Bij Ester 2 en 3
In het eerste hoofdstuk van het bijbelboek Ester lazen we over koning Ahasverosj van Perzië die zijn vrouw Vasthi zat was, en een missverkiezing uitschreef. Een soort ‘koning zoekt vrouw.’ De rol van Yvon Jaspers als koppelaarster was voor de eunuch Hegai weggelegd. Hij was de baas van de koninklijke harem. In de burchtstad van de koning werd het meisje Ester ontdekt, lieftallig en mooi. Dus ook zij werd naar het vrouwenverblijf van het paleis overgebracht.
Ester was wees, beide ouders overleden. Haar oude neef Mordechai trad op als haar peetvader. En hij raadde haar, toen ze uitgekozen was voor de koning, met klem aan haar joodse identiteit geheim te houden.
Het lijkt wel een sprookje. Ester als een soort assepoester. Een meisje met een geheime identiteit, een weesmeisje dat de mooiste vrouw van het bal blijkt te zijn. En ja: in plaats van na de proefnacht in het bed van de koning tot bijvrouw te worden gebombardeerd (oh wat een eervolle positie, ahum) werd zij koningin. Maar daar houdt het sprookje in dit geval niet op. Want Ester blijft haar ware identiteit verzwijgen. Ze blijft verzwijgen dat ze bij een groep allochtonen hoort, de joden.
Eigenlijk begint het verhaal nu pas. Met dat geheim. Een geheim dat onder druk komt te staan. Want er blijkt het een en ander mis te zijn in het paleis. Mordechai, blijkbaar heeft die een baan in de beveiliging van het paleis, hoort hoe een aanslag wordt voorbereid door twee lijfwachten. Via Ester bereikt het bericht de koning en de aanslag wordt verijdeld. De beide mannen worden opgehangen aan een paal.
Het is de opmaat voor iets dat nog erger is. Haman verschijnt op het toneel. In de synagoge, als uit de Estherrol gelezen wordt, wordt gejoeld en herrie gemaakt wanneer de naam Haman klinkt. Want dat is de grote schurk. De echte slechterik van het verhaal.
Hij maakt promotie tot hoogste functionaris aan het hof van de koning. Hem valt daarom dezelfde eer te beurt als de koning: iedereen moet voor hem buigen als hij voorbij rijdt. Mordechai in de poort van het paleis buigt echter niet. Wij weten als lezers van bijbelverhalen dat dat een reden heeft: in het verhaal van Daniël bidt Daniël ook niet tot de koning maar alleen tot God. Mordechai buigt niet voor een mens als dat niet nodig is.
Maar dit blijkt het begin te zijn van jodenvervolging. Een persoonlijke kwestie: de ene man die niet voor de andere man wil buigen, wordt door die ander binnen de kortste keren aangegrepen om zijn hele volk uit te roeien. Hij heeft er zelfs tienduizend talent zilver voor over om de koning te overtuigen. ‘Dat volk houdt zich niet aan uw weten. Ze leven tussen de andere volken hun eigen leven. Laat mij hun uitroeiing maar organiseren.’ De koning stemt ermee in.
Het verhaal suggereert dat Haman een wraakzuchtige ijdeltuit was. Iemand die uit een conflict met 1 mens, Mordechai concludeerde dat alle joden respectloze wezens waren die een bedreiging waren voor de orde in het rijk. Daar hoor je drie dingen die we tot op de dag van vandaag tegenkomen. Denk aan de ‘allochtoon’. Denk aan een groep mensen die je niet kent, die je nog niet hebt ontmoet, maar waarover je wel de “verhalen” hebt gehoord. Ik zweer je: je hebt maar 1 ontmoeting met zo iemand nodig waarin die ander jou niet bevalt en je trapt maar zo in de val van de vooroordelen. Trouwens, als de ontmoeting je wél goed bevallen zou zijn, dan vind je het nodig om te zeggen dat je hier met een “betrouwbare jood”, een “nette marokkaan” of een “integere autoverkoper” te maken hebt gehad. Indelen in categorieën is een heel handig trucje om de onoverzichtelijke wereld snel te kunnen ordenen, en beslissingen te kunnen nemen. Maar als we mensen indelen in dat soort categorieën vallen er op een gegeven moment slachtoffers.
