Er is voor mij niets om in te geloven

Kijk, er is voor mij niets om in te geloven
en ik weet ook dat ik heen moet gaan
toch heb ik mijn hart opgerekt tot een snaar
waarmee ik kan zingen naar het blauw
naar hem, die niemand kan vinden
naar hem, die ik niet zal vinden,
Ook niet als ik dood ben

Maar wel, nu mijn spieren zachter worden
heb ik het gevoel, dat te midden van het stof
waarin ik struikelde over aardkluiten en zielen
ik de gast was van een grote en onbekende God.

Deszö Kosztolányi (1885-1936)
Vertaling: Frans Flentge

Lees hier nog zo’n zoekend gedicht: God missen van Dennis O’Driscoll

1 reactie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *