Goede intenties

Overweging bij Genesis 3

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Waarom is er onvrede en strijd in de wereld? Waarom moet het leven nou soms zo moeilijk zijn? En waarom moeten alle mensen sterven?

Grote vragen zijn het. We hebben ze allemaal wel eens gesteld of horen stellen. En dat deden mensen 2500 jaar geleden ook al. Want zo oud is het bijbelboek Genesis waaruit we vanmorgen lazen.

En dáár gaat het over in de eerste hoofdstukken. Over de grote vragen die de mens op aarde zich stelt. Op een gegeven moment zijn mensen gaan denken dat het vooral een geschiedenisboek is. Over de totstandkoming van de wereld en het ontstaan van plant en dier en mens.

Maar als de schrijvers al dachten dat ze ons ‘feiten’ doorgeven over hoe het echt gegaan is, dan nog ligt hun focus op de daden en bedoelingen van de hoofdfiguren. Van God en van de eerste mensen.

God blijkt een schepper te zijn die, misschien uit een besef van alleen zijn, de wereld schept. Die zelf verlangt naar een mens als een soort tegenover, een afspiegeling van zichzelf. Hij schept de mensen naar zijn beeld. En zoals God boven alles uitgaat, mag de mens verantwoordelijkheid nemen voor de schepping, lezen we in het eerste hoofdstuk. Zoals God door te spreken het water van de aarde scheidde, en het licht van de duisternis, zo mag de mens namen geven aan de dieren op de aarde. Als je Psalm 8 leest, dan hoor je hoe de schrijvers hun verwondering uitroepen:

Zie ik de hemel, het werk van uw vingers,
de maan en de sterren door U daar bevestigd,
wat is dan de sterveling dat U aan hem denkt,
het mensenkind dat U naar hem omziet?

U hebt hem bijna een god gemaakt,
hem gekroond met glans en glorie,
hem toevertrouwd het werk van uw handen
en alles aan zijn voeten gelegd:
schapen, geiten, al het vee,
en ook de dieren van het veld,
de vogels aan de hemel, de vissen in de zee
en alles wat trekt over de wegen der zeeën. [Psalm 8]

U hebt hem bijna een god gemaakt… Het alleen zijn herhaalt zich ook bij de mens trouwens: ook de mens verlangt naar een gelijke en zie, daar is ze.

De daden en bedoelingen van God richting mensen getuigen van betrokkenheid, getuigen van nabijheid, welwillendheid; “Mijn kind, (…), alles wat van mij is, is van jou.” [Lucas 15] Zo leren we God kennen in het eerste verhaal van de Bijbel.

En dan verlegt het verhaal de focus van de daden van God naar de daden van de mens. Zodat we die ook leren kennen. Jullie horen natuurlijk dat ik hardnekkig verhaal blijf zeggen, want dat is volgens mij de enige manier om Genesis recht te doen. Het is geen geschiedschrijving, geen hypothese over hoe de aarde en het heelal feitelijk zouden zijn ontstaan.

Genesis gaat niet over hoe het begonnen is, en als je die kant van de vertelling, de schepping in zeven dagen, al als feitelijke verslaglegging wilt zien, dan kun je er nog niet omheen dat de rest van het verhaal niet gaat over hoe het begonnen is maar vooral over waar het God om begonnen is. Om de relatie tussen God en mensen, om de relatie tussen mensen onderling.

En in dat perspectief zoekt het verhaal naar woorden en beelden die uitdrukken hoe je als mens ervaart, ook jij als mens van de 21e eeuw die weet heeft van de ontdekkingen van de wetenschapper over de leeftijd van de aarde en het heelal, en het zich over miljoenen jaren ontwikkelende leven waarvan het leven dat wij in de wereld zien, de levensvorm die wij mensen zijn, slechts de meest recente uitdrukking is.

God is een god van betrokkenheid, nabijheid, welwillendheid, die zich aan de mens heeft verbonden, op eigen initiatief. En de God van het verhaal wist misschien wel niet helemaal waar die aan begon. Ergens kun je dat vergelijken met mensen die naar een kind als uitdrukking van het leven dat zij in zichzelf en elkaar ervaren, welwillend en betrokken. En dan gaat dat kind meer en meer haar eigen weg, wordt een zelfstandig zelf, en dan ontstaat de worsteling. [Genesis 32]

Want waarvan getuigen de daden van de mens. Daar in die tuin, waar alles aanwezig is voor het goede leven. Leven in het hier en nu, een met je omgeving.

Nou, God heeft in de schepping echt iets van zichzelf neergelegd. Want sommige schepselen blijken zichzelf boven het hier en nu uit te kunnen denken. Ze kunnen zich een verleden denken, en een toekomst. Ze kunnen zich voorstellen dat de dingen anders zijn dan ze zijn. En ze kunnen zich ook een voorstelling maken van wat anderen denken en willen en waarom.

