Overweging bij Jesaja 2 en Marcus13:26-37
Gemeente van onze Heer,
Ik heb iets met reclameslogans. Sommige zijn zo goed, dat ze meteen een beeld oproepen en een gevoel. Het merk Nike bijvoorbeeld… Just do it. Ik mag Nike niet noemen zonder aan te wijzen dat ze hun kleding onder erbarmelijke omstandigheden laten produceren trouwens.
Nike betekent in het Grieks overwinning. En de slogan Just Do It betekent zoiets als: doe het gewoon. Ga er maar aanstaan. Niet wachten, niet twijfelen, doen. En ontdekken dat het mogelijk is. Drie woorden, die een hele wereld oproepen. Vertrouwen dat het kan. Haast poëzie.
Als je naar de Jesajatekst kijkt, zie je een prachtig voorbeeld van hoe Hebreeuwse poëzie werkt. Dat is namelijk als volgt: de schrijver schets een bepaald beeld, en de zin erna bevat nog eens dat beeld, maar dan met andere woorden, en ietsje scherper of sterker. Bijvoorbeeld in het eerste stukje: de stad van de Heer zal staan 1. verheven boven de heuvels. En dan, nog sterker gezegd maar hetzelfde beeld: 2. hoger dan alle bergen. Even later staat er: 1. hij zal ons onderrichten en de zin erna staat dan 2. ons de weg wijzen. En 1. Hij zal rechtspreken over de volken wordt versterkt herhaald door 2. Over machtige naties een oordeel vellen.
Het beroemde vers: Zij zullen hun zwaarden omsmeden tot ploegen, en hun speren tot snoeimessen valt ook onder die regel van Hebreeuwse poëzie. Het is dus niet bedoeld als beschrijving wat er met respectievelijk de zwaarden en de speren zal gebeuren. Het is allebei beeldspraak voor hetzelfde.
Als je erover nadenkt: wanneer smeed je een zwaard om tot een ploeg? Alleen als je denkt dat het van ploegen zal komen. En op het moment dat je ploegt heb je nog niets. Dan moet je zaaien, wachten op het ontkiemen, steeds onkruid wieden. Er gaat alsnog een boel tijd overheen voordat je kunt oogsten. En het ploegen zelf is ook een intensieve klus. Dat doe je dus alleen als je verwacht dat je uiteindelijk zal kunnen oogsten.
Omsmeden zelf is ook nogal een werk. Dat doe je alleen wanneer het nodig is. Als er ploegijzers nodig zijn, betekent dit niet allen dat er land is om geploegd te worden, maar ook dat er meer land is dan je met de ploegen die er al zijn aankunt. Beeldspraak dus van omstandigheden van vrede en overvloed, vertrouwen in de toekomst.
Die snoeimessen sluiten daar dan mooi bij aan, want ook snoeien is slechts voorbereidend werk. Je snoeit in het ene deel van het jaar, om in een later deel van het jaar voor goede vruchten te zorgen.
Vaak lezen we de tekst over zwaarden en speren die omgesmeed worden als oproep om actief de wapens neer te leggen. Maar de tekst bedoelt eerder dat er een tijd komt waarin de omstandigheden anders zijn geworden. De noodzaak voor wapens zal zijn verdwenen en ze mogen plaatsmaken voor landbouwwerktuigen. Geen volk zal meer het zwaard trekken tegen een ander volk, staat er dan, met als poëtische toevoeging geen mens zal nog de wapens leren hanteren.
De profeet laat er trouwens geen misverstand over bestaan wie voor de lange vrede zal zorgen. God zelf. Het is een visioen van hemelse vrede die over de aarde komt.
Maar na dit visioen, dit blij vooruitzicht dat ons streelt, komt ineens de reality check. Die realiteit is, dat de mensen druk bezig zijn om zich bij die goddelijke vrede vandaan te bewegen. Hoe? Door gulzig en inhalig hun huizen te vullen met rijkdom, hoe meer schatten hoe beter. In het volgende hoofdstuk lezen we dat dit ten koste gaat van de armen. Niets nieuws onder de zon, hoe meer gemak de een nastreeft, des te groter de kans dat een ander ervoor wordt uitgebuit.
