Overweging bij Jesaja 62:1-5 en Johannes 2:1-12
Lieve gemeente,
O, wat een plezier, we mogen het weer over de bruiloft te Kana hebben. Het is een van de verhalen die je, als je met de kerk opgroeit, van kinds af aan verteld krijgt. En van water wijn maken is, naast wandelen op het water, zelfs vandaag de dag nog het thema van veel grapjes als je aan niet-kerkelijke mensen vertelt dat je dominee bent. Al weet men mij in Eelde vooral te vinden als het om het weer rond het corso en bij de kerstsamenzang gaat. Maar Jan Pelleboer kwam dan ook uit Eelde hè? Enfin.
Het evangelie van Johannes, altijd een mooi verhaal om te lezen. Maar als je er iets meer over wilt zeggen, iets dat het niveau van een sprookje met Jezus als tovenaar wat overstijgt, dan wordt het andere koek. Ja maar Kaj, wat doe je nu moeilijk, daar heb jij toch voor geleerd? Klopt, maar ik sta hier niet om les te geven, toch? Dat is niet zo moeilijk, dat kan en zal ik zo meteen ook doen. Nee, hoe breng je dit verhaal tot een boodschap die concreet genoeg is voor jullie, mensen van nu.
Nou ja, ik zal kijken wat ervan komt, maar neem jullie dus eerst mee langs wat je over dit verhaal kunt leren. Voordat we op dit verhaal in Johannes inzoomen, is het misschien interessant om eerst iets te weten over het Johannesevangelie zelf. Dat neemt namelijk, tussen de vier evangeliën, een heel eigen plaats in. Het is een beetje een vreemde eend naast de andere drie, Marcus, Lucas en Mattheüs. Johannes zit net een beetje anders in elkaar.
Allereerst letterlijk: waar de andere drie biografieën van Jezus veel verhalen hetzelfde hebben, worden er in het evangelie van Johannes heel andere verhalen verteld. De opwekking van Lazarus uit de doden, niet het minste wonderteken zou je zeggen, staat alleen verteld in het Johannesevangelie. Net als de ontmoeting met Nicodemus in de nacht, en met de Samaritaanse vrouw bij de waterbron. En de ‘ik-ben’ woorden, bijvoorbeeld ik ben de weg, de waarheid en het leven, kom je ook alleen in Johannes tegen. De beroemde bergrede met zijn zaligsprekingen, zalig de armen en zalig wie treuren et cetera, staat dan weer niet in het Johannesevangelie.
Johannes’ evangelie wijkt ook op een andere manier af van de andere drie. Namelijk hoe Jezus zich opstelt. In Matteüs Marcus en Lucas verricht Jezus genezingswonderen, maar hij zegt er steeds bij dat niemand daarvan mag weten. En hij spreekt in allerlei gelijkenissen, over het koninkrijk van God dat nabij is. Nou, in het Johannesevangelie praat Jezus vooral over zichzelf, over wie hij is. Ik ben degene die God gezonden heeft, dat is het enige punt waar het over gaat. En wie in mij gelooft krijgt deel aan het eeuwig leven.
Hij wil dat iedereen weet wie hij is, hij houdt het niet verborgen. En zijn wonderen vertellen niet per se over Jezus’ medelijden met andere mensen, het zijn volgens de schrijver van de biografie tekens die laten zien wie hij is. Iedereen mag dat weten. En wie zijn woord hoort en ernaar luistert, en het gehoorzaamt, gehoorzaamt God want Jezus en de Vader zijn Eén. Dat laatste, het gehoorzamen, zit ook al in het verhaal van de bruiloft dat we net hoorden. Want Maria zegt tegen de dienaren op de bruiloft: ‘Doe maar wat Hij jullie zegt, wat het ook is.’
