Overweging bij 1 Koningen 19
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Elia die op een berg God ontmoet. Wie van jullie hoorde het verhaal en dacht: oh ja, dat ken ik? En wie van jullie kende het nog niet, of vaag, of is het misschien vergeten?
Het idee dat Elia God ontmoet in het fluisteren van een zachte bries is, denk ik, het gedeelte van het verhaal dat je je het beste herinnert. Het is zo’n mooi opgebouwd stuk van het verhaal, drie keer donderend geweld en steeds ‘maar God was niet in de aardbeving, de storm, het vuur’ en dan komt alles tot zwijgen. En dan verschijnt God om met Elia te spreken. Een prachtig en geliefd verhaal.
Je zou bijna vergeten dat stilte niet de enige manier is waarop een ontmoeting met God in de Bijbel plaatsvindt. De herrie van aardbevingen, stormwind en vuur zijn op andere momenten in de Bijbel juist de een teken dat God verschijnt. Ontzagwekkende verschijnselen zou je ze kunnen noemen. Ze wekken ontzag. Dat betekent oorspronkelijk iets als ‘je kijkt weg want je bent bang.’ Je bent machteloos, klein, kwetsbaar als dat soort grote dingen je overkomen. Je staat doodsangst uit en ervaart dat je geen macht hebt over de uitkomst, of je het wel overleeft.
Ontzagwekkende gebeurtenissen kunnen achteraf ook ontmoetingen met God blijken te zijn. Als je het overleeft kan het ontzag je gevoel geven dat er iets hogers of groters is. Om van bijna-dood-ervaringen maar te zwijgen.
Toch snap ik wel dat onze joods-christelijke traditie vooral het idee heeft omarmd dat God spreekt in de stilte achter de herrie. We ervaren dat de luidste schreeuwers andere stemmen laten ondersneeuwen. Letterlijk en figuurlijk. Media worden monddood gemaakt. Of grote woorden met veel poeha verkondigd, een boodschap heel stellig gebracht, terwijl er meer kanten zijn aan een verhaal. De waarheid sneuvelt. Onrecht ligt op de loer waar de nuance verdwijnt. En de God van onze traditie is nu eenmaal een God die zich het lot van de zwakken meer aantrekt dan dat van de sterken. Hij ziet de harten, zegt men wel. Hij slaat geen acht op de borstklopperij van de dikdoeners, en hoort het geprevel van hen die niets anders kunnen dan bidden omdat ze met lege handen staan.
Als Elia de Eeuwige ontmoet op de berg heeft hij alle herrie achter zich gelaten. Het is stil geworden.
Nu was Elia sowieso iemand die de stilte opzoekt: hij opereert vanuit de marge, vanuit de woestijn, en meldt zich alleen als hij iets te vertellen heeft. Maar nu lijkt hij zwaar aan stilte toe. Hij maakt de indruk van een introvert mens met een missie. Die heen en weer geslingerd kan worden tussen een bevlogen vertrouwen en verlegen onzekerheid.
Na het glorieuze moment van de profetenwedstrijd, hij versloeg met een spectaculair offer de priesters van Baäl, en het zou na bijna 3 jaar weer gaan regenen in het land, verstopt hij zijn hoofd tussen zijn knieën en durft niet te kijken of er al wolkjes boven zee opkomen.
Misschien vond hij het achteraf wel vreselijk dat hij de 400 Baälsprofeten na hun mislukte offer als afgodendienaars had laten executeren, wie weet.
Ondanks dat het weer regent in het land, is de slechte koningin Izebel woedend om de executie van de priesters en eist het leven van Elia. Hij vlucht de woestijn in, laat zijn knecht achter en trekt in zijn eentje verder.
Het is wat hem betreft genoeg geweest allemaal. Hij is moe, doodmoe. Het lijkt wel een burn-out of erger nog, een depressie waar hij in terecht is gekomen als je hem zo ziet liggen onder die struik in de woestijn. Laat me maar. Het is genoeg geweest Heer, neem mijn leven, want ik ben niet beter dan mijn voorouders.
…
Hij ligt onder de struik en wil zijn ogen niet meer opendoen. Zelfs als hij wordt aangeraakt en aangesproken door een engel: sta op en eet wat, is dat niet genoeg. Hij eet en drinkt en gaat weer onder de struik liggen. Oh die heerlijke vlucht die de slaap kan zijn. De dekens over je hoofd trekken en doen alsof de wereld niet bestaat, dat kennen we allemaal.
Maar mensen met een depressie of burn-out, en voeg daar de mensen met long-covid maar aan toe, herkennen hier de vermoeidheid, die vreselijke vermoeidheid. Het verlangen om de wereld even uit te zetten omdat alles te veel is.
