Eenzaamheid: gebrek aan verbondenheid

Overdenking bij Lucas 17:11-19

Lees het bijbelverhaal hier

Zouden ze eenzaam zijn geweest? Die tien melaatsen in het evangelieverhaal? Het lastige is natuurlijk dat je dat aan de buitenkant niet kunt zien, of iemand eenzaam is. Nou ja, soms kun je aan de buitenkant zien dat iemand zichzelf verwaarloost en dat past dan wel weer bij een categorie waar eenzaamheid vaker voor komt. Maar in wezen kun je het aan de buitenkant niet zien, of iemand eenzaam is. Dat is maar goed ook misschien. Want mensen schamen zich soms voor het gevoel. Als je eenzaam bent, zeker als je wat jonger bent, wat is dan je excuus hè? Je hebt het algauw aan jezelf te wijten. Denk je dan. Dat je niet sociaal genoeg bent. Of niet leuk genoeg. Of teveel op jezelf. Gelukkig kun je het aan de buitenkant niet zien, je zou je er alleen maar meer voor schamen. Geldt ook voor ouderen trouwens. Die mogen van zichzelf ook niet eenzaam zijn. Die moeten van zichzelf dankbaar zijn voor alles wat ze hebben meegemaakt, dat ze er nog zijn, dat ze af en toe bezoek of verzorging krijgen. Moeten vol moed prinses Wilhelmina citeren die haar memoires de titel gaf: ‘Eenzaam maar niet alleen’.

Eenzaam, maar niet alleen. De prinses bedoelde natuurlijk de geïsoleerde positie van een vorstin, it’s lonely at the top, maar tegelijkertijd het warme gezelschap van andere mensen, betekenisvolle relaties met mensen en waarschijnlijk ook God. Maar de titel lijkt ook wel alsof het niet alleen zijn eenzaamheid compenseert. “Ik voel me eenzaam” ja maar je hebt toch die en die en die, en vandaag belde zij nog of maakte je nog een praatje met hem. Je bent toch niet alleen? Nee maar dan kun je nog wel eenzaam zijn. Maar hou het liever verborgen. Eenzaamheid maakt je niet aantrekkelijk, denk je, maakt je een outcast want wat zullen ze wel niet van je denken. Dat je ze gaat aanklampen. Of dat ze je zielig gaan vinden.

Als je vandaag de dag eenzaam bent, werd vorige week tijdens de week tegen eenzaamheid becijferd, ben je bepaald niet de enige in Nederland. Een miljoen Nederlanders voelt zich sterk eenzaam. Dat is dus niet een incidenteel gevoel van eenzaamheid maar iets voortdurends en dan nog op een manier dat het gevoel je beheerst of je levensgeluk beïnvloedt. Voor een miljoen mensen bepaalt eenzaamheid een groot deel van hun dagen. 

De tien melaatsen in het evangelieverhaal waren met zijn tienen. Zouden zij eenzaam zijn geweest? Natuurlijk niet, ze waren toch met zijn tienen! Gedeelde smart is halve smart toch? Maar het zegt niets. Je zou de mensen de kost moeten geven die zich extra eenzaam voelen in grote gezelschappen. Zelfs in gezelschap van mensen met wie ze van alles delen. 

Aan de buitenkant kun je eenzaamheid misschien niet zien. Bij melaatsheid is dat natuurlijk anders. Daarvan is het probleem nu juist dat je het aan de buitenkant kunt zien.

Moet je voorstellen dat je bij jezelf een plekje ontdekt. En je weet meteen wat het betekent. Je weet dat het besmettelijk is, dat je vanaf dat moment onrein bent. Maar je ontkent het. Houd je het verborgen? Hoe lang lukt dat? Zoek je heimelijk je heil in allerlei kruiden om te genezen? Als de lepra zichtbaar wordt, verstoten ze je uit je huis, uit je dorp. De ziekte is besmettelijk. Maar ze geloven ook dat je voor God onrein bent door je lepra. Je wordt uit de gemeenschap gestoten en moet voortaan afstand houden. Uit jezelf. Op straffe van steniging. 

Al je verbindingen worden doorgesneden door die ziekte. En dat is de definitie van eenzaamheid: je niet verbonden voelen. Subjectief, gevoel, maar een gevoel van gemis van bepaalde sociale relaties dat onplezierig of ontoelaatbaar groot is.

Binnen dat gebied van je niet verbonden voelen heb je emotionele eenzaamheid. Zo heet het als je een hechte, intieme band met een of enkele personen mist. Een partner, broers of zussen, hartsvrienden of -vriendinnen misschien. Dikke kans dat een melaatse in de tijd van Jezus zich zo voelde. 

