Bij 1 Samuel 16:1-13
en Lucas 14,25-35
De Oostenrijkse psychoanalyticus Alfred Adler was een tijdgenoot van Freud. Net als Jung brak hij op een gegeven moment met zijn leermeester, en kreeg zijn eigen stroming. Hij is de uitvinder van de term minderwaardigheidscomplex. En ook van gemeenschapsgevoel. Adler was ook geïnteresseerd in de invloed van de plek in het gezin op de ontwikkeling van een kind. Hij stelde dat er van nature verschil is tussen het oudste kind in een gezin en de jongere kinderen. Zo wordt het oudste kind doorgaans geboren met een hoger IQ dan de jongere kinderen.
Hoewel men inmiddels niet meer gelooft dat het van nature zo is, blijft het wel een interessante theorie. Dat er bepaalde kenmerken zijn die bij ‘oudste’ ‘middelste’ ‘jongste’ of ‘enige’ kinderen horen, veroorzaakt door de plek in hun gezin en de interactie met hun ouders en eventuele andere kinderen die bij die plek hoort. Ik noem ze even kort, die kenmerken. Kijk maar eens of je jezelf herkent.
Een enig kind brengt veel tijd door in de volwassen wereld en dat merk je. Het heeft zelfvertrouwen, is sociaal volwassen. Ze hebben de neiging te denken dat anderen weten hoe ze zich voelen, of hetzelfde denken als zij, zonder het te checken.
De oudste is typisch verantwoordelijk, heeft zelfvertrouwen, zorgvuldig, is vaak een natuurlijke leider. Ook bazigheid en perfectionisme horen erbij. Studies wijzen uit dat de oudste in een gezin, als het een vrouw is, makkelijker de top van de maatschappelijke ladder bereikt dan jongere kinderen. En alle 12 mannen die ooit op de maan liepen waren of oudste kind, of enig kind…
De middelste heeft aanpassingsvermogen, is een diplomaat en kan goed mensen met elkaar verbinden. Heeft geduld en is populair. Omdat ze eerst jongste waren en dan ineens middelste worden, is er vaak een periode van opstandigheid om hun eigen plek te leren kennen. Ze zijn soms competitief ingesteld.
Jongste kinderen zijn charmant en impulsief. Weten hoe ze hun zin krijgen. Willen vaak meer onafhankelijkheid en ook voelen ze zich vaak niet serieus genomen. Hun keuzes lijken vaak een reactie op de oudere broers en zussen: ze doen het lekker anders.
Ongetwijfeld herkennen jullie dingen van jezelf. Of van broers of zussen. Of je herkent sommige dingen absoluut niet. Ik weet ook niet hoe het werkt in gezinnen van meer dan 3… Maar ik kwam hier natuurlijk op toen ik wat aan het filosoferen was over de rol van de jongste in de Bijbel. Want opnieuw is het zo, dat we vandaag in het Oude Testament horen hoe God de jongste uitkiest. David, die over het hoofd gezien wordt, wordt koning.
David is namelijk niet de enige jongste die Gods voorkeur krijgt. Abel boven Kaïn. Jakob boven Esau. Jozef boven zijn oudere broers. En voor Vader Jakob is de oogappel als Jozef verdwijnt natuurlijk zijn Benjamin.
Die aandacht voor de jongste kun je op verschillende manieren uitleggen. Misschien moeten we het zien tegen de achtergrond van de positie van Israël in een wereld van grootmachten. Israël als de Benjamin van het Midden Oosten. Klein en kwetsbaar, maar toch vol vertrouwen dat het de oogappel van God is. De oogappel van God, de belangrijkste. Dan zit er in de keuze van de jongste tot koning de fantasie of de droom dat de kleinste zal heersen, zich niet bedreigd hoeft te voelen. De situatie in het land onder David geldt in de Bijbel als een van de meest vredige en rechtvaardige.
Of moeten we de aandacht voor de jongste zien tegen de achtergrond van de samenleving in die tijd? Waar de oudste zoon veel meer rechten had dan de jongens die erna kwamen? De oudste kreeg het grootste deel van de erfenis bijvoorbeeld. Kreeg de zegen van zijn vader, denk aan het verhaal van Jakob en Esau. Dan is het feit dat God voor de jongste kiest, een manier om de structuren van de samenleving even op te schudden. De structuren geven vorm aan de buitenkant, ordening, helderheid. Ja maar ze laten daarmee geen ruimte voor het hart. De mens kijkt naar het uiterlijk, maar de Heer kijkt naar het hart. En het is alsof door de jongste, het buitenbeentje als leider aan te stellen, God hoopt dat deze hetzelfde zal doen. Geen machtsmisbruik en een losse manier van omgaan met de structuren als het hart daarom vraagt.
Of moeten we Adler erbij halen? En zal de keuze voor de jongste te maken hebben met zijn rebelse karakter? Zijn eigengereidheid. In staat om radicaal een eigen koers te varen wanneer de omstandigheden daarom vragen? De conventies naar hun eigen hand te zetten en zo de positie van hun volk in de omringende wereld veilig te stellen? De kleintjes moeten wel op onconventionele manieren hun dromen najagen. Want de maatschappij heeft ze de minste plek toebedeeld. Ze mogen het doen met list en bedrog, want ze hebben niet anders. Het kleine Israël tegen de omringende volken.
Dat rebelse is ook een bruggetje is naar de lezing uit Lucas. Jezus richt zich namelijk met zijn woorden tot een grote mensenmenigte. Tot de massa. En wat hij zegt, over bereid zijn je eigen familie los te laten en je bezit los te laten en je kruis op te nemen en hem te volgen, radicaal als zout dat alleen zout kan zijn en anders geen zout is. Dat lijkt erop te zijn gericht om aan te geven dat zijn weg niet een weg voor de massa is. Niet een weg die je gaat terwijl je je verschuilt achter de rug van anderen. Niet een weg die je gaat terwijl je blind de richting volgt die de rest op wandelt. Niet de weg van het comfortabele gemeenschapsgevoel van met velen een zijn. Verre van dat. Als je Christus’ weg als ijkpunt neemt zul je een eigen weg gaan die je soms dwars op de gemeenschap zet. Radicaal anders.
David is de jongste. Misschien als ideaalbeeld van Israël, klein en kwetsbaar maar toch Gods oogappel. Misschien om de leiders eraan te herinneren dat de afspraken en structuren van de samenleving niet altijd leidend moeten zijn bij het omgaan met mensen, maar juist het hart. Misschien omdat God van rebellen houdt omdat die onconventionele leiders worden die de goede zaak kunnen dienen. Een rijtje grote kerels passeert de revue bij Samuel, maar het is de jongste die gezalfd moet worden. Die schapen en geiten aan het hoeden is.
David is een herder. Opnieuw kijken we verder in de Bijbel en zien dat dat ook betekenisvol is. Dan zien we Mozes die de schapen en geiten van zijn schoonvader Jethro hoedde. Dan zien we Abel, de veehoeder tegenover Kaïn de landbouwer. Dan zien we Jozef de veehoeder tegenover de jager Esau. God houdt van herders als leiders van zijn volk. Zoals een herder zorgt voor de schapen en ze naar groene weiden voert, zo voerde God zijn volk aan de hand van Mozes naar het beloofde land. Een herder houdt de kudde bij elkaar. Een herder let op de zwakke dieren en beschermt de kudde tegen rovers. Een goede herder vecht voor zijn kudde, al is hij in zijn eentje, want de schapen zijn van hem afhankelijk en hij van de schapen.
Dat is een goede herder. Wie oren heeft om te horen, moet goed luisteren.