De engel laat hem niet met rust. Zijn leven wordt niet door de Heer genomen. Er moet een reis gemaakt worden. En hij staat op, eet en drinkt weer en loopt 40 dagen en nachten naar de berg van God. Wat zou dat heerlijk zijn hè, dat je genoeg hebt van alles en dat er dan een engel zou bestaan die je met een eenvoudig gebaar van zorgzaamheid langzaam weer op de been helpt.
40 Dagen en nachten: de parallel met Mozes zal je als geoefende bijbelluisteraar niet ontgaan. De schrijvers hebben hier aan Mozes gedacht. 40 jaar in de woestijn wordt bij Elia 40 dagen en nachten waarin hij loopt naar de berg van God, de Horeb. Op die plek sloot de Eeuwige een verbond met zijn volk. Op die plek kreeg Mozes de Heer te zien. Elia is net zo belangrijk als Mozes. Misschien wordt daarmee wel gezegd: de profeten die ons leren hoe we de geboden in de praktijk moeten toepassen, die ons leren dat het God altijd om sociale gerechtigheid te doen is, zijn even belangrijk als de geboden zelf.
Elia is echt moe. Hij is het echt zat. Want hij die 40 dagen en nachten heeft kunnen lopen voor een ontmoeting met God, die door God rechtstreeks wordt aangesproken, windt er geen doekjes om als God hem vraagt ‘wat doe je hier Elia’? Hij spreekt de woorden van iemand die moe is, die het zat is. Alles heb ik gegeven, maar ze hebben mijn pogingen om ze terug te brengen binnen het verbond afgewezen. En nu word ik zelfs met de dood bedreigd. Ik sta er helemaal alleen voor.
Het ontzagwekkende gebeuren en daarna de stilte waarin God voor hem verschijnt, maakt geen verschil. Opnieuw de vraag en hij zegt exact hetzelfde. Alles heb ik gegeven, maar ze hebben mijn pogingen om ze terug te brengen binnen het verbond afgewezen. En nu word ik zelfs met de dood bedreigd. Ik sta er helemaal alleen voor. Je zou er overheen lezen, maar dit is toch heel bijzonder. God staat bij hem, God staat hem bij, er is een engel op zijn weg verschenen maar hij volhardt in zijn boodschap. Hij is uitgeput, gefrustreerd en alleen. Hij verstopt het niet, doet niet alsof, is niet ineens van zijn burn-out genezen.
Elia zegt dapper waar het op staat. En iedereen die er wel eens helemaal doorheen heeft gezeten terwijl dat absoluut niet bij haar paste, bij haar zelfbeeld, bij zijn karakter, weet dat daar moed voor nodig is. Dat stemmetje van binnen dat zegt ‘doorgaan, van betekenis zijn, niet opgeven’, het vraagt grote kracht om dat tot zwijgen te brengen en in de stilte die daarna ontstaat echt te bekennen hoe het met je gaat. En daar vervolgens voor te blijven staan. Ik kan niet meer.
Het lijkt alsof God niet ingaat op wat hij zegt. God zegt niet dat Elia niet moet zeuren. Maar de Eeuwige zegt ook niet dat hij met Elia te doen heeft en hem begrijpt. Geen troost maar ook geen verwijt. Het enige wat Elia krijgt zijn nieuwe orders. Keer terug en hervat je werk, en reis dwars door het land helemaal naar het noorden, naar Damascus, om iemand tot koning van Aram te zalven en een ander tot koning van Israël. Een levensgevaarlijke reis, en gevaarlijke politieke opdrachten die invloed zullen hebben op heel de regio.
Moeten we hierin lezen dat je, ook als je uitgeput bent, moe en der dagen zat, dat je niet bang hoeft te zijn dat je er niet meer toe doet? Dat je nog steeds een verschil kan maken?
Hoe dan ook, uiteindelijk blijkt dat God Elia toch heeft gehoord. Elisa moet je zalven tot jouw opvolger, zegt de Eeuwige. En Elia bleek zonder het te weten niet alleen te zijn geweest, er blijken nog 7000 Israëlieten te zijn, die nooit voor de Baäl hebben geknield. Zou dit Elia voldoende lucht hebben gegeven om nog een keer op pad te gaan om te doen wat God hem heeft gezegd? Het eerste wat hij vervolgens doet is zijn opvolger opzoeken. En met Elisa aan zijn zijde werkt hij verder.
Zo zie ik een andere lijn in het verhaal die minstens zo krachtig is als het spreken van God in het fluisteren van een zachte bries. Namelijk die van Elia die er, als hij er eenmaal achter komt dat het even helemaal genoeg is geweest, de moed heeft om daarvoor te gaan staan. En God hoort het en ziet het en er komt hulp en relativering. Als het even niet lukt, zelfs als het voor lang niet lukt, als het niet meer lukt, dat is oké, dat hoeft ook niet.
Amen