Binnen het gebied van je niet verbonden voelen heb je ook de sociale eenzaamheid. Zo heet het als je zinvolle verbinding met vrienden, kennissen of collega’s mist. Je hebt geen sociaal netwerk. Niemand voor een kopje koffie of een praatje. 

Je kunt dus sociaal eenzaam zijn en niet emotioneel eenzaam. Denk aan iemand die mantelzorger is, en door de ziekte van een naaste helemaal wordt onttrokken aan het sociale leven. Je kunt ook emotioneel eenzaam zijn en niet sociaal eenzaam. Dat je een hechte, intieme band met een partner mist, en dat je wel een sociaal netwerk hebt. Denk aan iemand die weduwe is geworden, of is gescheiden, of single en niet per se happy single. In het eerste geval zeggen mensen: gelukkig hebben we elkaar nog. En in het tweede geval zeggen mensen: gelukkig heb ik een hechte vriendenkring.

Verbondenheid en betrokkenheid. Iemand om bij te zijn, iemand die je ziet. Elke keer valt me in het evangelie het woord ‘zien’ weer zo op. Vooral in het Johannesevangelie komt het in allerlei varianten voor. Maar ook voor Lucas geldt, dat als Jezus je ziet er iets bijzonders gebeurt. Jezus kijkt door de buitenkant heen. Goed, tegen de melaatsen zegt hij niet, kom hier jullie zijn goed zoals je zijn, kom in mijn armen ook al zie je er misschien misvormd en haveloos uit. Wat hij zegt komt wel op hetzelfde neer. Want men geloofde in die tijd dat je niet melaats zou worden als je niet gezondigd had. Het was een straf van God. Eigen schuld, dikke zweer. Maar Jezus ziet de tien, als ze een beroep op hem doen is dat niet tevergeefs. Hij ziet ze niet als zondige mensen maar als mensen die heelheid verdienen. Als mensen die het verdienen om opgenomen te zijn in de gemeenschap. Heelheid van de ene mens draagt bij aan de heelheid van de gemeenschap. Zonder dat ene schaap is de kudde niet compleet.

Ze worden gezien, die tien, en ze krijgen de boodschap: laat je maar zien aan de priester. De priester ziet dat ze vrij zijn van hun lepra. En zo hebben ze plotseling de kans om de grens van dood en leven in omgekeerde richting over te gaan. Uit het niemandsland van de melaatsheid keren ze terug in het iemandsland, in het iedersland van de gemeenschap. Hollend naar huis, betekent dat misschien. Naar je ouders, je broers en zussen, je buren, naar je geliefde, naar je kinderen. In een keer is in ieder geval die groep van tien, verbonden door hun ziekte, geen groep meer. Nee. Anders waren ze wel en groupe naar Jezus teruggekeerd om hem te bedanken.

Er komt er maar eentje terug, God lovend. Is hij helemaal gek geworden? Heeft zeker geen familie of vrienden. Keurig, zegt Jezus. Alsof de slager het kind prijst dat netjes dankjewel is komen zeggen voor het plakje worst. Nee natuurlijk niet! Wat hierachter zit is het besef in het evangelie dat wij allemaal elkaars familie zijn, als kinderen van die ene God. Daarom wordt denk ik deze ene man eruit gelicht. En het is nog een Samaritaan ook. Hij wordt door Jezus voorbeeldig genoemd. Hij hoort er voor God bij, is geen vreemdeling, wordt gezien en is verbonden.

Verbondenheid en betrokkenheid wordt op die manier een opdracht voor ons. Of we nu bij de eenzamen of bij de niet eenzamen horen. Zoek verbondenheid en betrokkenheid. En het schijnt zo te zijn dat juist het delen van de gevoelens waarvoor je je schaamt, zoals een gevoel van eenzaamheid, je uiteindelijk meer verbondenheid kan geven. Zoek verbondenheid en betrokkenheid, zoek die mensen op van wie je weet dat ze meer kans hebben om emotioneel eenzaam te zijn, of sociaal eenzaam. Mensen die alleen zijn in de zorg voor een naaste. Mensen die alleen zijn door verlies van een naaste. Mensen die ziek zijn, vergeet vooral de psychische ziekten niet. Heb oog voor de eenzaamheid van de happy single, van degene die buiten de groep valt, van degene die het hoogste woord voert maar de rest van de dag tegen zijn zin in stilte doorbrengt.

Zoek verbondenheid en betrokkenheid. Zo kunnen we misschien iets ervaren en iets laten zien van de betrokkenheid van God bij ons. In onze wereld. En hier in ons eigen dorp.