Er is een verhaal over een vrouw die tijdens haar leven voortdurend bezig is met hoe de hemel en hel eruit zien. Het houdt haar zo bezig, dat ze op een nacht bezoek krijgt van een engel die zegt: ‘Kom, ik laat ze je zien.’
De engel neemt haar bij de hand en het volgende moment staan ze samen in een gang. Het licht is er… licht. Hoort ze nu muziek, of komt die muziek van binnenuit?
‘Open deze deur en kijk naar binnen.’ De engel wijst op een deur in de wand. ‘Geef je ogen goed de kost, want dit is de hel.’
Ze duwt tegen de deur en als die naar binnen toe opengaat ruikt ze een heerlijke geur en ziet ze een feestzaal. Ja echt: een ruimte met glimmende kandelaars aan het plafond waarin de kaarsen vrolijk branden; met blauwe vloerbedekking en prachtig gedekte tafels zover het oog reikt waar mensen aan zitten.
Verbaasd kijkt ze naar de engel naast zich: ‘Ze hebben me altijd verteld dat de hel een plek van zwavel is, van vuur en van duivels op bokkepoten! Maar dit… dit had ik nooit gedacht!’
De engel legt zijn vinger tegen zijn lippen en wijst met zijn andere hand op de tafels dichtbij. Ze kijkt en ziet dat de heerlijke geur afkomstig is van een soort pap of soep die in een grote goudkleurige schaal midden op tafel staat te dampen.
Dan ziet ze de mensen. Ze zien er gefrustreerd uit, mager en hongerig. Met verbeten gezicht proberen ze een lepel naar hun mond te brengen. Maar het lukt niet. Ieder heeft zijn of haar lepel vol met het heerlijke eten, maar om hun armen zijn houten spalken gebonden.
Ze kunnen hun armen niet buigen. Nu valt het de vrouw pas op dat het zo stil is in de zaal. Je hoort niets dan het grommen en zuchten van de mensen die maar verwoede pogingen blijven doen om het eten in hun mond te krijgen en ondertussen vreselijk honger lijden.
De engel pakt haar bij haar hand en ze staan weer in de gang met licht en muziek. ‘Nu laat ik je de hemel zien,’ zegt de engel. ‘Open deze deur en geef je ogen goed de kost.’
Ze duwt tegen de deur en als die naar binnen opengaat, ruikt ze weer dezelfde heerlijke geur en ziet ze opnieuw een feestzaal. Glimmende kandelaars aan het plafond waarin kaarsen vrolijk branden; blauwe vloerbedekking en prachtig gedekte tafels die zich uitstrekken zover het oog reikt waaraan mensen zitten. Met daarop dampende goudkleurige schalen.
Verbaasd kijkt ze naar de engel naast zich, die zijn vinger tegen zijn lippen legt en met zijn andere hand wijst naar zijn oor en dan naar de zaal.
Inderdaad: in deze ruimte geen hongerig gegrom en gezucht. De mensen praten vrolijk met elkaar, lachen alsof ze het goed hebben. Ze zien er goed gevoed uit terwijl ook zij, net als die in de andere ruimte, houten spalken om hun armen gebonden hebben. Hoe kan dat? Alles precies hetzelfde maar zo’n verschil?
Dan ziet ze hoe een vrouw aan de tafel vooraan met de lepel in haar gestrekte arm iets van de heerlijke maaltijd uit de gouden schaal opschept, zich voorover buigt en degene die tegenover haar zit een hapje geeft. En de ander doet vervolgens hetzelfde bij haar. Ze happen, slikken, en glimlachen dankbaar en gelukkig.
…
Ik dacht… een verhaal over eten doet het op kerstavond altijd goed. Maar natuurlijk is er met dit verhaal meer aan de hand. Het gaat namelijk over een gedachte die je ook achter het Kerstverhaal tegenkomt. En dat is niet de gedachte dat we allemaal samen moeten delen. Het is de gedachte dat de hemel onder handbereik is.
