Worstelen om zegen

Overweging bij Genesis 32:23-32

Lieve mensen,
gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Als er iets is dat ik de afgelopen 20 jaar over het leven heb geleerd, door het zelf te leven maar ook door al die levens van mensen als jullie die het mijne kruisten, is dat verlies je verandert. Het verandert hoe je in het leven staat, het verandert deels ook wie je bent, in zekere zin.

Verlies kan dan van alles zijn.

Een baan kwijtraken die belangrijk voor je was.
Het bedrijf dat je hebt opgebouwd failliet zien gaan.

De boerderij moeten verkopen omdat er geen opvolger
is of geen toekomst,

Een huis moeten achterlaten waar je je thuis voelde,

Het veilige nest van het ouderlijk huis verliezen.

Een scheiding of het eindigen van een partnerrelatie,

Een breuk in de relatie met familie of met een dierbare vriendin of vriend.
Verlies van je gezondheid, of van je onbezorgdheid.

Verlies kan van alles zijn. En het verandert je.
Het maakt dat je anders in het leven staat.

Want er wordt iets fundamenteel anders in je leven
waardoor je zelf veranderen moet.

Iemand die een vanzelfsprekend plek innam, waar je op leunde of je aan spiegelde,
waarbij je wist wie jij was, laat opeens een gat achter.

Een plek waar je precies wist waar je aan toe was, waar je wist
wie jij was, verdwijnt steeds verder achter je terwijl jij verderop raakt in de tijd.

Ineens is de verwachting waarmee je naar de wereld kijkt vertekend,
het klopt allemaal niet meer.

Er zijn dingen die je niet meer gewoon even doet, dingen die nooit meer kunnen.

Lege plekken in je agenda, in je huis, aan tafel, naast je in bed.
Je kunt jezelf niet meer tot uitdrukking brengen, hebt het gevoel niet meer mee te tellen. En al die keren dat je zonder nadenken even – de realisatie dat dat niet meer kan, dat even… er niet meer bij is.

Het is alsof je opnieuw moet leren lopen, als je met verlies te maken hebt. Je wandeling door de wereld wordt even wankel. Misschien is opnieuw fietsen nog beter: je moet nieuw evenwicht vinden terwijl je leven doorgaat. Je lichaam nieuw leren besturen, heel bewust onbekwaam. Zou het ooit weer vanzelf gaan allemaal? Of het is als opnieuw leren zwemmen, terwijl je het gevoel hebt dat je verdrinkt en alle vertrouwen in je drijfvermogen kwijt bent.

Als het gaat om die ene vorm van verlies, dat je iemand verliest aan de dood, past vaak het beeld van een verwonding. Een verwonding ergens diep in je wezen, die zich kan uitstrekken tot in ieder vaatje in de huid van je bestaan.

Wie een ouder verliest raakt verbinding met z’n wortels kwijt.

Wie een broer of zus kwijtraakt mist vanaf dat moment een stuk vanzelfsprekend gedeeld verleden. Wie een partner of dierbare vriend/vriendin verliest, moet opeens zonder een stuk van zichzelf. En verlies van een kind, geboren, ongeboren, kan als een schaduw met je meereizen tot het einde van je toekomst. Hoe doe je dat?

Wie ben ik zonder jou? Het is soms een vraag, het begin van een reis naar het antwoord. Soms is het ook meer een wanhopige uitroep, die van de echo niets anders verwacht te horen dan niets – niets – niets.

Leven na verlies voelt dan ook wel eens alsof je een grens bent overgegaan, naar een niemandsland. Of, zoals een boekje over verlies van een geliefde heet: een land waar je de weg niet niet kent. De dood van een dierbare slaat gaten in ons richtingsgevoel.

Soms ga je bij de pakken neerzitten. Wat zou je nog verder gaan? Er zijn mensen die een groot deel van hun leven bevriezen, tot stilstand brengen, er een monument van maken, een museum voor wie ze zijn kwijtgeraakt. En het bezoek loopt op zijn tenen, durft geen vinger uit te steken. Maar zou je niet liever worden aangeraakt?

Er zijn ook mensen die denken over de nacht van het verlies heen te kunnen springen. Zo van de avond naar een nieuwe morgen. Maar onherroepelijk haalt de stekelige tijd je in.

Niet huilen, denken ze, want dan raak je achterop. Sterk zijn, denken ze, want zo had hij, had zij het gewild. Kom op, denken ze, want er zijn ergere dingen in de wereld. Is dat zo? Ja dat is zo. Doet dat er echt toe voor jouw verdriet? Nee, dat doet er echt niet toe.

Misschien begint je zo luisterend een beetje te dagen waarom we het verhaal van Jakob hebben gelezen vanmorgen. Hij is onderweg terug naar huis, naar de plek waar hij vandaan kwam, een leven geleden. Hij verloor zijn thuis, zijn ouders zijn inmiddels gestorven. Nu keert hij terug. Maar hij weet dat hij veranderd is, en hij weet dat die plek veranderd is.

En je ziet dan dat hij eigenlijk niet verder wil. Iedereen zet hij over de rivier, die als een soort grens tussen hem en de toekomst ligt. Maar zelf blijft hij aan de oude oever achter. Hij wil er niet aan, hij wil het land van de toekomst niet binnengaan. Hij blijft liever in het niemandsland.

Maar toch valt de nacht. Hij kan er niet onderdoor, hij kan er niet overheen, hij kan er niet omheen. En hij worstelt, die nacht.

Met wie worstelt hij? Of het nu een engel is, of God, of het beeld van wat hij gedwongen is te worden waar hij nog niet aan wil, of het beeld van wie hij was dat hij moet loslaten. Vandaag lees ik het als de worsteling met de vraag: wie ben ik nu ik onder ogen zie dat alles intussen anders is?

Maar als Jakob die worsteling eenmaal aangaat, of als de worsteling hem aangaat, dan gaat hij ook tot het gaatje. Dan is hij opeens weer heel gelovig, dan worstelt hij met God om zegen. Potverdorie, als ik hier dan doorheen moet, laat het dan ook ergens goed voor zijn, ik sla net zo lang op nacht tot die zijn zegen prijsgeeft.

Iemand schreef ooit: in het donkerste donker is altijd, ook al is het nog zo klein, een scherfje licht te ontdekken. En je zou wel gek zijn als je dat niet mee zou pakken.

In het verhaal duurt die worsteling een nacht. Maar we weten allemaal dat zo’n nacht heel lang kan duren. Dat we soms maar worstelen en worstelen met wat het leven ons in de armen heeft gesmeten en niet weten voor hoe lang. Maar we worstelen om zegen.

Dat is tenminste wat de schrijvers van het verhaal ons vertellen. Dat het op een gegeven moment dag zal worden. En dat we zullen merken dat we zijn veranderd. En dat we als veranderd mens het leven weer leren kennen, onszelf nieuw leren kennen, het licht weer kunnen zien. Van niemandsland oversteken naar de bewoonde wereld.

Sommige wonden zijn er niet om te helen. Daar zijn ze te dierbaar voor. Maar je kunt ze wel verzorgen. En ze zullen af en toe pijn blijven doen. Zoals Jakob gaan we na een groot verlies op een bepaalde manier mank door het leven. (Maar misschien is het de vergelijking die hier mank gaat.)

Hoe dan ook: mogen je worstelingen een worsteling om zegen zijn. Mag na de nacht van elk verlies de dag over je opgaan. Mag je je weg weer vinden, al is het mank. Mag je jezelf weer terug kennen wanneer een Ander je naam zegt. Mag je gezien worden, jij mens van God.

 

Het zij zo, amen.