Met Adam het schip in

Bij Genesis 3
en Romeinen 8:31-39

Lees hier de bijbeltekst

God plaatste ten oosten van de tuin van Eden, het paradijs, de cherub én het heen en weer flitsende zwaard. Zodat de mens geen toegang meer heeft tot de levensboom, waarvan de vruchten hem eeuwig leven geven. Voor straf.

Ik was verrast toen ik dit opnieuw las. Want mijn herinnering aan het verhaal was altijd dat er een engel met een zwaard stond. Maar het blijken dus een cherub en een zelfstandig bewegend zwaard, als een knuppel uit de zak, te zijn die de weg versperren.

Een cherub is een soort engel, maar die lijkt dan weer niet op de boodschapper-engelen. De cherubs hebben wel vleugels en zien er vaak uit als dieren. De boodschapper-engelen hebben in het Oude Testament geen vleugels, en een menselijke gedaante. Ons beeld van de engel is dus een mengvorm tussen de cherub-engelen en de boodschapper-engelen.

Het viel me overigens ook op dat de cherub en het onrustig flitsende zwaard geplaatst worden aan de oostkant van de tuin. Waarom daar? Waarom bijvoorbeeld niet in het westen van de tuin van Eden? Zou de schrijver gedacht hebben aan een bestaand gebied? Met in het westen de zee misschien?

Nou ja, hoe het ook zij, ik heb dit stukje Genesis gekozen bij de beeldende woorden van Paulus in zijn brief aan de Jezusgemeenschap in Rome. Omdat Paulus het daar heeft over hoe er van alles in de weg kan staan tussen mensen en God. Waaronder ook engelen.

Tussen de brieven van Paulus en Genesis is een sterk verband. Het komt bij Paulus vandaan om Jezus, die hij natuurlijk steevast met zijn opstandingstitel Christus aanduidt, de ‘nieuwe Adam’ te noemen. 

Zijn gedachte is: zoals wij met de eerste Adam als mensheid in hetzelfde schuitje zitten: uit het Paradijs geknikkerd, weg van boom van het leven dus sterfelijk, in een ingewikkeld en moeizaam bestaan… zo zitten wij nu als volgelingen van Christus met deze nieuwe Adam in hetzelfde schuitje. 

En in dat schuitje van de nieuwe Adam, het schip der kerk zou je ook kunnen zeggen, hebben we plotseling weer toegang tot de boom van het leven. Goed, niet op de aarde zoals zij is nu, maar wel straks als God recht zal spreken, zegt Paulus. Geen engel zal ons daarbij in de weg staan.

Er vindt in de beeldtaal van Paulus dus aan het einde van de tijd een omkering plaats van het begin. Er was het paradijs, toen verbrak Adam de solidariteit met Eva. De mens nam zijn verantwoordelijkheid niet om de overtreding te repareren. Werd eruit gegooid. En God plaatste de cherub en het heen en weer flitsende zwaard die de terugweg versperde. En nu is er, zegt Paulus, een nieuwe Adam opgestaan die solidair is met alle mensen, de verantwoordelijkheid om de schepping te repareren tot het einde toe draagt en daarin slaagt. En het zal voor iedereen weer uitmonden in het paradijs. Niets zal ons meer scheiden van de liefde van God. Die liefde is ons zelfs al gegeven in Christus Jezus, onze Heer.

Geen machten geen krachten geen engelen, heden noch toekomst, hoogte noch diepte, dood noch leven… Paulus noemt in een wervelende opsomming alle dimensies van het bestaan zoals daar in zijn tijd over werd geschreven. De begrenzingen van ruimte: hoogte als de hoogste ster, de diepte als de rand van de horizon en lager kun je niet kijken. De begrenzingen van tijd: heden en toekomst. De begrenzingen van onze levensperiode, dood en leven. En alle krachten die binnen deze grenzen op ons inwerken. Want daar geloofde Paulus in, dat de krachten van de hemellichamen maar ook allerlei onzichtbare energieën de mens van wieg tot graf bestoken om alle verbinding af te breken en alle goede bedoelingen te verbuigen. En dat er tussen de mens en God in de hoogste hemelen allerlei bestuurslagen van engelen goed en kwaad in de weg zitten. Weg ermee. Weg met de muur tussen God en mensen, het voorhangsel in de tempel, het ijzeren gordijn zo je wilt.

Weg met de muur tussen mensen onderling ook. We komen uit de eerste Adam voort (dit is beeldspraak) en zijn daarin een verdeelde familie geworden. Maar verbonden met de nieuwe Adam zijn we allemaal weer van hetzelfde gezin. Kijk om je heen, zie je broers en zussen. Ontleen je identiteit aan het in God zijn en niet aan je voorgeslacht, laat staan aan je tradities. En zeker niet wanneer die je broers en zussen verachten en kwetsen.

Het zal voor iedereen weer uitmonden in het paradijs. Laten we dan ook zo leven samen.