De zaken voor elkaar

Overweging bij Jesaja 58:1-12 en Matteüs 25:31-40

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

De profetie van Jesaja is geschreven in een bijzondere tijd in het Midden-Oosten. Jullie weten waarschijnlijk wel dat in het gebied van de Eufraat en de Tigris, die van Turkije Armenië via noord-Syrië door Irak naar de Perzische Golf stromen, de eerste grote beschavingen van de wereld zijn ontstaan. Al vanaf 4000 voor onze jaartelling ontstonden daar de eerste complexe maatschappijen met steden, godsdienst, geschreven taal, cultuur en technologie.

Grote namen van de beschavingen die elkaar daar opvolgden kennen we waarschijnlijk allemaal wel. De Sumeriërs, de Akkadiërs, de Assyriërs en de Babyloniërs. Van de laatste drie beschavingen komen we ook sporen en vermeldingen tegen in de Bijbel. De Assyriërs en de Babyloniërs spelen zelfs een prominente rol, omdat de Bijbel geschreven werd vanaf ongeveer 1000 voor onze jaartelling, en in dat millenium waren eerst de Assyriërs aan de macht, en daarna de Babyloniërs.

Het waren allebei wrede veroveraars. We zien in het koningenboek in de Bijbel hoe de koningen van de tweelingstaatjes Israël en Juda zich niet kunnen onttrekken aan de wereldpolitiek. Hizkia komt bijvoorbeeld samen met de koning van Egypte in opstand tegen koning Sanherib van Assyrië, rond 685, en moet dat duur bekopen, al blijft Jeruzalem wel gespaard. Ruim een eeuw later hebben de Babyloniërs de macht overgenomen en onder koning Nebuchadnezzar de 2e valt Jeruzalem toch.

Het is lastig een wereldrijk te regeren. In iedere regio die je overvalt, blijven lokale gebruiken en godsdiensten en nationalisme onder het oppervlak broeien. En van tijd tot tijd barsten ze uit. Dat kost je als machthebber stabiliteit, en dus ook inkomsten. Vooral aan de grenzen van het rijk is het makkelijk onrustig, ver van de hoofdstad, en allerlei grensverkeer met nomadische volken in het oosten, en met het machtige Egypte in het westen. Je kunt dan langs de grenzen vazallen proberen te krijgen, landen met zelfbestuur dat jou goed gezind is. Maar in de laatste eeuwen van hun macht gebruikten de Assyriërs een andere strategie, die door de Babyloniërs werd overgenomen.

Deportatie. Verplaats de bestuurders van een regio naar een andere regio ver weg. Hussel de regeringen. Zo zorg je dat elke regio van je rijk bestuurd wordt, maar je knipt de machthebbers los van hun nationalistische, godsdienstige en culturele roots. De lont en het kruitvat worden van elkaar gescheiden, als het ware.

Dat overkwam ook de joodse religieuze en nationale bovenlaag na de eerste opstand in 597 en de tweede opstand, die eindigde val van Jeruzalem in 586 voor onze jaartelling. Toen werd de tempel verwoest, de stadsmuren van Jeruzalem gesloopt en een groot deel van de Judese bevolking werd met al hun rijkdommen gedeporteerd naar Babylon dat was een voetreis van ongeveer 4 maanden.

Nou, dat was het dan, zou je denken. Einde verhaal. Maar nee. In Babylon mochten de joden hun eigen godsdienst blijven beoefenen. Het was, zou je kunnen zeggen, het begin van de diaspora, de vestiging van joodse gemeenschappen overal buiten Juda en Israël. Blijkbaar waren er ook boekrollen meegenomen, zodat de oude teksten konden worden bestudeerd en overgeschreven en aangevuld. Bijbelwetenschappers hebben het idee dat de eerste vijf boeken van het oude testament in Babylon hun uiteindelijke vorm kregen.

En toen waren daar opeens de Perzen. Uit het noorden van wat nu Iran heet. Ze lijfden de Meden in, het volk in het zuiden, en trokken vanaf 550 voor onze jaartelling ten strijde tegen de Babyloniërs. Babylon bibberde in 538 toen de Perzen voor de poorten stonden, want wat zou er gebeuren als de stad werd ingenomen? Nou, het ging er een stuk minder wreed aan toe dan zij zelf zouden hebben gedaan. Koning Cyrus, die niet voor niets in het Oude Testament aangeduid wordt als de Christus, de Gezalfde, had hele andere ideeën over hoe je de vrede moest bewaren.