Ook door afgoden in huis te halen, te vereren wat zij zelf hebben gemaakt, bewegen mensen zich bij die goddelijke vrede vandaan. En je moet je bij die afgoden niet per se vreemde goden voorstellen. Denk maar aan het verhaal van het gouden kalf. Dat was geen afgod in de zin van een vreemde god, het was een afgod in die zin dat het een plaatje van God was. En was het een verkeerd plaatje van God? Nou… niet per se, want je komt in de Bijbel af en toe wel verhalen tegen waarin God tekeergaat als een stampende stier. Maar… een afgodsbeeld brengt God terug tot 1 plaatje. Tot 1 kenmerk. Tot 1 aspect. En maakt dat het allerbelangrijkste. En daar zit hem de crux. Nee… God is niet alleen maar een stampende stier, of een jaloerse minnaar, God is ook een liefdevolle ouder en een zorgzame herder, en altijd meer dan dat. God is een levende god en het leven laat zich niet in 1 beeld vangen.
Niet voor niets is er dat mopje van die jood die aanspoelt op een onbewoond eiland en na jaren gered wordt. Dan zien zijn redders dat hij twee synagogen heeft gebouwd op het eiland. Verwonderd vragen ze waarom hij er twee bouwde en hij snapt niet dat ze verbaasd zijn en zegt: die ene is mijn synagoge en die ander daar ga ik dus niet heen. Gesprek en discussie over geloof en God hoort erbij. Leg je God vast in 1 beeld, dan wordt God een afgod, een instrument in handen van mensen die hun godsbeeld gebruiken om god te spelen over anderen.
Als derde bewegen mensen zich bij God vandaan door hoogmoedig te zijn. Ze verheffen zich hoog.
“Nou…” zegt Jesaja,
“wie hoogmoedig was, buigt het hoofd,
wie trots was, bijt in het stof.
Want de dag komt
dat alleen de HEER hoogverheven is.”
En dat is blijkbaar de bedoeling. Dat alleen de Heer hoogverheven is. De hoogmoed van mensen is niet goed. En die is ook nergens op gebaseerd. Want, lees de uitsmijter van de profetie, “wat is de mens zonder adem in de neus? Wat heeft hij te betekenen?” Onmiskenbaar een verwijzing naar het tweede scheppingsverhaal waarin God de mens boetseert uit aarde, hem de levensadem in de neus blaast, waardoor de mens een levende ziel wordt. We leven op de adem Gods, zonder die adem stellen we niets voor.
Een beetje nederigheid alsjeblieft. Niet in de zin dat je jezelf tot depressie aan toe moet vertellen dat je niks waard bent. Maar wel in de zin dat je jezelf niet verrijkt ten koste van anderen of de natuur want kom op zeg, hoe hoogmoedig is dat wel niet, wie denk je wel niet dat je bent dat jij meer recht op geld, op lucht, op land, op vruchtbare grond en schoon water hebt dan anderen? Op grond waarvan?
Tja, als je zo denkt, dan is vrede ver te zoeken. Andersom kan het besef dat we allemaal leven op dezelfde adem de aanzet voor het stichten van vrede zijn.
Kijk, vrede is niet de afwezigheid van oorlog. Vrede is het kunnen hanteren van de conflicten die nu eenmaal bij het menszijn horen. Tegenstellingen kunnen uithouden en elkaar kunnen verdragen ondanks de verschillen. Dat is vrede. Niet de afwezigheid van conflict, maar een goede manier van ermee omgaan. De wereld is onvolmaakt en jij en ik, gezegend zijn we, zijn dat ook.
De vrede die aan zal breken waarin zwaarden tot ploegscharen kunnen worden omgesmeed en speren tot snoeimessen is, Jesaja laat daar geen twijfel over bestaan, het werk van God. Een idee, een ideaal dat hoog boven ons broddelwerk verheven is. Een visioen van hemelse vrede die doorbreekt. Dat doorbreken wordt door Jezus in het Marcusevangelie omschreven als de terugkeer van de Heer des huizes. Tot diens terugkeer moet je waakzaam zijn.
Dat betekent niet: geen oog meer dichtdoen, geen rust meer mogen vinden. En het betekent ook niet: alles van God verwachten en niets van mensen – stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw. Het betekent het goede proberen te doen, de aandacht op de juiste plek te leggen. En vanmorgen is dat, ingevuld met Jesaja, bijdragen aan vrede door je hoogmoed te verruilen voor deemoed.
Als dat maar af en toe lukt, zou al een hele overwinning zijn. Nou ja, just do it.
Amen