De innerlijke spanning van cognitieve dissonantie lijkt in het dagelijks leven niet te vermijden. Bij mij wordt hij al opgeroepen als ik van het station naar het centrum loop!*
‘Dakloos’
In de voetgangerstunnel zit een bedelaar tegen de muur, met een bakje aan zijn voeten. Hij houdt een papiertje vast met ‘dakloos’ erop. Het is duidelijk dat hij geld verwacht: er ligt al wat kleingeld in het bakje. Wat doe je als hem ziet zitten? Geef je wat kleingeld, of niet? Er wordt een beroep gedaan op je hulpvaardigheid. En jij bent een hulpvaardig, empathisch mens. Kun je nog doorlopen zonder iets van het losse geld te geven dat je in je portemonnee hebt?
Wat denk je?
Ja natuurlijk kan dat. Maar het lukt niet zonder slag of stoot. Niet zonder gedachten die in je opkomen. Je zult bijvoorbeeld moeten denken ‘ik heb hem vorige keer ook al geld gegeven’. Of: ‘bedelen hoeft niet in Nederland’. Of: ‘hij ziet eruit als een junkie, ik wil zijn gebruik niet sponsoren’.
Wringende cognities
Er zijn in dit voorbeeld drie cognities die met elkaar wringen:
1- je bent een hulpvaardig mens,
2- er wordt een beroep op je hulpvaardigheid gedaan,
3- je helpt niet.
Onbewust los je de spanning op door gedachten te krijgen die cognitie 2 veranderen (de bedelaar die een beroep doet op je hulpvaardigheid), waardoor je actie (doorlopen zonder te geven, cognitie 3) weer harmonieert met je zelfbeeld (hulpvaardig, cognitie 1). Dankzij die gedachten kun je zonder te geven met jezelf blijven leven.
Klopt mijn reactie wel met de feiten?
Als je je gedachten kritisch onder de loep neemt, blijkt echter dat er sprake is van cognitieve dissonantie. Cognitieve dissonantie kun je alleen op het spoor komen doordat de gedachten of daden waarmee je op een situatie reageert, niet overeenkomen met de feiten.
Dat je überhaupt dergelijke gedachten hebt, en niet onaangedaan blijft, is al een teken dat er cognitieve dissonantie in het spel was. De gedachte ‘ik heb hem vorige keer ook al geld gegeven’ is feitelijk geen reden om het niet vandaag opnieuw te doen. Bedelen hoeft niet in Nederland, misschien, maar je weet niet waarom deze persoon daar zit. En op grond van uiterlijk bepalen dat iemand een junkie is… is dat een goede reden om geen geld te geven?
* Dit is deel vier van een reeks waarin ik bespreek wat cognitieve dissonantie volgens mij is.
Zie ook: deel 1 De UFO die niet kwam
deel 2: De vos en de druiven
deel 3: Zelfrechtvaardiging