Er is nog een derde kant van het Johannesevangelie die het uniek maakt ten opzichte van de Jezusbiografieën die er in onze Nieuwe Testament aan voorafgaan. En dat is het gebruik van symbolen. Je komt deze woorden tegen op verschillende momenten in het verhaal, en er wordt meer en meer duidelijk dat ze een diepere betekenis krijgen. Water bijvoorbeeld: ik zal u levend water geven, staat in het verhaal van de ontmoeting met de Samaritaanse vrouw bij de bron. Maar ook het begrip ‘tijd’, ure stond er in oudere vertalingen, mijn ure, mijn tijd is nog niet gekomen horen we Jezus in Kana zeggen. Elf hoofdstukken later staat er dan ‘En voor het Pesachfeest, toen Jezus wist dat zijn tijd gekomen was dat hij uit deze wereld zou overgaan naar de Vader…’
Die betekenisvolle woorden, plus de wetenschap dat het evangelie in al zijn verhalen een demonstratie lijkt te willen geven van wie Jezus is, en waar het hem om te doen is, zijn de achtergrond van hoe je het verhaal van Kana moet lezen. Het is niet zomaar een vertelling van het niveau sprookje met Jezus als de wondertovenaar. Ik gaf net al een voorbeeld, dat als Maria zegt ‘doe wat hij jullie zegt’ dat eigenlijk al de centrale boodschap van het hele evangelie weergeeft.
Wacht even, ze zegt dat tegen de dienaren op de bruiloft. Aan de dienaren op de bruiloft geeft ze de boodschap die in het hele evangelie aan de volgelingen van Jezus gegeven wordt. Zou dat kunnen betekenen dat we, waar we over die dienaren lezen in het verhaal, aan volgelingen moeten denken en misschien ook wel aan onszelf? Dat betekent dus dat dit verhaal niet gaat over iets wat ooit in Kana gebeurd zou zijn, maar gaat over wat kan gebeuren of nog steeds gebeurt. Dat het een soort gelijkenis is die iets vertelt over de wereld.
Op de derde dag was er een bruiloft in Kana, in Galilea. Op de derde dag, een betekenisvol begrip, de derde dag is de opstandingsdag maar veel eerder in de Bijbel komt de derde dag voor in het verhaal van Mozes en het volk en hun ontmoeting met God. Op de derde liet God zich zien aan het volk op de berg Sinaï. De derde dag is in de bijbel dus de dag waarop God en mensen elkaar ontmoeten. Op de derde dag was er een bruiloft, een bruiloft, ook zo’n beeld, dat je eerder in de Bijbel tegenkomt in de dromen en verwachtingen van hoe het ooit zou zijn als de Messias zou komen. God en mens ontmoeten elkaar en beloven en bewijzen elkaar hun trouw.
Maar zoals dat in de wereld en in het leven gaat, raakt de wijn wel eens op. Het feest verdwijnt naar de achtergrond, je gaat over tot de orde van de dag. Of het leven brengt tegenslagen en zwaarte die het alle glans lijken te ontnemen. De wereld kan een feest zijn maar hoe zorgen we dat het dat wordt, hoe brengen we de ontmoeting met God, de bruiloft tussen God en mensen weer tot stand in onze tijd en in ons leven, in het groot en in het klein? Onze rol is, zegt het verhaal, om het water aan te dragen. Het water van alledag, het water waarmee we elkaar het stof van de vermoeide voeten wassen, het water waarmee we elkaars dorst lessen, in kleine gebaren van medemenselijkheid. En hij maakt er wijn van, levend water zou je met Johannes misschien wel kunnen zeggen, een feest.
En als het je de betekenis nog verder boven het verhaal wilt uittillen, als het niet om het water gaat, maar om het gebaar van doen wat hij zegt, dan betekent het in vertrouwen het goede doen ook al zie je niet direct waartoe het leidt of hoe het bijdraagt, al voelt het als een druppel op de gloeiende plaat, en mag je verwachten dat het ondanks dat grote kracht heeft. Om een feest dat volkomen is gestagneerd, om een wereld die soms af lijkt te drijven naar een ravijn van ellende, ten goede te keren. Welk klein goed bedoeld woord van jou, welk klein gebaar van medemenselijkheid van jou, welk moment waarop jij bewust even koos om iets te laten wat niet echt goed zou zijn, bleek ooit onverwacht een groot verschil te maken?
De ceremoniemeester gaat naar de bruidegom en complimenteert hem dat hij de beste wijn voor het laatst heeft bewaard. Maar het is natuurlijk nog helemaal niet het laatst. Het is nog maar het eerste teken, zegt de verteller. De belofte is dat het tot op het laatst zo zal gaan.
Amen