoorbeeld het herstellen van een ernstig onrecht of zelfverdediging

3- de intentie van de oorlog moet moreel juist zijn, dus geen wraak of winst van grondstoffen ten koste van mensenlevens.

4- de oorlog moet een redelijke kans op succes hebben.

5- de oorlog moet een laatste redmiddel zijn.

Dit klinkt allemaal vrij redelijk en realistisch hè? En als je de oorlogen van onze tijd langs deze meetlat legt, inclusief de oorlogen in het Midden-Oosten van de afgelopen 30 jaar, dan zie je dat ze geen van allen aan deze vijf criteria voldoen. Al doen de initiatiefnemers hun uiterste best om ze aldus te verkopen. En af en toe krijgen de oorlogen wel iets van de oude kruistochten…

Priesters die kanonnen zegenen omdat de heidenen daarmee de kerk in zullen worden geschoten. Geestelijke die oorlog religieus legitimeren als onderdeel van de strijd van het goede tegen het kwade. Nog steeds vervult religie een bedenkelijke rol door deze oorlogen te legitimeren en mensen in naam van wat zij geloven te verenigen voor een onrechtvaardige strijd. Daarom moet de kerk wegblijven bij geweld.

Machteloos toekijken dan? Nee hoor, als we strijden doen we dat geweldloos. Want er is een antwoord op de vraag naar de relatie tussen geloof en geweld dat we nog niet hebben gehoord. En dat is het antwoord van de activistische geweldloosheid van bijvoorbeeld Martin Luther King.

‘Geweldloosheid’, zei hij, ‘is het antwoord op de cruciale politieke en morele vragen van onze tijd; de noodzaak voor de mens om onderdrukking en geweld te overwinnen zonder zijn toevlucht te nemen tot onderdrukking en geweld. De mensheid moet een methode laten ontstaan voor ieder menselijk conflict die wraak, agressie en vergelding verwerpt. Het fundament van zo’n methode is liefde.’

De strijd zonder wapens tegen de systematische onderdrukking, uitsluiting en benadeling van zwarte Amerikanen maakte grote indruk, maakte het groteske gezicht van de onderdrukkers zichtbaar. Een spiegel waarin nog steeds velen weigeren te kijken uit angst hun gezicht te verliezen. Nee… geweldloosheid is geen machteloosheid. Als geweld niet werkt om een ander je macht op te leggen, sta je als bruut met lege handen. Geweldloosheid niet hetzelfde is als machteloosheid.

Matteüs kaart een christelijke omgang met geweld aan. Steek je zwaard terug op zijn plek. Anders sla je de ander doof voor wat je te zeggen hebt. Je kunt geen liefde verkondigen en tegelijkertijd een pak slaag uitdelen. Jezus koos voor de weg van radicale geweldloosheid, en zie wat een macht hij zo uitoefende. Ondanks zijn angst. Zijn naam is niet vergeten.

We leven in een wereld vol geweld. En in die wereld lezen we dit verhaal. Met de oproep goed na te denken over de plek van geweld in ons leven. De aansporing om er in ieder geval als kerk niet aan mee te doen. Dat betekent iets anders dan machteloos toekijken van de kant. Er zijn andere manieren waartoe we ons kunnen wenden. Geweldloos verzet. Democratische controle. De hand in eigen boezem steken. Kritisch zijn op de rol van religie als legitimatie van geweld in onze wereld.

Aan het einde van het verhaal staat dat alle leerlingen wegvluchten. Dat is niet voor niets zo nadrukkelijk opgeschreven. Net als dat Judas expliciet wordt aangeduid als 1 van de 12. Het is razend moeilijk en ingewikkeld. Vlucht maar eens niet in vermijden van het nieuws, ontwijken van moeilijke gesprekken. Wegvluchten omdat je machteloosheid je ziek maakt. Maar kijk eens om je heen. Hier worden je anderen gegeven om samen sterk mee te staan. Even niet te vluchten. Om je erbij te helpen jezelf noch anderen geweld aan te doen.

Amen

[1] Heliand, een Christusgedicht uit de vroege middeleeuwen, J. van Vredendaal, pagina 200