Je kunnen inleven (en daar je best een beetje bij doen) hoort bij iedere relatie. Daar ontstaan zorgzaamheid en respect. Bij een goede relatie hoort dat je uitgaat van het goede van de ander. Dat je ervan uitgaat dat achter hun daden goede intenties schuilgaan.

Maar wat gebeurt er in het verhaal. De stem van de slang plant een zaadje van twijfel bij de mens aan de goede intenties van God. Nou misschien begint het niet eens daarmee. De slang zorgt dat de focus van de mens zich verlegt. ‘Mag je dan werkelijk van geen enkele boom eten?’ ‘Jawel, we mogen van alle bomen eten, behalve van die ene, dan zullen we sterven.’ ‘Nee joh.’ Zegt de slang. ‘Je zult helemaal niet sterven, je zult kennis van goed en kwaad krijgen en helemaal zijn als God.’

De mens had alles. Goed, bijna alles, die ene boom daarvan mocht de mens niet eten. Geen probleem toch. Maar nu verandert er iets. Nu heeft de mens niet bijna alles, nu heeft de mens een ding niet. Ineens ontbreekt het ergens aan.
Waarom is er onvrede en strijd in de wereld? Waarom moet het leven nou soms zo moeilijk zijn? En waarom moeten alle mensen sterven? Het verhaal geeft geen antwoord, maar verbindt deze vragen wel aan het menselijke vermogen om zichzelf boven het hier en nu uit te kunnen denken, zich voor te stellen dat het anders is dan het lijkt.

En zo plant de slang een zaadje van twijfel aan de intenties van God. Ja – die wil gewoon alleen op de troon zitten. Het beeld van een liefdevolle god die alles deelt wat hij heeft en welwillend verlangt een nabije God te zijn, wordt door die twijfel vermangeld tot het beeld van een zelfzuchtige en eerzuchtige God die de mens als het erop aankomt op zijn plek wil zetten.

En zo plant de slang een zaadje van schaarste-denken in de mens. Ondanks alle overvloed is de mens gericht op wat die niet heeft, en daar groeit de wortel van onvrede en strijd.

Wat in ieder gezin gebeurt tussen ouders en kinderen gebeurt ook tussen God en mensen. Het op eigen benen gaan staan van een kind gaat niet zonder slag of stoot. En er is in dat proces altijd ook een schaamte die de kop opsteekt, net als in het verhaal. Een eigen leven opbouwen betekent in zekere zin ook proberen te breken met de patronen van thuis om je eigen patronen te vinden.

God heeft de mens geschapen als tegenover, en ontdekt wat dit betekent. De mens is geen god en heeft een eigen bestaan. En daarbij hoort blijkbaar de dood. Het zou een relatiebreuk hebben kunnen betekenen. Soms gaat een relatie tussen mensen door veranderingen heen die de relatie niet aan blijkt te kunnen. Maar met God en mensen is dat niet zo. Ja, er moet met pijn gebaard worden maar de mens brengt wel nieuw leven voor. Ja, er moet met moeite en zweet gewerkt worden om in je levensonderhoud te kunnen voorzien, maar in principe brengt de aarde genoeg vruchten voort.

2500 jaar geleden speelden de schrijvers van Genesis met het verhaal over het begin, waar het om begonnen is en hoe het zo gekomen is. Maar door dat verhaal heen rijgen ze de gouden draad die God en mensen met elkaar verbindt. En de hoop dat het ook anders kan. Waar we niet twijfelen aan de goede intenties van God, de goedheid als grondtoon van de schepping, daar ontstijgen we misschien onze eigen schaamte en onze eigen angst, want we mogen er zijn, ook wij zijn uitdrukkingen van het leven dat maar een ding verlangt: leven. En waar we ons richten op wat we wel hebben en niet op wat we niet hebben, ontstijgen we misschien onze eigen onvrede.

We hebben kennis van goed en kwaad, zegt het verhaal. Was het goed van God om die kennis niet met de mens de willen delen? Als je geen kennis hebt van goed en kwaad, ben je dan gelukkiger? Draag je minder de last van verantwoordelijkheid omdat je nu eenmaal niet beter weet? Zou het niet fijner zijn om te leven in een wereld waar goed en kwaad niet bestaan?

Die vragen zingen vast nog wel even na. Dat heb je met zo’n verhaal. Maar we weten dus van goed en kwaad. En zijn daarin God gelijk. Dat geeft een last van verantwoordelijkheid. Hoe je daarmee omgaat, daarover is een bijbel vol geschreven. Een mens te zijn op aarde…

Amen