Wat we ook tegenkomen, tot op de dag van vandaag, is ons wantrouwen tegenover mensen die niet meedoen. Mensen die ervoor kiezen om hun eigen leven te leven. In het verleden ging men zelfs zover om van anti-socialen te spreken. Veenhuizen heeft er vol mee gezeten, met dat soort mensen. Hoor je het me zeggen? Dat soort mensen? Er is volgens mij maar 1 soort mensen, en dat is Homo Sapiens. Verschillende eigenschappen, verschillend karakter, verschillend temperament, oké. Maar er is maar 1 soort mensen. Ook ons soort mensen bestaat niet. We delen in in groepen op grond van bepaalde kenmerken. Afkomst. Geloof. Geslacht. Opleidingsniveau. Taal. Karakter. Tja we moeten toch ergens bijhoren he. Ja prima, maar het wordt problematisch wanneer je om ergens bij te horen je ook ergens tegen af moet zetten. Wij zijn niet zo. Kijk naar hoe Hyacinth Bouquet in Keeping Up Appearances (Hyacinth Bucket in Schone Schijn) omgaat met haar familieleden. Hoeveel agressie daarbij komt kijken. Natuurlijk is de serie supergrappig hoor, maar het mechanisme is bekend. Vreemdelingen hebben het moeilijk. Mensen die anders zijn hebben het moeilijk. In plaats van interesse wekken ze angst en afkeer. En dan vallen er op een gegeven moment slachtoffers. En dat is niet te wijten aan hen die zich zogenaamd niet aan ons willen aanpassen.
En als derde komen we tot op de dag van vandaag jodenhaat tegen. Die is echt niet door Hitler uitgevonden en ook niet met hem verdwenen. Hoeveel Drenten en Groningers kregen als ze als kind niet slapen wilden, gedreigd met dat de Boze Jeude zou komen om ze te halen?
Het verhaal van Ester is eigenlijk een verhaal over de jodenvervolging. En laat zien hoe willekeurig de redenen eigenlijk zijn, waarmee zo’n vervolging begint. Hoe die redenen in ieder van ons kunnen sluimeren ook, trouwens. Op de dertiende dag van de twaalfde maand moeten alle joden worden gedood, en volledig uitgeroeid, jong en oud, vrouwen en kinderen inbegrepen. Oh, en van de joden die dood zijn mogen degenen die ze doodgemaakt hebben, de spullen hebben. Haman is niet de eerste en ook niet de laatste die dat bedacht, als lokkertje.
En daarover zou ik nog 1 ding willen zeggen. Ook een oud thema, in films, in literatuur, in het echte leven dus. Die gekke mengeling van haat tegenover het vreemde, en tegelijkertijd ook jaloezie. Haat tegen het vreemde in de ander, en tegelijkertijd het verlangen om daar iets van te bezitten. Hele platte voorbeelden zijn natuurlijk die van mensen die in zichzelf iets onderdrukken, die zich van een stuk van zichzelf vervreemden en anderen die dat wel beleven vervolgen. Denk aan hoe vrouwen onderdrukt worden als verleidsters door mannen die met hun eigen verleidingen niet kunnen leven. Ik haat je, maar je spullen wil ik wel. Ik haat je om wie je bent, om waar je voor staat, of misschien haat ik je wel omdat jouw anders zijn iets in mij raakt. Ik haat je maar ik verlang naar je, ik mag niet naar je verlangen en daarom haat ik je. Ik haat je om wat jij doet of laat, maar ik zou dat eigenlijk ook willen doen, of laten, of zijn, maar dat mag niet en daarom haat ik mijn verlangen en wijt ik dat aan jou.
Ester, assepoester, allochtoon met een kroon.
De ander in zijn anders-zijn herinnert ons aan ons anders-zijn. En we zijn bang om anders te zijn. Terwijl we allemaal anders zijn!