Overweging bij Deuteronomium 6:4-18 en Lucas 4:1-13
Lieve gemeente,
“Wat een beproeving,” hoor je mensen wel eens zuchten. Dan hebben ze het niet over een klein ongemak dat snel weer voorbijging, nee, hebben het over iets dat heel onaangenaam is en lang duurt. Soms zeggen ze het achteraf, na een pijnlijke behandeling bij de kaakchirurg of een bevalling die zich dagen voortsleepte. Soms verzuchten ze het als ze het verhaal van een ander horen dat getekend wordt door verlies, langdurige armoede, groot lichamelijk of geestelijk leed. En soms, heel soms, benoemt iemand de omstandigheden waar hij of zij nu in zit als een beproeving.
Die omstandigheden zijn als je beproefd wordt niet of nauwelijks te beïnvloeden: je hebt de omstandigheden niet in de hand. Als je partner dood is, kun je die niet weer levend maken, en als er liefde was heb je met de beproeving van de rouw te leven.
De woorden beproeven en proberen zijn familie van elkaar. Een beproefd medicijn wordt niet voor niets een probaat middel genoemd. En als een middel beproefd is, denk aan het Engelse woord voor bewijs – proof – dan heeft het zich bewezen. Dan heeft het medicijn bewezen dat het datgene doet wat je ervan verwacht.
Als je als mens zegt dat iets een beproeving is, wat heb je dan te bewijzen? Ja vaak gebruik je woorden om dingen mee aan te duiden, zonder direct tot de uiterste betekenis te willen gaan. Maar als je iets een beproeving noemt, staat er wel wat op het spel. Uithoudingsvermogen bijvoorbeeld, of de kracht om pijn te verdragen – dat speelt zowel bij sporters als bij patiënten. Soms staat er geduld op het spel, in de rij voor je vlucht op Schiphol. Ook de trouw aan een gemaakte keuze kan beproefd worden, bijvoorbeeld als het niet botert met degene die je koos lief te hebben.
Hoor je dat? Uithoudingsvermogen, kracht, geduld, trouw aan je keuzes: het zijn allemaal waarden die we positief vinden, kenmerken die we zelf willen hebben als het erop aankomt. Als je beproefd wordt, bewijs je wat je waard bent. Gewogen en niet te licht bevonden, gestreden maar niet opgegeven, aangevochten maar niet gestopt met liefhebben. Je hebt het bewezen, want je bent niet uitgecheckt en niet afgehaakt, je bent niet gezwicht of afgezwaaid, hebt het bijltje er niet bij neergegooid, hebt je koers niet afgebroken en bent niet gevlucht in de roes van de vergetelheid.
Wat trouwens heel begrijpelijk zou zijn, had je dat wel gedaan. Niemand wil graag uitchecken van het leven, maar soms is de beproeving zo groot dat je heus wilt leven alleen niet zó. En wat te groot voor jou is, kan een ander niet bepalen. Kom dus niet te makkelijk met je eigen waarden aanzetten om het lijden van een ander te duiden als beproeving. Want misschien is het die beproeving wel helemaal niet. Gaat het niet om geduld, om volhouden, om trouw aan keuzes. Duid het maar niet als beproeving voor die ander, of alleen in vragende zin “ervaar je het zo”, en zeker niet in de context van de godsdienst.
Als mensen zuchten, voor zichzelf of uit meeleven met een ander, dat iets een ware beproeving is, denken ze natuurlijk niet meteen aan de consequentie van het woord beproeven, namelijk dat er iemand is, een persoon of een macht, die de mens aan het beproeven is. God bijvoorbeeld. Dat je lijden afkomstig is van God die daarmee test of je wel trouw blijft aan de waarden die God belangrijk vindt. Niet klagen maar dragen, en vragen om kracht, want God houdt niet van zwakkelingen. Niet afhaken maar volhouden want God houdt niet van mensen die niet afmaken waaraan ze begonnen zijn. Je kruis dragen en je schikken in je lot want God houdt niet van mensen die opstandig zijn en een andere weg kiezen dan God voor ze heeft uitgestippeld.
Duid het lijden van een ander maar niet als beproeving door God. Je zou zomaar eens de suggestie kunnen wekken dat Gods liefde afhankelijk is van de prestatie van die ander. En daarmee stapel je nog een steen bij de last die die ander al draagt. Zie je wel, als ik de kracht niet meer heb en het opgeef ben ik een waardeloos mens in de ogen van anderen, in de ogen van mezelf en in de ogen van God. Wat je dan beweert, dát zou je misschien wel de waarde kunnen noemen die op het spel staat. Je mag met opgeheven hoofd opgeven wat je hebt geprobeerd, dat maakt je niet waardeloos.
God is niet voor niets furieus, je leest dat in het verhaal over de uittocht en de 40 jaar in de woestijn, als het volk onderaan de berg Sinaï in de wildernis een gouden kalf maakt als beeld voor God. Kracht, vechtlust, élan, de ballen hebben, potentie zien, allemaal associaties waar God blijkbaar niets mee te maken wil hebben. Leef goed, dan zal je bijdragen aan het goede in de wereld en het hopelijk zelf ook goed hebben. Dat is immers de, afgezwakte, variant van de tien geboden die God bezig is aan Mozes te geven als ze onderaan de berg dat kalf aan het maken zijn.
40 dagen en 40 nachten was Mozes op de Sinaï. God kwam hem daar heel dichtbij. En tegelijkertijd ervaarde het volk beneden tijdens die 40 dagen en 40 nachten God verder weg dan ooit. Een rotgevoel, een gevoel dat wanhopig maakte, een naar gevoel van afhankelijkheid van machten waar op ze geen invloed hadden, waar ze een einde aan wilden maken door een sterke leider in hun midden te zetten. Een verlosser vol testosteron.
Als Lucas schrijft dat Jezus 40 dagen en 40 nachten in de wildernis was, verwijst hij ongetwijfeld naar dat verhaal. En naar de dubbelheid van die 40 dagen en nachten. Aan de ene kant een tijd waarin God zich openbaarde en dichtbij kwam, aan de andere kant een tijd waarin God afwezig leek. Het is een dubbelheid die gelovige mensen meedragen in hun verhalen over de beproevingen die zij hebben doorstaan. Aan de ene kant was het een tijd waarin alle comfort dat ze met het goede leven associeerden zijn sussende invloed kwijtraakte en ze worstelden met de controle kwijt, aan de andere kant was het een tijd waarin, achteraf gezien, God heel dichtbij is geweest.
Het lijkt of Jezus daarmee oefent in de wildernis. Door zich over te geven aan de honger en geen brood uit stenen te maken, door zich over te geven aan de machteloosheid en niet de macht over de wereld op te eisen, door zich over te geven aan zijn sterfelijkheid en niet ermee te rekenen dat hij zou worden opgevangen halverwege de harde grond. Hij stelde God niet op de proef als antwoord op zijn beproeving, maar koos voor het vertrouwen. Hij weigerde eraan te twijfelen dat hij voor God de moeite waard was. En zo zag hij in zijn leven ook anderen aan wie iedereen twijfelde, maar hij niet.
In welke overtuiging of waarde je ook wordt beproefd, en of je nu volhoudt of het bijltje erbij neergooit, twijfel er niet aan dat je voor God de moeite waard bent. En ook als je twijfelt ben je waardevol in Gods ogen.
Amen