Bij Genesis 18
en Lucas 11
Hoe zit dat? God is toch God? Die kan toch vanuit de hemel alles overzien? En daar, als een oriëntaalse koning die gelijktijdig rechter is, zijn vonnis over Sodom en Gomorrah vellen? Maar nee… hij daalt zelf af naar de aarde en twee stuurt hij er naar Sodom en Gomorrah “om te zien of de klachten die ik over hen gehoord heb gegrond zijn. Namelijk dat zij hebben gehandeld tot vernietigings toe.” Twee dienaren stuurt God op pad. Want twee zijn er nodig om een geldig getuigenis af te leggen over wat zij hebben gezien. Wat betekent dit? Hoe zit dat? God kan het toch van afstand allemaal weten en overzien. Ja vast, maar toch. Toch draagt hij de mens zo op zijn hart dat hij het met eigen ogen wil zien en onderzoeken. Sodom en Gomorrah, de mensen die daar wonen, gaan God aan het hart.
In de verhalen van Abraham komt dit moment, God die als een soort rijdende rechter de situatie ter plaatse in ogenschouw komt nemen, net na de beloftevolle verhalen dat Abraham en Sarah een zoon zullen krijgen. Dat ook Ismaël een groot volk zal worden. En de naam van Abraham en Sarah is veranderd. Eerst heette hij Abram, en zij Saraï, maar God sluit een verbond met ze en ze gaan als getransformeerde mensen door het leven. Van Abraham wordt verteld dat hij op reis ging en zijn vertrouwde leven verruilde voor iets wat hij nog niet gezien had, enkel van God had gehoord. Geloven is dan dus niet je eigen ogen vertrouwen, maar vertrouwen op wat God voor mogelijkheden ziet. En dat vertrouwen heeft Abraham veranderd.
Eigenlijk een tegengestelde beweging dus: als mens zijn we geroepen naar de wereld te kijken als gevuld van belofte, als in potentie Gods rijk van vrede en recht. En daar dan vervolgens naar op weg te gaan, daarop ons handelen en spreken af te stemmen. En we zijn geroepen om naar andere mensen te kijken als dragers van de belofte. Als dragers van de kiemen van vrede en recht. En vanuit dat perspectief met ze om te gaan. Vanuit het perspectief van hoop, optimisme en vertrouwen. Dat is geloof. Dat is makkelijk bij de wereld dichtbij, bij mensen zoals jij. Dat vertrouwen wordt op de proef gesteld in een vreemde omgeving en bij mensen die je volslagen vreemd zijn.
Als mens zijn we geroepen naar de wereld te kijken en te handelen vanuit wat we gehoord hebben, en het zal zichtbaar worden. Maar God handelt naar de wereld niet op grond van wat hij heeft gehoord, nee op grond van wat hij zelf heeft gezien. Sodom en Gomorrah, hij wil het met eigen ogen zien. Hij komt van zijn troon, maakt zijn voeten vuil aan het stof van de wereld, trekt door de hitte van de dag, krijgt honger en dorst, om het te kunnen zien. Wij hebben te vertrouwen op het goede nieuws over de wereld en de mensen. En God vertrouwt niet op het slechte nieuws over de wereld en de mensen.
Als we ook maar iets daarvan kunnen verinnerlijken is dat een bron van vreugde en een medicijn tegen calvinistisch gesomber. De wereld gaat God aan het hart. Mensen gaan God aan het hart. God speurt naar het goede te midden van het kwade en dat weegt zwaar. Als we ook maar iets daarvan kunnen verinnerlijken is dat een bron van mildheid en behulpzaamheid. Want als wij omwille van het goede in onszelf met het kwade in onszelf kunnen leven, raken we uit de kramp, verliest het kwade een groot deel van zijn macht over ons en krijgen we meer vrijheid om het goede te kiezen. En mild en behulpzaam naar een ander te kijken.
Het is een beetje de AA methode, de anonieme alcoholisten. Iedere dag erkennen dát je verslaafd bent en niet krampachtig ontkennen of vermijden, geeft ruimte voor de rest van je gezonde dagelijkse leven. Én het geeft ruimte om anderen die in hetzelfde schuitje zitten, een zuipschuitje als jullie me die grap willen toestaan, met milde behulpzaamheid tegemoet te treden.
De AA is overigens gestoeld op de christelijke spiritualiteit. Daar hoort ook bidden bij. Dagelijks gebed. “God, schenk me de kalmte om te accepteren wat ik niet kan veranderen, de moed om te veranderen wat ik wel kan veranderen en de wijsheid om het verschil hiertussen te zien.” Een prachtig gebed uit de jaren ’50 van de vorige eeuw. Een wijs gebed want veel ellende begint als je verkrampt probeert te veranderen wat niet te veranderen is. Dat je verslaafd bent bijvoorbeeld. En ellende zet zich voort als je niet de moed vindt om dingen te veranderen, vertrouwde patronen te doorbreken, de eerste stap te zetten in de richting van het nog ongeziene, beloofde land.
Ik hoorde trouwens het verhaal van iemand die bij de AA kwam en toen hoorde dat hij elke dag zou moeten bidden. Hij zei: dat doe ik niet. Ik ben atheïst. Ik geloof er niks van, dat bidden. Ik geloof niet in God. Oh maar dat hoeft niet hoor, werd hem verteld. Je hoeft niet tot God te bidden, als je maar bidt. Dat helpt je om nuchter te blijven. Ik ben al zeven jaar nuchter, en ik geloof niet in God, en ik bid elke dag. Maar als ik bid, herinnert dat mij eraan dat IK God niet ben.
Logisch, zul je zeggen, dat je God niet bent. Maar volgens mij realiseren we ons dat wat te weinig. En opnieuw naar twee kanten. Aan de ene kant overschatten we onszelf tot schade voor onszelf en anderen. We overschatten onszelf en gaan een strijd aan die we niet kunnen winnen op kracht of uithoudingsvermogen. Of we worstelen in ons eentje met onze schaamte, onze schuld, onze verlangens omdat we denken dat we het in ons eentje moeten oplossen, terwijl we eigenlijk hulp zouden mogen vragen of in gesprek gaan met de ander die soms onderdeel van onze worstelingen is. We overschatten onszelf ten koste van onszelf. Omdat we menen sterker te moeten zijn dan we zijn, hallo: we zijn maar mensen. Of we overschatten ons eigen gelijk en zetten anderen op de plek waar ze wat ons betreft horen. Wij weten hoe het zit, wie goed is en fout, en waar wij Sodom en Gomorrah menen te zien speuren we niet naar die tien rechtvaardigen. Zoeken we niet naar het goede in die ander.
God rekent het ons niet aan dat we God niet zijn. God verwijt het ons niet dat we mensen zijn. God gaat eindeloos ver om het goede te zoeken en op te diepen. Jij gaat God aan het hart. Op die overtuiging doet Abraham een beroep in zijn gesjacher met God. 50-45-40-30-20-10? En God bevestigt die overtuiging. Bidden als zoeken naar bevestiging. Bevestiging van de goedheid van God.
Jij gaat God aan het hart. Oh, en degene aan wie jij zo’n hekel hebt ook. Daarom is er maar eentje die spreekt over ‘mijn Vader in de hemel’ en dat is Jezus. Voor de rest van de mensen is en blijft het “onze Vader”. Je bént niet alleen. En: je bent niet alléén.