Onder handbereik, letterlijk, want dat is vaak alles wat er nodig is. Met de juiste intentie je hand naar iemand uitreiken. Om een aai over de bol te geven. Een waarderend schouderklopje of een bemoedigend duwtje in de rug. Om iemands hand even aan te raken. Je arm om zijn of haar schouder te leggen als dat veilig voelt. Naar iemand uitreiken om iets te geven van jezelf, een hapje eten of een stukje brood, of een stuk speelgoed of een paar euro. Daar is de hemel.
De hemel is letterlijk onder handbereik, ook andersom. Daar waar jij in staat bent om te ontvangen wat je krijgt aangereikt. Ik weet hoe moeilijk het soms is, wanneer mensen hun hand met verkeerde intenties naar je hebben uitgestrekt. Wanneer ze over je grens zijn gegaan en je pijn hebben gedaan. Ik weet hoe moeilijk het soms is, wanneer je tijden lang hebt gesnakt naar een aai over je bol, waardering, bemoediging, en dat niet hebt gekregen. Dan wordt het ongelooflijk dat het nog kan. Maar waar jij met open hart en handen kan ontvangen wat een ander met open hart en handen geeft, daar is de hemel.
Misschien zit het hem wel in het samenspel tussen geven en ontvangen. Een ander iets geven, dan ontvang je tegelijkertijd toch ook iets, een goed gevoel op zijn minst? En iets van een ander ontvangen is tegelijkertijd een geschenk aan die ander. Want je gaat zinvolle verbinding aan. Zinvolle verbinding omdat het contact gericht is op het meer, omdat het contact is vanuit overvloed en niet vanuit schaarste, vanuit geven en niet vanuit nemen.
Als er iets is dat me altijd treft in de verhalen van mensen die vertellen dat ze de hemel hebben gezien in een bijna-dood-ervaring, dan is dat het gevoel van verbinding, van eenheid en van geborgenheid. Daar waar we erin slagen zinvolle verbinding aan te gaan met anderen, daar is het goed.
Iemand schreef naar aanleiding van het verhaal over de hemel en de hel dat het misschien ook wel gaat over eenzaamheid. En we weten allemaal dat eenzaamheid in wezen betekent dat je lijdt aan de afwezigheid van zinvolle verbindingen met anderen. Ze schreef dat je, als je eenzaam bent, soms vergeet dat ook jij het begin van die zinvolle verbinding kan zijn. Dat je soms vergeet dat ook jij kan uitreiken naar een ander, en dat als je erin slaagt dat te doen op een gevende manier, zonder dat het eigenlijk een verkapte manier is om iets te ontvangen, er verbindingen kunnen groeien ook in jouw bestaan.
…
De hemel is onder handbereik. De hemel is niet ver weg, achter gesloten deuren, waar je pas terechtkomt als je dood bent of bijna dood of als je door een engel wordt meegenomen. Daar waar een zinvolle verbinding is met een ander voel je je geborgen, voel je je veilig, daar is de basis voor geluk. Die heb je vaak zelf in handen. De hemel woont hier.
Dat is vanavond de boodschap van het kerstverhaal ook. De allerhoogste God strekt daarin immers zijn hand uit naar de wereld, en gaat verbinding met de wereld aan. Via een klein onbetekenend kind. En je ziet in het verhaal meteen andere verbindingen ontstaan, met de herders bijvoorbeeld. Omdat hij niet ver wou zijn is God gekomen, midden in wat mensen zijn heeft hij willen wonen. En zo zitten wij hier, midden in onze eigen wereld en onze eigen levens, verbonden met dat oude verhaal en met elkaar.
De hemel woont hier. En niet alleen hier maar ook daar bij jou, waarheen je ook gaat als je straks dit huis verlaat. Overal waar jij die verbinding laat ontstaan.
En geloof je daar niks van? Dat de hemel hier woont? Maak het dan waar!