Onder de Perzen mocht elke regio zijn eigen godsdienst en cultuur houden. Per regio was er een gouverneur als hoofdbestuurder, met lokale bestuurders daaronder. En Cyrus gaf de joden in Babylon toestemming om terug te keren naar hun eigen land. Onder zijn opvolger Darius werd zelfs de tempel herbouwd, met geld van de Perzen. In ruil daarvoor moest natuurlijk wel voor de Perzische koning gebeden worden…

In die tijd, na de terugkeer van de ballingen, werd de tekst uit Jesaja geschreven die we hoorden. Gericht aan de teruggekeerde bovenlaag van de bevolking, nou ja hun nakomelingen die waarschijnlijk zelf in Babylon geboren waren. Ze hadden in die verre stad hun religieuze gebruiken overeind gehouden. Vaste rituelen op vaste dagen. Verlangend de liederen gezongen over de tempel die in verwoesting was achtergebleven. En nu waren ze teruggekeerd vol goede moed… maar de voorspoed die ze verwachtten bleef uit. Gedesillusioneerd en gedesoriënteerd waren ze. Je hoort het ze zeggen in de profetie:

‘Waarom ziet u niet dat wij vasten,
en merkt u niet op dat wij ons onthouden?’
“Zeker,” laat God Jesaja zeggen: “…, ze zoeken mij dag aan dag,
vol verlangen om te ontdekken wat ik wil,
zoals een vreemd volk dat rechtvaardig leeft
en het recht van zijn goden niet verzaakt.
En ze vragen naar mijn rechtvaardige voorschriften
en verlangen naar Gods nabijheid.”

Maar… “Zou dat het vasten zijn dat ik verkies?
Is dat een dag van onthouding:
dat iemand het hoofd buigt als een riet
en zich met een rouwkleed neerlegt in het stof?
Noemen jullie dat soms vasten,
is dat een dag die de HEER behaagt?”

Nee! Want ze beulen hun werknemers af, zelfs op vastendagen.
(Je leest daarin iets terug van de toestand van de economie, waar
armen overgeleverd zijn aan de willekeur van de mensen die hun werk kunnen verschaffen.)
Vasten gaat nergens over, als niet de inkeer zo diep gaat dat het eigen gedrag onder de loep genomen wordt. Doen wij wel het juiste.

Zorgen wij ervoor dat wie gedwongen wordt slavenwerk te verrichten omdat hij zijn schulden niet kan betalen, voor hen die om die reden in de gevangenis terecht zijn gekomen, dat zij bevrijd worden? Of houden we de ongelijkheid liever in stand?

Zorgen we voor bed, bad en brood? Of doen we alsof we die daklozen en armen niet zien?

Niet wegkijken van degene zonder dak of brood, niet wegkijken van degene die zich nauwelijks kan redden, dan:

“Dan breekt je licht door als de dageraad,
je zult voorspoedig herstellen.
Je gerechtigheid gaat voor je uit,
de majesteit van de HEER vormt je achterhoede.
Dan geeft de HEER antwoord als je roept;
als je om hulp schreeuwt, zegt hij: ‘Hier ben ik.’”

Klare taal is het hè? Zo logisch als wat. En toch…

Als we dan in het evangelie de gelijkenis van de schapen en de bokken lezen, dan valt op hoe verrast de schapen zijn. Huh? Maar we deden al die dingen gewoon. We wisten niet dat we dat voor u gedaan hadden? En in het tweede deel van de gelijkenis, we lazen het niet, staat dan dat de bokken hetzelfde zeggen. Huh? We hebben het om allerlei redenen nagelaten die dingen te doen. We wisten niet dat we het, als we het gedaan hadden, eigenlijk voor u hadden gedaan?

Er zit zowel een schaap als een bok in ons denk ik. En hoewel het lijkt over een toekomstig oordeel te gaan, dat verhaal, en eeuwenlang gebruikt is om mensen te bedreigen met een naderende toekomst, ze angst aan te jagen, het oordeel als veeprikker om de schaapjes in de juiste richting te krijgen, is het dat niet. Het is net zozeer een waarschuwing als een geruststelling.

Want blijkbaar, daarom de verrassing bij de schapen, doen we dingen uit gewoonte goed. Niet wegkijken van iemand die je hulp nodig heeft, daar begint het mee. Oh ja, misschien doe je dat soms al el. En blijkbaar, daarom de verrassing van de bokken, hebben we ook de gewoonte om ons af te sluiten, weg te kijken als het ons eventjes niet uitkomt.

Als we Jesaja en Mattheüs verbinden dan blijft denk ik de boodschap over: laten we in ieder geval niet doen alsof we de zaken goed voor elkaar hebben. Laten we ons blijven afvragen of er nog ketenen zijn om te verbreken, of er nog ongelijkwaardigheid is om te bestrijden. In ons midden, in onze omgeving. En dat is, als we de bijbel volgen, inclusief de weduwe, de wees en de vreemdeling.

Ten slotte: ik denk dat we van geluk mogen spreken dat onze Bijbel geschreven is door verliezers en niet door overwinnaars. Onze oriëntatie was heel anders geweest.

Amen