Overweging bij Lucas 14:1-14
Gemeente van Onze Heer Jezus Christus
Mooie bruiloftsgasten zijn het… ze verdringen zich om op de beste plaats terecht te komen, dicht bij de gastheer aan tafel. Op de ereplaatsen. Bij wat chiquere dineetjes was het in de tijd van Jezus zo, dat de belangrijkste mensen het dichtste bij de gastheer aan tafel… lagen, want zo aten ze. Wie naar de gastheer opkeek, zag jou dan dicht bij de gastheer aanliggen. Die had jou en de gastheer dus tegelijkertijd in beeld. En dan, nou, dan moest jij ook wel belangrijk zijn. Allemaal schone schijn natuurlijk. Maar toch: iemand die een maaltijd kon geven voor veel gasten was iemand met geld en macht, iemand om tegen op te kijken, te bewonderen! Een voorbeeld, een identificatiefiguur.
De Farizeese gastheer zal het wel gewend zijn geweest dat er mensen naar hem opkeken. Terecht, toch? Het was niet makkelijk om Farizeeër te zijn. Je moest je nauwgezet aan allerlei religieuze regels houden. Heel precies volgens de regels van de Torah leven, en voor de dingen die niet in de Torah stonden waren er wel andere regels bedacht. Maar als het lukte, nou, dan leefde je precies zoals God het wilde. En daar mocht je dan best trots op zijn.
Zowel de gasten, als de gastheer zelf, vonden hem waarschijnlijk erg belangrijk.
Is dat niet herkenbaar? Voor mij wel! Dat je opkijkt tegen mensen die het gemaakt hebben, topmensen en in het zakenleven?
Het is toch logisch dat je opkijkt tegen mensen die er in slagen om heel erg vroom te zijn; die nooit eens twijfelen aan de rol van God in hun leven? Of op een feest, dat je met iemand aan het praten bent, maar ondertussen al met je ogen zoekt naar iemand waar je meer aan hebt, goed voor je netwerk.
Dat je als kleiner wordende gemeente opkijkt tegen die gemeentes die succes hebben en groeien, en jeugd trekken, “zou het misschien toch waar zijn wat die kerk zegt, dat dáár de heilige Geest rondwaart, en niet bij ons”?
Zo werken die dingen voor ons mensen. Nu, en ook daar aan tafel bij die Farizeeër. Maar niet voor Jezus.
“Als je uitgenodigd wordt, ga dan op de laatste plaats zitten”. En “Als je gasten wilt vragen voor het eten, vraag dan niet je vrienden familie of rijke buren, maar de armen, blinden, weerlozen”. Het is, zo schrijft Lucas, een gelijkenis die Jezus vertelt. Het gaat hier niet over dat je de beste plaats krijgt als je je nederig voordoet, of dat je de zaligheid kunt verwerven door zoveel mogelijk armen te eten te vragen. Het gaat niet over de uitnodiging voor een zo maar een bruiloftsfeest…
“Uitgenodigd worden”… het woord dat hier in het Grieks staat, betekent ook “geroepen worden”. Uitgenodigd worden is geroepen worden. En met dat woord is niets bijzonders aan de hand behalve… als het God is die roept. Als God je roept, als God mensen uitnodigt, dan is dat de warme uitnodiging om feest te vieren, de uitnodiging om een gewaardeerde gast te zijn op het bruiloftsfeest van de nieuwe schepping. Om aan tafel te zitten in het Koninkrijk van God.
En deze gelijkenis van hoe het eraan toe gaat in het koninkrijk van God zet het beeld van de maaltijd, het idee dat je opkijkt naar mensen die iets voorstellen, helemaal op zijn kop.
God kijkt tegen niemand op. God kijkt niet naar boven, naar het hoofd van de tafel. Hij zit zelf aan het hoofd van de tafel van Zijn Koninkrijk. Hij kijkt ook niet naar zichzelf omdat hij zo belangrijk is. God kijkt naar beneden. Dat klinkt flauw, u denkt misschien dat ik bedoel dat God op een wolk zit en over de rand naar de aarde beneden tuurt, maar dat bedoel ik niet (al weet je het natuurlijk nooit…).
God kijkt naar beneden, en richt zijn blik op wat helemaal onderaan te vinden is… Het verdrukte, het kwetsbare, het weerloze. Zo richtte God zijn blik ooit op dat kleine volkje in Egypte. Een groep Hebreeuwse slaven die onderdrukt werd door de machtige Egyptenaren. De Heer stond niet aan de kant van de Egyptenaren met hun succes. Juist dat kleine volk bevrijdde hij. Israël was ooit kwetsbaar, weerloos, klein en nederig; het werd bevrijd zonder dat God er een tegenprestatie voor vroeg. Zo, zegt God, moeten de Israëlieten ook omspringen met de weerlozen in hun eigen maatschappij, de weduwen, vreemdelingen en wezen. Er wordt van de Israëlieten gevraagd naar beneden te kijken, en een identificatiefiguur te zoeken in de zwakke, in de nederige. En als ze dat doen wordt hun zegen beloofd, “opdat de Here uw God u zal zegenen in al het werk van uw handen”.
Stel dat ik zo arm was, wat zou ik dan willen dat mensen voor mij deden? Stel dat ik zo kwetsbaar was, wat zou ik dan nodig hebben? Richt je blik op de hulpelozen in de maatschappij en steun ze. “Wie zichzelf vernedert” betekent dan: ga juist daar aan de tafel van de wereld zitten waar mensen je nodig hebben. God, de goede gastheer van de bruiloft van het koninkrijk, kijkt naar de nederigen en wil dat wij naar hen omzien. Omzien naar elkaar in plaats van opkijken naar het succes van anderen. Dat is wat Jezus zijn tafelgenoten voorhoudt. En dat is ook wat ons voorgehouden wordt.
Ondertussen zit de rijke Farizeese gastheer nog prinsheerlijk aan het hoofd van de tafel belangrijk te wezen. Maar tegen hem zegt Jezus: alsjeblieft jôh. Het is geweldig dat je maaltijden kunt organiseren voor allerlei gasten. Maar jij nodigt precies die gasten uit waarvan je weet dat ze jou terug uitnodigen. En zo blijf je lekker in je eigen kringetje, je eigen netwerkje. Vrienden, familie, rijke buren, allemaal net zo belangrijk als jij. Maar hoe belangrijk je bent maakt niets uit voor God, en jou zelf zou het ook niets uit moeten maken. In plaats van het uitnodigen van mensen uit je eigen kring kun je beter de vreemdeling, de weduwe en de wees eten geven. Je op hetzelfde niveau begeven als de kwetsbaren van de wereld, om ze vanuit die nederige positie te helpen. Om ze omhoog te helpen…
Wie zich vernedert zal verhoogd worden. Was dat niet precies hoe Jezus zelf ook leefde? Je vond hém in het stof langs de weg om een blinde bedelaar de ogen te openen. Je vond hém bij onderdrukte mensen. Je vond hém als de laagste misdadiger dood aan een kruis. En juist hij die zo nederig was tijdens zijn leven, werd na zijn dood door God verhoogd. En vandaag worden wij door Hem aangespoord om de uitnodiging voor Gods feestmaal door te geven aan de mensen in de marge. Om onszelf nederig te richten naar die mensen die ons nodig hebben, ze vanuit hun positie omhoog te helpen in de richting van Gods roepende stem. En zo samen met heel Gods mensheid, van “laag” tot “hoog”, te gast te zijn op de bruiloft van Zijn Koninkrijk.
Amen
Deze overdenking als wordbestand (download)
(2004)