Jouw land is mijn land

Bij Ruth 4
en Mattheus 1

lees hier de bijbeltekst

Jezus is een nakomeling van Tamar, van Rachab, van Ruth. Ze worden expliciet vermeld, als voormoeder van, in de geslachtslijst aan het begin van het Mattheüsevangelie. Vorige keer noemde ik er al dat de Bijbel niet per se een mannenboek is. Ook geen vrouwenboek, laat staan dat er alleen vrouwvriendelijke verhalen in staan, hou me ten goede. Maar we kunnen daaraan voorbij, zelfs voorbij het man-vrouw-schema raken als we ervan uitgaan dat het in de verhalen gaat om de eigenschappen van de verhaalfiguren. Daarmee kunnen we ons identificeren. We kunnen ons met de vrouwen en mannen identificeren ongeacht ons eigen geslacht of ons eigen gender. 

Die afstammingslijst: het is de opmaat voor het levensverhaal van Jezus bij Mattheus. Eigenlijk zegt hij: “Die Jezus over wie ik jullie ga vertellen is… tromgeroffel… de Messias.” Want achter elke naam, om de paar namen in de stamboom, namen van mannen, vrouwen gaat een verhaal schuil. Zij komen voor in nog oudere bijbelverhalen. En al honderden jaren vóór Mattheus werden diezelfde namen in de stamboom van de fantastische koning David vermeld.

In de eeuw waarin Mattheus schrijft hoopt iedereen uit alle macht dat er een nakomeling van die fantastische koning David zal opstaan. Ja… ze lezen in de oude teksten her en der zelfs voorspellingen dat die ook echt komen zal, een keer. De nakomeling van David (Zoon van David zo zegt de bijbel dat), de Messias.

Messias? Gezalfde betekent dat, en daarmee wordt iemand bedoeld die met een zalving, een rituele overgieting met geurige olie, aangewezen werd als de door God gewilde koning. In het Grieks is dat gezalfde Christus. De volgelingen van Jezus, joods in afkomst en godsdienst net zoals Mattheus zelf, hebben gezegd: Jezus is de Messias, de gezalfde, de Zoon van David die ons volk al eeuwen verwacht.

De Messias, zo was voorspeld, zou op een dag verschijnen vanuit het Oosten, en Jeruzalem in bezit nemen, en alle vijanden zouden aan zijn voeten buigen en hij zou vrede stichten in het land Israël en zijn koningschap zou een lichtend voorbeeld zijn voor de hele wereld.

Dat plaatje werd door de volgelingen van Jezus toen ze hem Messias gingen noemen een beetje aangepast. “Hij is opgestaan uit de dood,” zeiden ze, nadat Jezus was gekruisigd. “En opgevaren naar de hemelen. En zijn koningschap is dus niet alleen van deze wereld, maar van de hele kosmos. En vanaf zijn troon in de hemelen verbindt hij zich met mensen op aarde als die zich met hem willen verbinden. En die mensen op aarden zijn dan aan de ene kant nog wel in de wereld vol donker en strijd en gebrokenheid, maar aan de andere kant zijn ze ook in zijn bereik van vrede en licht en volledigheid. Jouw land is mijn land, zegt hij. Zijn land is jouw land, nu al.

Langzaam maar zeker, zo gaat het verhaal, strekken die hemelse vrede en dat licht zich verder over de wereld uit tot de hele kosmos in een laatste uitbarsting van licht getransformeerd zal worden. De tijd zal overgaan in eeuwigheid en iedereen zal eeuwig in liefde en vrede leven.

De Messias, de Christus, de gezalfde, de nakomeling van David, de koning troont over de kosmos, is niet dezelfde als God maar staat wel aan God gelijk. En jij bent hier op aarde. Maar er is verbinding tussen jou en hem. Die verbinding tussen jou hier en Christus daar en overal wordt bekrachtigd in het ritueel van de doop. Zo heeft de kerk dat altijd gezegd. Kopje onder ga je, en als nieuw mens van het nieuwe koninkrijk kom je boven. En je hebt er een nieuwe familie bij die zich uitstrekt over de hele wereld, de familie van de gedoopten die lokaal bij elkaar komen in de gemeenschap van de kerk. En daar samen dromen van en wachten op en werken aan het vergroten van Gods bereik van vrede en licht en volledigheid in het hier en nu. Jouw droom is mijn droom.

