Bij 1 Samuël 24,1-23
en Lucas 17:1-10
Saul is wispelturig. Hij heeft het recht op het koningschap verspeeld en Samuël heeft hem dat verteld. Samuël, zijn mentor, zijn zekerheid, keerde hem de rug toe. Saul raakt somber en algauw wordt David het mikpunt van zijn slechte buien. Ook letterlijk het mikpunt trouwens: als hij weer eens zijn speer naar David gooit.
Goed, David is een volwassen man en Saul heeft hem zelf aan het hof opgenomen na zijn overwinning op de Filistijnen. En Saul heeft hem zelf bevelhebber gemaakt van de veldtochten tegen de FIlistijnen. Dat is een heel ander verhaal dan huiselijk geweld. Maar de dynamiek lijkt er wel een beetje op.
Saul lijkt op die partner, die moeder of die vader die last heeft van onvoorspelbare slechte buien. En de woede die in haar of in hem zit dan afreageert op zijn vrouw, haar man, zijn kinderen, haar kinderen. En er is maar zo’n kleine trigger nodig. Een koffiekopje dat scheef op een schoteltje staat. Een niet opgeruimd boek. Een te harde stap op de trap. Flauwekulaanleidingen. Gezocht. Vergezocht door iemand die zelf de verantwoording niet kan nemen voor het omgaan met haar of zijn eigen boosheid. Maar bij Saul is er natuurlijk meer aan de hand. De vrouwen zingen dat Saul zijn duizenden verslagen heft maar David zijn tienduizenden. Jaloezie maakt David tot mikpunt van Sauls haat. Dat is meer dan een koffiekopje dat scheef op het schoteltje staat.
Vergezocht. Als David het bloed al onder de nagels van Saul vandaan haalt door gewoon in dezelfde ruimte te zijn, is het ook wel duidelijk wie de verantwoording voor zijn woede draagt. Saul zelf.
David vlucht het huis uit, wordt een aantal keer geholpen door zijn vrouw Michal en door zijn vriend en zwager Jonathan. Maar toch keert hij er steeds weer terug. Daar is immers zijn plek. Hij is door Saul in huis genomen, en vervolgens in de familie opgenomen. Hij keert weer terug, Saul zweert beterschap, en dan boort de volgende speer zich alweer in de muur vlak naast de plek waar David op zijn lier speelt.
Ik denk dat ik deze dynamiek vanmorgen uit het verhaal licht, omdat hij me ineens zo in het oog sprong. En omdat we het er in de dienst nooit uitgesproken over hebben, behalve soms in de gebeden. Als we aan de verhalen over David denken, staan zijn heldendaden voorop, en de gebeurtenissen tijdens zijn eigen koningschap. Maar het donker dat over de verhalen van Saul en David hangt zien we dan wat over het hoofd. Terwijl het erkenning kan geven dat ook jouw eigen verhaal in de Bijbel is terug te lezen. Met alle nuances en tegenstrijdigheden die het echte leven kent.
Saul zit vast in het kringetje van zijn eigen woede. Saul is teleurgesteld in zichzelf. De diepte van zijn teleurstelling in Bijbelse termen is dat God hem de rug toegekeerd heeft. En Samuël dus. En hij komt er niet uit, kan het niet hanteren. Terwijl Samuël duidelijk heeft gezegd wat hij verkeerd heeft gedaan. Saul kan dat louterende, transformerende moment van het loslaten van zijn teleurstelling en schaamte, het bekennen van zijn schuld, het nemen van zijn verantwoordelijkheid en dan verder gaan niet bereiken. Hij zinkt weg in zichzelf. Sluit zich af. Vlucht in allerlei oppervlakkigheden, wijn misschien. Saul probeert het juiste te doen, zijn verantwoordelijkheid als koning te nemen. Maar hij kiest de koningen van de buurlanden als zijn voorbeeld. Terwijl zijn taak is om ook religieus leider te zijn, het volk de thora te leren. En ook zijn volk te beschermen tegen de Filistijnen.
En dan loopt daar zo’n ‘Golden boy’, letterlijk, met zijn mooie rode haren. Zo eentje die mannen blindelings volgen in de strijd. Een natuurlijke leider die er niets voor hoeft te doen, zichzelf er niet eens van bewust is. Die toekomst heeft, terwijl Saul alleen maar verleden heeft en een doodlopende gang voor zich. Die vertrouwen leeft, terwijl Saul alleen maar angst kent. En hem dan aankijkt met van die onschuldige ogen. Het moet wel nep zijn, het moet wel een pose zijn, toch? Hij moet een geheime agenda hebben, hij moet uit zijn op mijn positie! Die rat, die verrader, hij moet dood!
Sauls variant op: je kijkt wel onschuldig, maar je doet het erom. Jij leeft om mij dwars te zitten. En dat jij leeft zit mij dwars. Een verwrongen manier van het verplaatsen van het probleem. Ik heb een gevoel dat ik niet kan hanteren en daar moet iemand anders dus wel voor verantwoordelijk zijn.
David vlucht. En keert terug. En vlucht opnieuw. Hij wordt een soort guerillastrijder. Nee, dat klopt niet: want hij strijdt niet tegen Saul. Hij strijdt tegen de Filistijnen met zijn bende, bestaand uit zijn broers en familieleden en allerlei mensen die moeilijkheden hebben, schulden hebben of verbitterd zijn. In totaal zo’n 400 man. Saul jaagt op ze en trekt erop uit met een leger zodra hij hoort dat David zich ergens ophoudt. Niet bepaald de goede oorlog voor de koning om te vechten. En David, vecht hij terug? Nee.
Zou dat iets met loyaliteit te maken hebben? Dat de bestemde koning David de regerende koning Saul in leven laat? Hoe vaak heeft Saul niet naar David uitgehaald. En toch blijft hij. Misschien ziet hij in Saul diens onmacht. Voelt hij Sauls verdriet. Voelt hij nog steeds de echte Saul achter zijn van woede vertrokken gezicht. Loyaliteit of trouw, optimisme. Hoop dat Saul nog een keer wakker kan worden uit zijn verwrongen beeld van de werkelijkheid. Vanuit Bijbels theologisch perspectief spaart David Sauls leven omdat ook Saul door God gezalfd is. In die zin is David wel een verzetsstrijder. Hij verzet zich tegen het idee dat Saul niet meer te genezen is. Hij verzet zich tegen het idee dat hij uiteindelijk zal moeten breken, dat het of zijn leven is, of dat van Saul, maar dat hun twee levens niet meer gelijk op kunnen gaan. Zoals je je jarenlang kunt verzetten tegen de gedachte iemand los te laten: een mishandelende vader, of moeder, of partner.
In het verhaal van vandaag zien we opnieuw een teken van die soort hoop. Saul achtervolgt David. Naar het rotsachtige gebied waar de steenbokken leven. Echt onherbergzaam dus. David verschuilt zich met zijn bende in een grot, die blijkbaar voor vee of als schuilplaats werd gebruikt gezien het muurtje voor de ingang. En daar gaat Saul zich uitgerekend zitten ontlasten. Blijkbaar een langdurige aangelegenheid, in het donker… want David kan een deel van de mantel die Saul heeft afgelegd afsnijden.
“Kijk zelf maar, vader (!), hier heb ik een stuk van uw mantel; ik heb een reep van uw mantel afgesneden, maar ik heb u niet vermoord. Ziet u wel dat ik niets kwaads of verkeerds tegen u in de zin heb? Ik heb u niets misdaan, maar u jaagt me op en staat me naar het leven.”
“Nadat David was uitgesproken, vroeg Saul: ‘Is het jouw stem die ik daar hoor, David, mijn zoon(!)?’ Toen barstte hij in tranen uit en zei: ‘Jij staat meer in je recht dan ik, want jij hebt kwaad met goed vergolden.”
Saul vertrekt. Hij belooft beterschap. Maar een tijdje laten zullen we horen dat hij weer op jacht gaat naar David. Die dans tussen David en Saul gaat door net zolang tot een van de twee eruit stapt. En het is niet David. Uiteindelijk sterft Saul op het slagveld, met al zijn zonen: geen Saulitische dynastie. En David rouwt om Saul.
Onbegrijpelijk hoe dat kan. Hoe hij om Saul kan rouwen. Onbegrijpelijk hoe we als mensen kunnen rouwen om anderen die niet goed voor ons zijn geweest. Het is soms het eerste moment dat we ons definitief realiseren dat de verandering niet is gekomen. Dat de excuses nooit zijn gemaakt. Dat onze pijn nooit is erkend. Dat er geen afsluiting, closure zal komen nooit niet. Rouwen is ook rouwen om losse eindjes. Om wat er niet geweest is en niet zal komen. Onbegrijpelijk misschien, maar het geleefde leven en het gevoelde gevoel is niet zo eenvoudig als 1+1=2. Waarom breek je niet, vragen omstanders soms. Nou daarom dus. Om de hoop. Om het verdriet. Om de onmacht. Omdat we er middenin zitten. Andersom komt ook voor: waarom heb je gebroken, vragen omstanders soms: Nou, omdat dat de enige manier van overleven bleek te zijn. En ik hoop dat de pijn van de breuk op den duur zal slijten, met de pijn van de niet gerealiseerde hoop.
De lezing over Jezus ging over vergeven. En om het toe te passen op het voorgaande: vergeven is soms de enige manier om vast te houden aan onze hoop op verandering, om die ander niet kwijt te raken, of die ander zoals die ooit was, of die ander zoals die misschien ooit nog zal kunnen worden. En laten we wel los, scheurt dat stukje hoop zich van ons af, blijft er een wond achter. Maar het is niet een wond die niet zal helen. Al blijft het litteken pijn doen van tijd tot tijd. Vergeven is dan: jezelf vergeven als een relatie stukloopt. Vergeven is hoe dan ook een weg scheppen waarop je verder kunt, samen, of alleen.
Wat we van het verhaal van David kunnen meenemen is dat God steeds een uitweg toont uit de meest benarde situaties. Mag de hoop op die uitweg ons dragen. Mag God ons helpen die hoop te koesteren en te bewaren, die hoop gestand te doen.