Het idee alleen al, deel uit te maken van zoiets groters. Het idee van verbinding, en die verbinding ook ervaren als je ergens een kerk binnenstapt. Broers en zussen van alle leeftijden en met allerlei achtergronden. Vreemdelingen die bekenden zijn. Het kan mensen enorm raken en dragen of ze nu elke zondag naar de kerk gaan of nauwelijks. Erbij horen, zoals vrienden bij elkaar horen.

We lazen ook uit Ruth. Op het moment dat Ruth beloofde aan Noömi dat ze bij haar zou blijven: jouw land is mijn land, op dat moment kreeg zij als vreemdeling er ineens een heel nieuwe familie bij. Want zij en Noömi trokken samen terug naar het land van Noömi en raakten samen ingebed in de gemeenschap van Bethlehem. 

Dat dat een hechte gemeenschap is, blijkt in het begin van ons gedeelte uit Ruth. Boaz wil Ruth trouwen, maar vraagt toestemming aan de mensen in de stadspoort. Hij overlegt het met de anderen. En hij krijgt hun zegen. Letterlijk hun beste wensen. Mag je talrijk nageslacht krijgen, met andere woorden: mag je naam voortbestaan.

Hij krijgt een zoon met Ruth. En dat is niet alleen een zegen voor hem, maar ook voor Noömi. Zo gaat dat met zegen, zegen is in de Bijbel altijd besmettelijk.  Noömi is nu immers verzekerd van iemand die voor haar zorgen zal als ze oud geworden is. Zo ging dat, de kinderen en anders kleinkinderen namen de ouders en grootouders op in hun huis.  Mantelzorg was heel gewoon. De buurvrouwen voegen eraan toe, als ze dat ventje zien, dat hij zeker voor haar zal zorgen “want je schoondochter, die meer waard is dan zeven zonen, heeft hem gebaard.” Als hij ook maar iets van haar heeft, dan is hij trouw tot op het bot.

De buurvrouwen geven het kind zijn naam. Niet Ruth. Niet Noömi. Nog een teken van de gemeenschapsvorm in die tijd. Obed gaat het jongetje heten. Dienaar betekent dat. Hij zal Noömi verzorgen. En zelf grootvader van David zijn, zo besluit het verhaal.

Ruth, de vreemdeling, is dus voormoeder van David. Daarmee zegt de Bijbel iets over het perspectief dat God op de wereld heeft. Dat is blijkbaar een wereld waarin je vreemdelingen als familie kunt zien. Want ze kunnen voorbeelden zijn, vol eigenschappen die goed zijn. In het geval van Ruthj is dat trouw. En moet je je Gods perspectief eens voorstellen, als dat mogelijk zou zijn. Zou God met andere ogen naar jou kijken dan naar degene die naast je zit? En op grond van je afkomst, je huidskleur, je geslacht bepalen dat jij meer of minder oké bent dan de ander? Vast niet hè. Jouw God is mijn God. Binnen dat bereik zijn we bij voorbaat gelijk.

We zijn een stelletje vreemdelingen bij elkaar als wereldkerk. Allemaal mensen waar we op het eerste gezicht niks mee hebben, daar hebben we dus wat mee. Goed, sommige kerken proberen anderen te vertellen dat die geen echte verbinding met Christus hebben en er niet bij horen… dat kun je met een korreltje zout, wat zeg ik een zoutpilaar nemen. Want we worden elkaar als vreemdelingen gegeven om te proberen familie te zijn. Als wij elkaar meer en meer eigen worden, realiseren we al iets van het koninkrijk van God.

Dat vreemde kind dat jullie hebben gebaard, wordt jullie ook steeds meer eigen. Je leert het steeds beter kennen. In zijn eigenheid.

En de gemeenschap van de kerk staat als hechte gemeenschapsvorm om jullie en je kinderen heen en zegt: je hoort bij ons wie je ook bent en we zijn er voor je als dat nodig is, je bent ons kleine broertje. Jouw pad is ons pad.

Samen de weg te gaan. Met iedereen die je daarop tegenkomt. Als astronauten op ruimteschip aarde. Jouw leven is mijn leven. Jouw dood is mijn dood. Jouw land is mijn land. Mijn land is jouw land. We delen onze toekomst met elkaar.

(De woorden jouw land is mijn land, jouw droom is mijn droom komen van Stef Bos, In een ander licht, Lied van Ruth: